Het systeem van sanctionering van fiscale fraude
Einde inhoudsopgave
Het systeem van sanctionering van fiscale fraude (FM nr. 166) 2021/1.5.6.1:1.5.6.1 Fraude door verschillende personen
Het systeem van sanctionering van fiscale fraude (FM nr. 166) 2021/1.5.6.1
1.5.6.1 Fraude door verschillende personen
Documentgegevens:
Dr. C. Hofman, datum 01-04-2021
- Datum
01-04-2021
- Auteur
Dr. C. Hofman
- JCDI
JCDI:ADS270179:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Algemeen
Belastingrecht algemeen / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Voorbeelden waarin de deelnemer (toevallig) op grond van de deelnemingsvormen ook aansprakelijk is, kunnen desalniettemin worden gebruikt, als in deze uitspraken bijvoorbeeld ook nuttige informatie naar voor komt over het systeem van sanctionering of over de typering van fiscaal frauduleus gedrag.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Belastingplichtigen kunnen zich behalve individueel, ook samen met iemand anders of in groepsverband schuldig maken aan fiscale fraude. Op dat moment komen de zogenoemde deelnemingsvormen in beeld. Als daders van een strafbaar feit kunnen worden gestraft zij die het feit plegen, doen plegen, medeplegen of uitlokken, aldus art. 47 WvSr, dat ook toepassing vindt op het fiscale strafrecht. Daarnaast kunnen worden gestraft zij die medeplichtig zijn, aldus art. 48 WvSr. In fiscaal bestuursrechtelijke zin gelden in dit verband dezelfde figuren, zij het op basis van art. 5:1 lid 2 Awb (de medepleger), en art. 67o AWR (de doen pleger, uitlokker en medeplichtige). De kwalificatie van de specifieke bijdrage van de deelnemer en de vraag of de juiste deelnemingsvorm van toepassing is verklaard, zijn voor dit onderzoek niet relevant. Het gaat immers om belastingplichtigen en hun eigen aansprakelijkheid in geval van fraude met betrekking tot hun eigen belastingzaken.1
Op grond van art. 5:1 lid 3 Awb en art. 51 WvSr kunnen overtredingen2 of strafbare feiten worden begaan door zowel natuurlijke personen als rechtspersonen. Op grond van art. 51 lid 2 WvSr en art. 5:1 lid 3 Awb kan, indien een strafbaar feit wordt begaan door een rechtspersoon, ook strafvervolging worden ingesteld tegen hen die tot het feit opdracht hebben gegeven, of daaraan feitelijk leiding hebben gegeven. Omdat deze thematiek interessant is in het licht van samenloopproblemen, wordt aan deze specifieke verhoudingen enige aandacht besteed, met name in paragraaf 5.3.9.
In het kader van de bestrijding van fiscale fraude door verschillende personen gepleegd, speelt ook art. 140 WvSr een rol. Art. 140 WvSr stelt deelneming aan een criminele organisatie strafbaar. De wetgever wil middels art. 140 WvSr de samenleving beschermen tegen het gevaar dat uitgaat van criminele en verboden organisaties. Dat gevaar bestaat niet alleen uit het plegen van misdrijven, maar ook uit de macht die een dergelijke criminele organisatie zou kunnen uitoefenen op haar leden of zelfs delen van de samenleving. Omdat het rechtsgoed dat beschermd wordt door art. 140 WvSr dusdanig specifiek is, wordt in dit onderzoek niet ingegaan op het raakvlak met fiscale fraude. Opgemerkt kan worden dat samenloop met fiscale fraude zeker mogelijk is. Omdat de strekking zo anders is dan die van bijvoorbeeld art. 69 AWR, zal geen sprake kunnen zijn van eendaadse samenloop, maar van meerdaadse samenloop (wat inhoudt dat er twee verschillende feiten aan de samenloop ten grondslag lagen). Omdat de focus ligt op dubbele bestraffing van één feit, wordt hierop verder niet ingegaan.