Wet Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 14-06-1992
- Bronpublicatie:
14-05-1992, Stb. 1992, 282 (uitgifte: 12-06-1992, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 22029 Overheid.nl: 22029)
- Inwerkingtreding
14-06-1992
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-1992, Stb. 1992, 282 (uitgifte: 12-06-1992, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 22029Overheid.nl: 22029)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Overheidsfinanciën / Bijzondere onderwerpen
1.
Met ingang van de overgangsdatum verkrijgt het in artikel 8, zevende lid, bedoelde personeelslid jegens de aan te wijzen instelling, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b of c, of artikel 2, vierde lid, onder B of C van de Pensioen- en Spaarfondsenwet 1952 (Stb. 275) aanspraken die in totaliteit gelijkwaardig zijn aan die welke het personeelslid op bedoeld tijdstip krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet (Stb. 1986, 540) heeft.
2.
De aanspraken die een personeelslid op wie het eerste lid van toepassing is, toekomen krachtens de Algemene burgerlijke pensioenwet, met uitzondering van de aanspraken die voor de overgangsdatum geldend zijn gemaakt of geldend gemaakt hadden kunnen worden, vervallen op de overgangsdatum, evenals de daaruit voortvloeiende verplichtingen van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds jegens dit personeelslid.
3.
Het bestuur van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds draagt aan de in het eerste lid bedoelde instelling een deel van het vermogen van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds over. De overdrachtssom wordt bepaald op basis van de aanspraken op ouderdomspensioen die krachtens de Algemeen burgerlijke pensioenwet ten behoeve van de in het eerste lid bedoelde personeelsleden zijn opgebouwd tot en met de dag voorafgaande aan de overgangsdatum. In de totale overdrachtssom zijn voorts tenminste een aan bedoelde aanspraken evenredig aandeel in de voorziening voor nabestaandenpensioenen en in de algemene reserve begrepen, een en ander volgens een door het Algemeen burgerlijk pensioenfonds op te stellen opgebouwde aansprakenbalans. Het over te dragen vermogen heeft hetzelfde rendementspotentieel als het bij het Algemeen burgerlijk pensioenfonds achterblijvende vermogen.
4.
Ten behoeve van de berekening van het effect voor het Algemeen burgerlijk pensioenfonds van het vervallen van de verplichtingen jegens de uitgetreden personeelsleden krachtens het tweede lid en van de waarde-overdracht krachtens het derde lid, maakt het Algemeen burgerlijk pensioenfonds een berekening van de waarde-overdracht indien deze gebaseerd zou zijn op lasten-min-baten. Hiertoe wordt voor de dag voorafgaande aan de overgangsdatum een evenwichtige lasten-en-batenbalans opgesteld voor deze groep personeelsleden.
Als basisbijdragepercentage wordt op deze balans ingezet het percentage dat in de toekomst nodig is om nog op te bouwen rechten van nieuwe deelgerechtigden in het Algemeen burgerlijk pensioenfonds juist te dekken zonder rekening te houden met toekomstige inflatie. Als inhaalbijdragepercentage wordt het percentage gebruikt dat nodig is om de lasten-en-batenbalans van het fonds in evenwicht te brengen.
5.
Het verschil tussen de waarde-overdracht krachtens het derde lid en de lasten-min-batenuitkomst krachtens het vierde lid wordt verrekend tussen het Algemeen burgerlijk pensioenfonds en het Ministerie van Financiën.
6
a.
Het bestuur van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds verstrekt aan een personeelslid als bedoeld in het eerste lid een schriftelijke opgave van de uit hoofde van zijn ambtenaarschap opgebouwde aanspraken ingevolge de Algemene burgerlijke pensioenwet en van de desbetreffende wiskundige reserve. Het desbetreffende personeelslid dient binnen twee maanden aan het bestuur van het Algemeen Burgerlijk pensioenfonds schriftelijk kenbaar te maken of hij met deze opgave instemt. Artikel N 15, eerste lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet is van overeenkomstige toepassing.
b.
De opgave van het bestuur van het Algemeen burgerlijk pensioenfonds als bedoeld onder a is een beslissing als bedoeld in artikel S 1, eerste lid, van de Algemene burgerlijke pensioenwet. De artikelen S 1 en S 2 van deze wet zijn van overeenkomstige toepassing.