De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/3.4.2.3:3.4.2.3 Verzuimen bij inschrijving ter rolle
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/3.4.2.3
3.4.2.3 Verzuimen bij inschrijving ter rolle
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS376245:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 17 december 1982, NJ 1984, 59 (WHH).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
96. Is een zaak eenmaal aanhangig gemaakt door het uitbrengen van een dagvaarding, dan moet eiser de zaak tijdig doen inschrijven op de rol van het gerecht waarvoor hij gedaagde heeft opgeroepen te verschijnen. Vóór de herziening van de wetttelijke regeling van het procesrecht in 2002 kon de gedaagde ingevolge art. 139 (oud) Rv de zaak op de aangezegde rechtsdag ter zitting op de rol doen inschrijven, indien eiser tijdige inschrijving had verzuimd. Vervolgens werd op voet van art. 75 (oud) Rv tegen de niet verschenen eiser verstek verleend en werd verweerder van instantie ontslagen, met verwijzing van eiser in de kosten. Eiser kon daartegen niet in verzet komen, maar kon wel opnieuw dagvaarden. In eerste aanleg had het verzuim om de zaak tijdig in te schrijven daarom doorgaans geen desastreuze gevolgen. In hoger beroep of in cassatie, waarop de regeling van de inschrijving ter rolle in eerste aanleg ook van toepassing was, lag dat echter anders. Na het ontslag van instantie van verweerder ging het vonnis waartegen de aanlegger beroep had ingesteld immers in kracht van gewijsde.
Volgde gedaagde niet de weg van de art. 139 en 75 (oud) Rv, dan bleef de zaak in het luchtledige hangen. Weliswaar was de zaak met een dagvaarding aanhangig gemaakt, maar de rechter droeg geen kennis van de zaak en kon deze niet behandelen. Omdat ook in deze gevallen het verstrijken van de termijn waarbinnen hoger beroep of cassatie tegen een uitspraak kon worden ingesteld dikwijls in de weg stond aan een tweede dagvaarding, had eiser in die gevallen een groot belang bij het instandhouden van de rechtskracht van de eerste dagvaarding en bij de mogelijkheid om de zaak alsnog in te schrijven en verweerder tegen een latere rechtsdag op te roepen.
Thans bepaalt het tweede lid van art. 125 Rv dat de aanhangigheid van het geding dan vervalt, tenzij binnen twee weken na de in de dagvaarding vermelde roldatum een geldig herstelexploot is uitgebracht. Dit tweede lid codificeert de vaste rechtspraak die de Hoge Raad met het hierna te bespreken arrest Van der Kroftgont1 vestigde.