NJ 2015/225
Verzoek tot matigen straf niet opgevat als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt.
HR 17-03-2015, ECLI:NL:HR:2015:642, m.nt. F. Vellinga-Schootstra
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 maart 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma, N. Jörg
- Zaaknummer
14/01275
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Noot
F. Vellinga-Schootstra
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS167754:1
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:642, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑03‑2015
ECLI:NL:PHR:2014:2378, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑09‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑05‑2014
- Wetingang
Art. 359 lid 2, lid 6 Sv
Essentie
De raadsvrouwe heeft verzocht de verdachte een straf op te leggen die niet een langere vrijheidsbeneming meebrengt dan hij reeds heeft ondergaan. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte reeds elf maanden in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, dat hij daarna vier maanden in vreemdelingenbewaring is gehouden waarna hij is uitgezet naar Marokko, en dat de detentie hem bijzonder zwaar is gevallen wegens medische problemen.
Het hof heeft het aangevoerde klaarblijkelijk niet opgevat als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Kennelijk ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.