Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken
Artikel 22 Rechtsmacht
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2004
- Bronpublicatie:
23-11-2001, Trb. 2004, 290 (uitgifte: 30-11-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-11-2001, Trb. 2004, 290 (uitgifte: 30-11-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / ICT
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Iedere Partij neemt de wetgevende en andere maatregelen die nodig zijn om rechtsmacht te vestigen met betrekking tot elk van de overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 11 van dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, wanneer het strafbare feit wordt begaan:
- a.
op haar grondgebied; of
- b.
aan boord van een schip dat de vlag van die Partij voert; of
- c.
aan boord van een luchtvaartuig dat onder de wetten van die Partij is geregistreerd; of
- d.
door een van haar onderdanen, indien het feit strafbaar is onder de strafwet van de Staat waar het is begaan of indien het feit is begaan buiten de territoriale rechtsmacht van enige Staat.
2.
Iedere Partij kan zich het recht voorbehouden de in het eerste lid, onderdelen b tot en met d, van dit artikel vervatte regels inzake rechtsmacht geheel of gedeeltelijk niet of slechts in bepaalde gevallen of onder specifieke voorwaarden toe te passen.
3.
Iedere Partij neemt de nodige maatregelen om rechtsmacht te vestigen met betrekking tot de in artikel 24, eerste lid, van dit Verdrag bedoelde strafbare feiten, in de gevallen waarin een vermoedelijke dader op haar grondgebied aanwezig is en zij deze, uitsluitend op grond van diens nationaliteit, na een verzoek om uitlevering niet aan een andere Partij uitlevert.
4.
Dit Verdrag sluit geen enkele strafrechtelijke rechtsmacht uit die een Partij uit hoofde van haar nationale recht bezit.
5.
Wanneer meer dan één Partij de rechtsmacht opeist over een gesteld feit dat als zodanig overeenkomstig dit Verdrag als strafbaar feit is aangemerkt, plegen de betrokken Partijen, waar dienstig, overleg met het oog op de vaststelling van de meest geschikte rechtsmacht om tot vervolging over te gaan.