TPWS 2018/45
Medeplegen voorbereidingshandelingen invoer cocaïne, art. 10a Opiumwet. Strafmotivering. Moet bij strafoplegging ex art. 63 Sr rekening worden gehouden met eerdere Deense veroordeling, die o.b.v. Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties in Nederland ten uitvoer wordt gelegd?
HR 06-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:306
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 maart 2018
- Zaaknummer
16/06130
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Internationaal strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:306, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑03‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1549, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 28‑11‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑06‑2017
Essentie
Medeplegen voorbereidingshandelingen invoer cocaïne, art. 10a Opiumwet. Strafmotivering. Moet bij strafoplegging ex art. 63 Sr rekening worden gehouden met eerdere Deense veroordeling, die o.b.v. Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties in Nederland ten uitvoer wordt gelegd?
Uitspraak
Aantekening redactie
Het Hof heeft de verdachte in deze zaak in 2016 voor o.m. het medeplegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne (art. 10a Opiumwet) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 32 maanden. Het middel klaagt over de motivering van de strafoplegging die tekort zou schieten gelet ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.