Einde inhoudsopgave
Landsverordening op de winstbelasting 1940 [Nederlandse Antillen]
Artikel 10 [Verliesverrekening]
Geldend
Geldend vanaf 18-08-2001
- Redactionele toelichting
De tekst van dit artikel, zoals deze luidde op 01-01-2005 is overgenomen uit Vakstudie Belastingen van de Koninkrijksdelen buiten Europa.
- Bronpublicatie:
03-08-2001, Publicatieblad Nederlandse Antillen 2001, 89 (uitgifte: 17-08-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
18-08-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
03-08-2001, Publicatieblad Nederlandse Antillen 2001, 89 (uitgifte: 17-08-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Algemeen
1.
Indien de berekening van de belastbare winst of van de binnenlandse winst leidt tot een negatief bedrag, wordt dit aangemerkt als een verlies. Een verlies wordt verrekend met de belastbare winst, onderscheidenlijk de binnenlandse winst, van de volgende tien jaren. Deze verrekening geschiedt in de volgorde waarin de verliezen zijn ontstaan en de winsten zijn genoten.
2.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, komen, wanneer bij toepassing van de regelen omtrent de bepaling van de winst over enig boekjaar van een onderneming welke aan de in de Landsverordening belastingfaciliteiten industriële ondernemingen (P.B. 1985, no. 146) of in de Landsverordening ter bevordering van bedrijfsvestiging en hotelbouw (P.B. 1953, no. 194, zoals gewijzigd) gestelde bepalingen en voorwaarden voldoet een verlies wordt becijferd, verliezen gemaakt in de eerste vier jaren na de inbedrijfstelling van die onderneming in mindering van de winst, te beginnen bij het eerste jaar waarin winst wordt gemaakt.
3.
De verrekening van het verlies met latere winst, bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt geen toepassing indien de activiteiten van de naamloze vennootschap geheel of nagenoeg geheel zijn gestaakt, tenzij de latere winst hoofdzakelijk ten goede kan komen aan de natuurlijke personen die daartoe ook onmiddellijk of middellijk gerechtigd waren op het tijdstip dat de activiteiten werden gestaakt.
4.
De Minister kan bij toepassing van het derde lid tegemoet komen aan onbillijkheden van overwegende aard.
5.
Het bepaalde in het tweede lid vindt overeenkomstige toepassing met betrekking tot verliezen geleden gedurende de eerste zes jaren sedert het ontstaan van de belastingplicht van lichamen als bedoeld in artikel 9A.