Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1303/2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij
Artikel 61 Concrete acties die na voltooiing netto-inkomsten genereren
Geldend
Geldend vanaf 02-08-2018
- Redactionele toelichting
De wijziging betreffende lid 7 wordt toegepast vanaf 01-01-2014. De wijziging betreffende de leden 1, 3, 5 en 8 wordt toegepast vanaf 02-08-2018.
- Bronpublicatie:
18-07-2018, PbEU 2018, L 193 (uitgifte: 30-07-2018, regelingnummer: 2018/1046)
- Inwerkingtreding
02-08-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-07-2018, PbEU 2018, L 193 (uitgifte: 30-07-2018, regelingnummer: 2018/1046)
- Vakgebied(en)
Overheidsfinanciën / EU-financiën
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Dit artikel is van toepassing op concrete acties die na voltooiing ervan netto-inkomsten genereren. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder ‘netto-inkomsten’ de instroom van kasmiddelen verstaan die de gebruikers genereren door rechtstreeks te betalen voor de door middel van de concrete actie verstrekte goederen of diensten, zoals rechtstreeks door de gebruikers betaalde vergoedingen voor het gebruik van infrastructuur, de verkoop of de verhuur van land of gebouwen, of betalingen voor diensten, minus alle operationele kosten en kosten voor de vervanging van uitrusting met een korte levensduur die in de overeenkomstige periode zijn gemaakt. Door de concrete actie gegenereerde besparingen op de operationele kosten, met uitzondering van besparingen die het gevolg zijn van de uitvoering van maatregelen op het gebied van energie-efficiëntie, worden als netto-inkomsten behandeld, tenzij deze worden tenietgedaan door een evenredige verlaging van de exploitatiesubsidies.
Indien niet alle investeringskosten voor medefinanciering in aanmerking komen, worden de netto-inkomsten verhoudingsgewijs toegerekend aan de wel en niet subsidiabele delen van de investeringskosten.
2.
De subsidiabele uitgaven van de concrete actie waarvoor medefinanciering uit de ESI-fondsen wordt verleend, worden van tevoren verminderd, waarbij rekening wordt gehouden met de netto-inkomsten die de concrete actie kan genereren binnen een specifieke referentieperiode die zowel de periode van uitvoering van de concrete actie als de periode na de voltooiing ervan bestrijkt.
3.
De mogelijke netto-inkomsten van de concrete actie worden vooraf bepaald aan de hand van een van de volgende methoden die de managementautoriteit kiest voor een sector, een subsector of een type concrete actie:
- a)
toepassing van een vast netto-inkomstenpercentage voor de sector of subsector van de concrete actie als omschreven in bijlage V of in een van de gedelegeerde handelingen bedoeld in de tweede, derde en vierde alinea;
- a bis)
toepassing van een door een lidstaat vastgesteld vast netto-inkomstenpercentage voor een sector of een subsector die niet onder a) valt. Alvorens het vaste percentage wordt toegepast, verifieert de verantwoordelijke auditautoriteit dat het vaste percentage is bepaald aan de hand van een eerlijke, billijke en verifieerbare methode op basis van historische gegevens en objectieve criteria;
- b)
berekening van de verlaagde netto-inkomsten van de concrete actie, waarbij rekening wordt gehouden met de passende referentieperiode voor de sector of subsector van de concrete actie, de gewoonlijk verwachte rentabiliteit van de betrokken investeringscategorie, de toepassing van het beginsel ‘de vervuiler betaalt’, alsook, in voorkomend geval, met billijkheidsoverwegingen met betrekking tot de relatieve welvaart van de betrokken lidstaat of regio.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 149 gedelegeerde handelingen vast te stellen in naar behoren gemotiveerde gevallen tot wijziging van bijlage V door de daarin vastgestelde vaste percentages bij te stellen, in voorkomend geval met inachtneming van historische gegevens, het eventuele terugverdienen van de kosten en het beginsel ‘de vervuiler betaalt’.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 149 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter vaststelling van vaste percentages voor sectoren en subsectoren op het gebied van ICT, OOI en energie-efficiëntie. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk op 30 juni 2015 van de gedelegeerde handelingen in kennis.
Voorts is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 149 gedelegeerde handelingen vast te stellen in naar behoren gemotiveerde gevallen ten aanzien van het toevoegen van aanvullende sectoren of subsectoren, met inbegrip van de subsectoren voor sectoren in bijlage V die onder de in artikel 9, eerste alinea, omschreven thematische doelstellingen vallen en door de ESI-fondsen worden gesteund.
Ingeval de in punt a) van de eerste alinea bedoelde methode wordt toegepast, wordt bij de toepassing van het vaste percentage rekening gehouden met alle netto-inkomsten die worden gegenereerd tijdens de uitvoering van de concrete actie en na de voltooiing ervan; deze netto-inkomsten worden derhalve achteraf niet afgetrokken van de subsidiabele uitgaven van de concrete actie.
Zodra er middels een gedelegeerde handeling overeenkomstig de derde en vierde alinea een vast percentage is vastgesteld voor een nieuwe sector of een subsector, kan de managementautoriteit ervoor kiezen de onder punt a) van de eerste alinea uiteengezette methode voor nieuwe concrete acties met betrekking tot de sector of subsector in kwestie toe te passen.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 149 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de onder punt b) van de eerste alinea bedoelde methode vast te stellen. Ingeval die methode wordt toegepast, worden de tijdens de uitvoering van de concrete actie gegenereerde netto-inkomsten die voortvloeien uit inkomstenbronnen waarmee geen rekening is gehouden bij het bepalen van de mogelijke netto-inkomsten van de concrete actie, uiterlijk in de door de begunstigde ingediende aanvraag voor de eindbetaling afgetrokken van de subsidiabele uitgaven van de concrete actie.
4.
De methode waarmee de netto-inkomsten worden afgetrokken van de uitgaven voor de concrete actie die zijn weergegeven in het bij de Commissie ingediende betalingsaanvraag wordt vastgesteld overeenkomstig nationale voorschriften.
5.
Als alternatief voor de toepassing van de in lid 3 van dit artikel omschreven methoden, kan het in artikel 60, lid 1, bedoelde maximale medefinancieringspercentage op verzoek van een lidstaat worden verlaagd voor een prioriteit of maatregel met betrekking tot welke voor alle ondersteunde concrete acties een uniform vast percentage overeenkomstig lid 3, eerste alinea, onder a), van dit artikel kan worden toegepast. De verlaging is minstens gelijk aan het bedrag dat wordt verkregen door het maximale medefinancieringspercentage van de Unie dat op grond van de fondsspecifieke voorschriften van toepassing is, te vermenigvuldigen met het betrokken vaste percentage als bedoeld in lid 3, eerste alinea, onder a).
6.
Wanneer het objectief niet mogelijk is de inkomsten vooraf te bepalen volgens een van de in de leden 3 of 5 beschreven methoden, worden de netto-inkomsten die binnen drie jaar na voltooiing van de concrete actie, of, als dit eerder is, tot aan het verstrijken van de termijn voor de indiening van de documenten voor afsluiting van een programma als vastgelegd in de fondsspecifieke voorschriften, worden gegenereerd, van de aan de Commissie gedeclareerde uitgaven afgetrokken.
7.
De leden 1 tot en met 6 zijn niet van toepassing op:
- a)
concrete acties of delen daarvan die uitsluitend uit het ESF worden gefinancierd;
- b)
concrete acties waarvan de totale subsidiabele kosten vóór toepassing van de leden 1 tot en met 6 niet meer dan 1 000 000 EUR bedragen;
- c)
terugvorderbare steun die volledig terugbetaald moet worden, alsook prijzen;
- d)
technische bijstand;
- e)
steun voor of uit financieringsinstrumenten;
- f)
concrete acties met overheidssteun in de vorm van forfaitaire bedragen of standaardschalen van eenheidskosten;
- g)
concrete acties die in het kader van een gemeenschappelijk actieplan worden uitgevoerd;
- h)
concrete acties waarvoor de steunbedragen of steunpercentages zijn vastgesteld in bijlage II bij de Elfpo-verordening of in de EFMZV-verordening.
Onverminderd het bepaalde in dit lid, eerste alinea, onder b), kan een lidstaat bij toepassing van lid 5 in de desbetreffende prioriteit of maatregel concrete acties opnemen waarvan de totale subsidiabele kosten vóór toepassing van lid 1 tot en met 6 niet hoger zijn dan 1 000 000 EUR.
8.
Voorts zijn de leden 1 tot en met 6 niet van toepassing op concrete acties waarvoor steun in het kader van het programma is aangemerkt als staatssteun.