Zie onder andere Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 31 oktober 2017, ECLI:NL:GHARL:2017:9379, rechtsoverwegingen 4.2 tot en met 4.4.
Rb. Zeeland-West-Brabant, 25-05-2022, nr. BRE 20/4808
ECLI:NL:RBZWB:2022:2888
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
25-05-2022
- Zaaknummer
BRE 20/4808
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2022:2888, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25‑05‑2022; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2024:1208, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 25‑05‑2022
Inhoudsindicatie
Deze uitspraak is niet voorzien van een samenvatting.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 20/4808
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende] , te [woonplaats] , belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.
Procesverloop
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende aanslagen watersysteemheffing ingezetenen en zuiveringsheffing woningen over 2019, met dagtekening 31 mei 2019 en aanslagnummer 32048482, (hierna: de aanslagen) opgelegd.
Belanghebbende heeft tegen de aanslagen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 10 januari 2020 heeft de heffingsambtenaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 13 april 2022. Belanghebbende was aanwezig. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [heffingsambtenaar] .
Overwegingen
1. Inleiding
Belanghebbende woont sinds februari 1969 met zijn ouders en andere gezinsleden aan [adres] te [woonplaats] . Zijn beide grootvaders waren militair van het Nederlands Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (hierna: KNIL). In september 2018 is zijn vader overleden.
2. Geschil
In geschil is of de heffingsambtenaar de aanslagen terecht aan belanghebbende heeft opgelegd.
3. Standpunt belanghebbende
Belanghebbende voert aan dat de heffingsambtenaar niet bevoegd is om aan hem aanslagen watersysteemheffing en zuiveringsheffing op te leggen, omdat deze waterschapsbelasting van toepassing is op ingezetenen van het Koninkrijk der Nederlanden. Belanghebbende is een staatsburger van de Republiek der Verenigde Staten van Indonesië, die op grond van de Regeling Militaire aangelegenheden tijdelijk in Nederland verblijft, waarbij het Rijksverzorgingsbeleid voor Ambonezen van toepassing is. Dit betekent volgens belanghebbende dat hij geen ingezetene van het Koninkrijk der Nederlanden is, dat de Waterschapswet, de Gemeentewet en de Algemene wet inzake rijksbelastingen op hem niet van toepassing zijn en dat de aanslagen ten onrechte aan hem zijn opgelegd. Omdat het Rijksverzorgingsbeleid voor Ambonezen wordt bekostigd door inhouding op de KNIL-inkomsten van zijn grootvader, doet belanghebbende een beroep op artikel 8, eerste lid, van de Overgangsovereenkomst (Stb. 1949 No. J 570). Ter zitting heeft belanghebbende zijn overige in het beroepschrift en de aanvullingen daarop genoemde gronden uitdrukkelijk verlaten.
4. Beoordeling
Bevoegdheid opleggen aanslagen
4.1
Op grond van artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet, geschiedt de heffing van gemeentelijke belastingen met toepassing van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR). Het tweede lid, onderdeel b, van dit artikel bepaalt dat de bevoegdheden met betrekking tot de gemeentelijke belastingen gelden voor de gemeenteambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen. Ten aanzien van de watersysteemheffing en zuiveringsheffing bepaalt artikel 123, tweede lid, van de Waterschapswet, dat de AWR van toepassing is en het derde lid van dit artikel bepaalt dat de ambtenaar van het waterschap bevoegd is. Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de heffingsambtenaar op grond van het nationale recht bevoegd is de aanslagen op te leggen.
De rechtbank is van oordeel dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de heffing van waterschapsbelasting ten aanzien van belanghebbende afstuit op enige wettelijke dan wel verdragsrechtelijke bepaling. Dat belanghebbende een nakomeling is van een ex-KNIL-militair leidt niet tot de conclusie dat de Waterschapswet en de van toepassing zijnde Verordeningen niet op hem van toepassing zijn. Evenmin kan belanghebbende aan het Rijksverzorgingsbeleid voor Ambonezen het recht of het vertrouwen ontlenen dat de Waterschapswet voor hem niet geldt.1.Daarnaast verwijst de rechtbank naar jurisprudentie2.waarin is geoordeeld dat noch de regelingen waarnaar belanghebbende (telkens) in de gedingstukken verwijst, noch wat hij daarover - ook in eerdere beroepsprocedures - heeft gesteld, inhouden dat belanghebbende recht heeft op een vrijstelling van waterschapsbelasting. De verwijzing van belanghebbende in deze zaak naar de status van de Bond ex-KNIL-militairen-op-weg-naar-huis en artikel 8, eerste lid, van de Overgangsovereenkomst leidt de rechtbank niet tot een andere conclusie. De heffingsambtenaar is bevoegd aan belanghebbende aanslagen gemeentelijke heffingen op te leggen.
De aanslagen
4.2
De rechtbank overweegt dat uit de Waterschapswet en de Verordening watersysteemheffing waterschap Brabantse Delta 2019 (hierna: de Verordening watersysteemheffing) volgt dat degene die ingezetene is en gebruik maakt van woonruimte, een watersysteemheffing is verschuldigd. Ingezetene in de zin van de Waterschapswet is degene die aan het begin van het kalenderjaar is ingeschreven in de basisregistratie personen (hierna: BRP) van een gemeente in het gebied van het waterschap.3.Niet in geschil is dat belanghebbende staat ingeschreven in de BRP van de gemeente [woonplaats] en dat hij gebruik maakt van woonruimte op het adres [adres] te [woonplaats] . Op grond van deze gegevens is belanghebbende een watersysteemheffing verschuldigd. De heffingsambtenaar heeft daarom op goede gronden een aanslag watersysteemheffing aan belanghebbende opgelegd. Of belanghebbende, zoals hij stelt, niet als ingezetene van het Koninkrijk der Nederlanden kan worden aangemerkt, wat daar ook van zij, doet hier niet aan af.
4.3
Vervolgens overweegt de rechtbank dat uit de Waterschapswet en de Verordening op de heffing en invordering van zuiveringsheffing waterschap Brabantse Delta 2019 (hierna: de Verordening zuiveringsheffing) volgt dat degene die het gebruik heeft van woonruimte in het gebied van het waterschap een zuiveringsheffing verschuldigd is, indien vanuit de woning wordt afgevoerd.4.Belanghebbende heeft niet betwist dat hij het gebruik heeft van woonruimte in [woonplaats] en dat er vanuit de woning wordt afgevoerd. Daaruit volgt dat hij een zuiveringsheffing verschuldigd is. Ingezetenschap is geen voorwaarde voor het opleggen en het verschuldigd zijn van een zuiveringsheffing. De heffingsambtenaar heeft op goede gronden een aanslag zuiveringsheffing aan belanghebbende opgelegd.
4.4
Belanghebbende heeft niet betwist dat de aanslagen overeenkomstig de Verordening watersysteemheffing en de Verordening zuiveringsheffing zijn berekend.
4.5
De beroepsgrond van belanghebbende dat niet hij, maar de Staat der Nederlanden
- met de ingehouden KNIL-inkomsten van zijn grootvader - de aanslagen watersysteemheffing en zuiveringsheffing dient te betalen, slaagt niet. In deze beroepsprocedure is uitsluitend de heffing en niet de invordering van de aanslagen aan de orde, zodat de rechtbank over de invordering geen oordeel kan geven. Het behoort niet tot de bevoegdheid van de belastingrechter om te oordelen over de invordering van - rechtsgeldig opgelegde - aanslagen. Belanghebbende dient zich hiervoor tot de burgerlijke rechter te wenden.5.
5. Conclusie
De heffingsambtenaar heeft terecht aanslagen watersysteemheffing en zuiveringsheffing aan belanghebbende opgelegd. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard.
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 25 mei 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bijlage - wettelijk kader
Gemeentewet
Artikel 231 van de Gemeentewet (voor zover van toepassing)
1. Onverminderd het overigens in deze paragraaf bepaalde geschieden de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen met toepassing van de Algemene wet, de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen als waren die belastingen rijksbelastingen.
2. Onverminderd het overigens in deze paragraaf bepaalde gelden de bevoegdheden en de verplichtingen van de hierna vermelde, in de Algemene wet, de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen genoemde functionarissen, met betrekking tot de gemeentelijke belastingen voor de daarachter genoemde colleges of functionarissen:
b. de inspecteur: de gemeenteambtenaar, belast met de heffing van gemeentelijke belastingen.
Waterschapswet
Artikel 116 van de Waterschapswet (voor zover van toepassing)
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. ingezetene: degene die blijkens de basisregistratie personen bij het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied van het waterschap en die aldaar gebruik heeft van woonruimte, met dien verstande dat gebruik van woonruimte door de leden van een gezamenlijke huishouding wordt aangemerkt als gebruik door een lid van dat huishouden, dat wordt aangewezen door de in artikel 123, derde lid, onderdeel b, bedoelde ambtenaar van het waterschap;
b. woonruimte: een ruimte die blijkens zijn inrichting bestemd is om als een afzonderlijk geheel te voorzien in woongelegenheid en waarvan de delen blijkens de inrichting van die ruimte niet bestemd zijn om afzonderlijk in gebruik te worden gegeven;
Artikel 117, eerste lid, aanhef en onder a, van de Waterschapswet
Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem wordt onder de naam watersysteemheffing een heffing geheven van hen die ingezetenen zijn.
Artikel 122c van de Waterschapswet
Voor de toepassing van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt (voor zover van belang) verstaan onder:
b. riolering: een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, in beheer bij een gemeente;
c. afvoeren: het brengen van stoffen op een riolering of op een zuiveringtechnisch werk;
d. stoffen: afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen;
h. woonruimte: een ruimte als bedoeld in artikel 116, onder b.
Artikel 122d van de Waterschapswet (voor zover van toepassing)
1. Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, wordt onder de naam zuiveringsheffing een heffing ingesteld ter zake van afvoeren.
2. Aan de heffing worden onderworpen:
a. ter zake van afvoeren vanuit een bedrijfsruimte of woonruimte: degene die het gebruik heeft van die ruimte;
b. ter zake van het afvoeren anders dan bedoeld onder a: degene die afvoert.
Artikel 123, tweede lid, van de Waterschapswet
Onverminderd het overigens in dit hoofdstuk bepaalde geschieden de heffing en de invordering van waterschapsbelastingen met toepassing van de Algemene wet, de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen als waren die belastingen rijksbelastingen.
Verordening watersysteemheffing waterschap Brabantse Delta 2019
Artikel 1, aanhef en onder a, van de Verordening watersysteemheffing
Deze verordening verstaat onder ingezetene: degene die blijkens de basisregistratie personen bij het begin van het kalenderjaar woonplaats heeft in het gebied van het waterschap en die aldaar gebruik heeft van woonruimte.
Artikel 2, eerste lid, van de Verordening watersysteemheffing
Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem wordt onder de naam watersysteemheffing een directe belasting geheven.
Verordening op de heffing en invordering van zuiveringsheffing waterschap Brabantse Delta 2019
Artikel 3 van de Verordening zuiveringsheffing (voor zover van belang)
1. Ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de behartiging van de taak inzake het zuiveren van afvalwater, wordt onder de naam zuiveringsheffing een directe belasting geheven ter zake van direct of indirect afvoeren op een zuiveringstechnisch werk in beheer bij het waterschap.
2. Aan de heffing worden onderworpen:
a. ter zake het afvoeren vanuit een woonruimte of een bedrijfsruimte: degene die het gebruik heeft van die ruimte.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 25‑05‑2022
Vergelijk Gerechtshof Amsterdam, 12 maart 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1724, bekrachtigd door de Hoge Raad bij arrest van 25 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2812, en Gerechtshof Amsterdam, 8 augustus 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2882.
Artikel 122d, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder a, van de Waterschapswet en artikel 3, eerste lid en tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening zuiveringsheffing.
Zie Gerechtshof Amsterdam, 8 augustus 2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:2882.