ABRvS, 29-04-2008, nr. 200801320/1
ECLI:NL:RVS:2008:BD0770
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
29-04-2008
- Magistraten
Mrs. R.W.L. Loeb, B. van Wagtendonk, Ch.W. Mouton
- Zaaknummer
200801320/1
- LJN
BD0770
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2008:BD0770, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 29‑04‑2008; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
AB 2008/195 met annotatie van P.J. Stolk
Gst. 2008, 121 met annotatie van Redactie
Uitspraak 29‑04‑2008
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 16 januari 2008 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander (hierna: het dagelijks bestuur) [appellant] gewaarschuwd dat hij niet langer aan een vereiste voor lidmaatschap van de raad van de deelgemeente Prins Alexander (hierna onderscheidenlijk: de deelraad en de deelgemeente) voldoet.
Mrs. R.W.L. Loeb, B. van Wagtendonk, Ch.W. Mouton
Partij(en)
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 januari 2008 heeft het dagelijks bestuur van de deelgemeente Prins Alexander (hierna: het dagelijks bestuur) [appellant] gewaarschuwd dat hij niet langer aan een vereiste voor lidmaatschap van de raad van de deelgemeente Prins Alexander (hierna onderscheidenlijk: de deelraad en de deelgemeente) voldoet.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 februari 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 5 maart 2008.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe door de Afdeling in de gelegenheid gesteld, heeft de Kiesraad een reactie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 maart 2008, waar [appellant] in persoon en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. E. van Lunteren en E.J. Boddé, beiden ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1
Ingevolge artikel X 1, eerste lid, van de Kieswet houdt een lid van een vertegenwoordigend orgaan op lid te zijn, zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat hij een van de vereisten voor het lidmaatschap niet bezit of een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult.
Ingevolge artikel X 5, eerste lid, geeft een lid van de gemeenteraad, wanneer hij komt te verkeren in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1, hiervan kennis aan de raad, met vermelding van de reden.
Ingevolge het tweede lid waarschuwen burgemeester en wethouders de belanghebbende schriftelijk, indien de kennisgeving niet is gedaan en zij van oordeel zijn dat een lid van de gemeenteraad verkeert in een van de gevallen, genoemd in het eerste lid van artikel X 1.
Ingevolge artikel 2 van de Gemeentewet wordt in deze wet onder ingezetenen verstaan: zij die hun werkelijke woonplaats in de gemeente hebben.
Ingevolge artikel 3 worden zij die als ingezetene met een adres zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van een gemeente voor de toepassing van deze wet, behoudens bewijs van het tegendeel, geacht in die gemeente hun werkelijke woonplaats te hebben.
Ingevolge artikel 88 is, om lid te kunnen zijn van een deelraad, vereist dat men ingezetene is van het desbetreffende deel van de gemeente en overigens voldoet aan de vereisten voor het lidmaatschap van de raad.
2.2
Bij besluit van 16 januari 2008 heeft het dagelijks bestuur aan [appellant] een waarschuwing, als bedoeld in artikel X 5, tweede lid, van de Kieswet, gegeven, omdat hij zijn werkelijke woonplaats niet in de deelgemeente heeft en derhalve niet aan één van de vereisten voor het lidmaatschap van de deelraad voldoet. Hieraan heeft het ten grondslag gelegd dat de in de deelgemeente gelegen woning, waar [appellant] tot medio december 2007 heeft gewoond en waar hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens staat ingeschreven, leeg staat en te huur wordt aangeboden.
2.3
[appellant] betoogt dat het dagelijks bestuur hem deze waarschuwing ten onrechte heeft gegeven. In de periode van 10 december 2007 tot 4 februari 2008 is hij weliswaar voornamelijk buiten de deelgemeente woonachtig geweest, maar hij heeft nooit de intentie gehad buiten de deelgemeente te gaan wonen. Hij heeft zijn in de deelgemeente gelegen woning op 10 december 2007 onvrijwillig verlaten, heeft in afwachting van een nieuwe woning, die binnen de deelgemeente is gelegen, op diverse adressen verbleven en heeft sinds 4 februari 2008 zijn werkelijke woonplaats weer in de deelgemeente, aldus [appellant]. Het gaat volgens hem slechts om een wat lange verhuizing.
2.3.1
Nu, naar niet in geschil is, de eerder door [appellant] bewoonde woning leeg stond en te huur werd aangeboden en gelet op hetgeen [appellant] hierover heeft verklaard, heeft het dagelijks bestuur zich op het standpunt mogen stellen dat deze ten tijde van de waarschuwing, hoewel ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, niet aan het voor het lidmaatschap van de deelraad gestelde vereiste van het zijn van ingezetene van de deelgemeente voldeed. Nu [appellant] voorts geen formele kennisgeving aan de deelraad, als bedoeld in artikel X 5, eerste lid, van de Kieswet heeft gedaan, heeft het hem terecht met toepassing van het bepaalde in het tweede lid van dat artikel gewaarschuwd. Dat [appellant] vanaf 4 februari 2008 zijn werkelijke woonplaats weer binnen de deelgemeente heeft en het niet voldoen aan dat vereiste derhalve tijdelijk van aard was, leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat dit een omstandigheid van ná dat besluit is die aan de rechtmatigheid daarvan niet afdoet.
2.4
Het beroep is ongegrond.
2.5
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. Ch.W. Mouton, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb
voorzitter
w.g. Dallinga
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2008