ABRvS, 26-09-2007, nr. 200700849/1
ECLI:NL:RVS:2007:BB4344
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
26-09-2007
- Zaaknummer
200700849/1
- LJN
BB4344
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2007:BB4344, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 26‑09‑2007; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBZUT:2006:AZ4978
- Wetingang
- Vindplaatsen
AB 2007, 401 met annotatie van O.J.D.M.L. Jansen
JB 2007/208
JV 2007/482
Uitspraak 26‑09‑2007
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 25 mei 2005 heeft appellant (hierna: de staatssecretaris) aan "Protect Diensten B.V." (hierna: Protect) op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav) een bestuurlijke boete ter hoogte van € 40.000 opgelegd.
200700849/1.
Datum uitspraak: 26 september 2007
RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. 06/890 van de rechtbank Zutphen van 15 december 2006 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Protect Diensten B.V.", gevestigd te Didam,
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 mei 2005 heeft appellant (hierna: de staatssecretaris) aan "Protect Diensten B.V." (hierna: Protect) op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav) een bestuurlijke boete ter hoogte van € 40.000 opgelegd.
Bij besluit van 27 februari 2006 heeft de staatssecretaris het daartegen door Protect gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 15 december 2006, verzonden op 19 december 2006, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen door Protect ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het besluit van 25 mei 2005 herroepen, de opgelegde boete op nihil bepaald en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 februari 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 19 maart 2007 heeft Protect van antwoord gediend. Bij brief van 15 juni 2007 heeft Protect een nader stuk ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juli 2007, waar de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (hierna: de minister), vertegenwoordigd door mr. M. Hokke en mr. M.J.H. Grandiek, beiden werkzaam bij het ministerie, en Protect, vertegenwoordigd door [directeur], bijgestaan door mr. M.H. van Daal, advocaat te Apeldoorn, zijn verschenen. Voorts is ter zitting verschenen [accountmanager] bij Protect.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel b, onder 1˚ van de Wav wordt onder werkgever verstaan degene die in de uitoefening van een ambt, beroep of bedrijf een ander arbeid laat verrichten.
Ingevolge artikel 2, eerste lid, is het een werkgever verboden een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, draagt de werkgever die door een vreemdeling arbeid laat verrichten bij een andere werkgever er bij de aanvang van de arbeid door de vreemdeling onverwijld zorg voor dat de werkgever bij wie de arbeid feitelijk wordt verricht een afschrift van het document, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1˚ tot en met 3˚, van de Wet op de identificatieplicht, van de vreemdeling ontvangt.
Ingevolge artikel 15, tweede lid, stelt de werkgever die het afschrift van het document, bedoeld in het eerste lid, ontvangt, de identiteit van de vreemdeling vast aan de hand van het genoemde document en neemt het afschrift op in de administratie.
Ingevolge artikel 15, vierde lid, verstrekt de vreemdeling een op hem betrekking hebbend document als bedoeld in artikel 1, onder 1˚ tot en met 3˚, van de Wet op de identificatieplicht aan de werkgever, die het afschrift van het document, bedoeld in het eerste lid, ontvangt, en stelt hij die werkgever in de gelegenheid een afschrift van dit document te maken.
Ingevolge artikel 18 wordt het niet naleven van de artikelen 2, eerste lid, en 15 als beboetbaar feit aangemerkt.
Ingevolge artikel 19a, eerste lid, legt een daartoe door de minister aangewezen, onder hem ressorterende ambtenaar namens hem de boete op aan degene op wie de verplichtingen rusten welke voortvloeien uit deze wet, voor zover het niet naleven daarvan is aangeduid als een beboetbaar feit.
Ingevolge artikel 19d, eerste lid, voor zover thans van belang, is de hoogte van de boete, die voor een beboetbaar feit kan worden opgelegd, indien begaan door een rechtspersoon, gelijk aan de geldsom van ten hoogste € 45.000.
Ingevolge artikel 19d, derde lid, stelt de minister beleidsregels vast waarin de boetebedragen voor de beboetbare feiten worden vastgesteld.
Volgens beleidsregel 1 van de Beleidsregels boeteoplegging Wav, zoals die ten tijde van belang luidden (hierna: de beleidsregels), wordt bij de berekening van een boete, als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, voor alle beboetbare feiten als uitgangspunt gehanteerd de normbedragen die zijn neergelegd in de Tarieflijst boetenormbedragen bestuurlijke boete Wav (hierna: de Tarieflijst), die als bijlage bij de beleidsregels is gevoegd.
Volgens de Tarieflijst is het boetenormbedrag voor overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav, gesteld op € 8.000.
2.2. De staatssecretaris betoogt dat, samengevat weergegeven, de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet kan worden volgehouden dat Protect niet aan de op de werkgever rustende verplichting om de identiteit van de bij haar werkzame vreemdelingen te controleren heeft voldaan. De rechtbank heeft voorts ten onrechte overwogen dat de overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav, niet aan Protect is toe te rekenen, aldus de staatssecretaris. Er is sprake van het ontbreken van verwijtbaarheid als de werkgever alles heeft gedaan wat in redelijkheid van hem verwacht mag worden om de overtreding te voorkomen. Hoewel Protect stelt dat zij de paspoorten van de desbetreffende vreemdelingen met behulp van een UV-lamp en het Practisch Handboek Vreemdelingen & Arbeid (hierna: het handboek) heeft gecontroleerd, heeft zij aan de uitkomst van dat onderzoek ten onrechte niet de conclusie verbonden dat de vreemdelingen zich niet met geldige identiteitsbewijzen hebben geïdentificeerd. Ter zitting is door de minister, ter nadere onderbouwing van dit betoog, nog verklaard dat in het handboek het standaard lettertype van een origineel Grieks paspoort is opgenomen en dat de paspoorten van de desbetreffende vreemdelingen een duidelijk afwijkend lettertype hadden, waarbij het onder meer de letters P, M, A en S alsmede de cijfers 1 en 3 betreft.
2.2.1. Vast staat dat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, sprake is van overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav, en dat de staatssecretaris in beginsel bevoegd was ter zake van de beboetbare feiten een boete op te leggen.
2.2.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 11 juli 2007 in zaak no.200700456/1) wordt in situaties waarin sprake is van het volledig ontbreken van verwijtbaarheid van boeteoplegging afgezien. Daartoe dient de werkgever aannemelijk te maken dat hij de maximale van hem te vergen zorg heeft betracht ter voorkoming van de overtreding. In die uitspraak heeft de Afdeling tevens overwogen dat een zeer beperkte mate van verwijtbaarheid aanleiding kan geven de opgelegde boete te matigen.
Protect heeft, naar onbetwist is gesteld, de paspoorten van de desbetreffende vreemdelingen gecontroleerd, bestaande uit een onderzoek naar de echtheid met gebruikmaking van een UV-lamp en het handboek.
Protect heeft dienaangaande onder meer verklaard dat bij de controle gebruik is gemaakt van het handboek, maar haar de hiervoor door de minister vermelde evidente afwijkingen met betrekking tot het lettertype niet zijn opgevallen. Met de minister moet worden geconstateerd dat Protect onder deze omstandigheden niet de maximale van haar te vergen zorg heeft betracht ter voorkoming van de geconstateerde overtredingen en dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de overtredingen niet aan Protect kunnen worden toegerekend.
Er is, met name gelet op de inspanningen die Protect zich wel heeft getroost om de geconstateerde overtredingen te voorkomen, naar het oordeel van de Afdeling in dit geval echter sprake van een zeer beperkte mate van verwijtbaarheid die grond biedt tot matiging van de opgelegde boete. De Afdeling ziet aanleiding bij wijze van zelf voorzien de opgelegde boete te matigen tot een totaalbedrag van € 20.000, te weten € 4.000 per gedraging in strijd met artikel 2, eerste lid, van de Wav.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van Protect gegrond verklaren en het besluit van 27 februari 2006 vernietigen. De Afdeling zal op de hierna te melden wijze in de zaak voorzien en bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
2.4. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 15 december 2006 in zaak no. WET 06/890;
III. verklaart het door Protect Diensten B.V. bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 februari 2006, kenmerk AI/JZ/2006/17344;
V. herroept het besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 mei 2005, kenmerk 070500935/03;
VI. bepaalt dat het bedrag van de boete wordt vastgesteld op € 20.000 (zegge: twintigduizend euro);
VII. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VIII. veroordeelt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Protect Diensten B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Protect Diensten B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
IX. gelast dat de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Protect Diensten B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, Voorzitter, en mr. M.A.A. Mondt-Schouten en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. H.W. Groeneweg, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Wagtendonk
Voorzitter
w.g. Groeneweg
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 26 september 2007
32-382-510.