RN 2011/90
Ontbindende voorwaarde. Wat is de positie van de hypotheekhoudende bank bij onderhandse verkoop ten aanzien van de koper en de schuldenaar?
HR 10-06-2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6163 (ING/Kreuger)
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
10 juni 2011
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser, C.E. Drion
- Zaaknummer
09/02453
- Conclusie
A-G Rank-Berenschot
- LJN
BP6163
- Roepnaam
ING/Kreuger
- JCDI
JCDI:ADS647958:1
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtshandelingen
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Verbintenissenrecht / Algemeen
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
Hypotheken (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2011:BP6163, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 10‑06‑2011
ECLI:NL:PHR:2011:BP6163, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑02‑2011
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑12‑2008
- Wetingang
BW art. 3:269, 6:23
Essentie
Ontbindende voorwaarde. Openbare verkoop.
Wat is de positie van de hypotheekhoudende bank bij onderhandse verkoop ten aanzien van de koper en de schuldenaar?
Samenvatting
In een veilingprocedure verkoopt de executerende bank een appartementsrecht aan Kreuger. In de koopovereenkomst wordt, naast de gebruikelijke bepalingen en bedingen, als ontbindende voorwaarde opgenomen dat de vereiste toestemming van de voorzieningenrechter op grond van art. 548 lid 2 Rv jo. art. 3:268 lid 2 BW niet of niet onvoorwaardelijk is verkregen. Bij de mondelinge behandeling van het verzoek om de toestemming te verkrijgen, wordt overeengekomen dat de geëxecuteerde nog binnen een week de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.