Rb. Leeuwarden, 14-01-2009, nr. 84685 / HA ZA 07-689
ECLI:NL:RBLEE:2009:BH0633
- Instantie
Rechtbank Leeuwarden
- Datum
14-01-2009
- Zaaknummer
84685 / HA ZA 07-689
- LJN
BH0633
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLEE:2009:BH0633, Uitspraak, Rechtbank Leeuwarden, 14‑01‑2009; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
JPF 2009/45
SJP 2009/217
Uitspraak 14‑01‑2009
Inhoudsindicatie
Huwelijkse voorwaarden. Koude uitsluiting van echtgenote. Aan deze echtgenote komt desondanks een redelijk vergoedingsrecht toe. Echtgenote dient in dezelfde toestand te worden gebracht als waarin zij zou verkeren indien er sprake was geweest van een gemeenschap van goederen. Pensioenverevening.
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 84685 / HA ZA 07-689
Vonnis van 14 januari 2009
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. F.P. van Dalen,
tegen
1. [a],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [a],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[b].,
gevestigd te [woonplaats],
hierna te noemen: [b].,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[c],
gevestigd te [woonplaats],
hierna te noemen: [c],
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[d],
gevestigd te [woonplaats],
hierna te noemen: Camping [a] B.V.,
gedaagden,
hierna tezamen te noemen [a] c.s.,
advocaat mr. T.H. Pasma.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1. De rechtbank heeft opnieuw kennisgenomen van de processtukken waaronder ook het tussenvonnis van 8 oktober 2008. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de akte, tevens wijziging van eis van de zijde van [eiseres];
- het akteverzoek van de zijde van [a] c.s.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De standpunten van partijen in de akten na tussenvonnis
2.1. In het tussenvonnis is [eiseres] in de gelegenheid gesteld haar vordering nader toe te lichten en zijn beide partijen in de gelegenheid gesteld zich bij akte over de hoogte van het vergoedingsrecht van [eiseres] uit te laten.
2.2. Bij akte, tevens wijziging van eis, heeft [eiseres] haar eis vermeerderd en in aanvulling op de vorderingen, zoals weergegeven in het petitum van de dagvaarding, gevorderd dat de rechtbank bij vonnis -voor zover mogelijk- uitvoerbaar bij voorraad:
I. [a] zal veroordelen om aan [eiseres] te betalen een bedrag ad EUR 4.077.795,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 november 2008 tot aan de datum der algehele voldoening;
II. [c] zal veroordelen om aan [eiseres] in verband met de beëindiging van vof [c] te betalen een bedrag ad EUR 189.913,- te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 januari 2007 tot aan de datum van algehele voldoening;
III. [b]. zal veroordelen om binnen één maand na het in dezen te wijzen vonnis een bedrag ad EUR 47.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2007 tot aan de datum van algehele voldoening over te maken op een door [eiseres] aan te wijzen rekeningnummer van een te goede naam en faam bekendstaande verzekeringsmaatschappij in Nederland.
2.3. [eiseres] heeft aan deze vermeerdering van eis het volgende ten grondslag gelegd. Partijen hebben tijdens de comparitie van 7 april 2008 uitdrukkelijk te kennen gegeven dat het geenszins de bedoeling is geweest van de koude uitsluiting om [a] te bevoordelen en om alleen hem te laten profiteren van een vermogensvermeerdering, die mede door de inspanningen van [eiseres] tot stand is gekomen. Het is daarom redelijk dat partijen met elkaar afrekenen als waren zij in algehele gemeenschap van goederen gehuwd. Het voorhuwelijkse vermogen en eventuele schenkingen en nalatenschappen dienen buiten de fictieve gemeenschap gelaten te worden. Immers op deze wijze wordt de vermogensvermeerdering die is opgetreden tijdens het huwelijk en die mede door de inspanningen van [eiseres] tot stand is gekomen op een wijze verdeeld die partijen voor ogen hadden tijdens het aangaan van de huwelijkse voorwaarden. [eiseres] heeft tijdens het huwelijk een vermogen gegenereerd van EUR 243.000,-. Dit vermogen kan worden betiteld als het aandeel van [eiseres] in de vermogensvermeerdering zoals gegenereerd tijdens het huwelijk. [a] heeft tijdens het huwelijk een vermogen gevormd dat een waarde heeft van EUR 8.398.590,-. Indien partijen thans een zelfde soort aandeel in het vermogen dat is gevormd tijdens het huwelijk zullen krijgen, betekent dit dat [a] aan [eiseres] dient te betalen een bedrag van EUR 8.155.590 : 2 = EUR 4.077.795,-. [eiseres] heeft in de dagvaarding aangegeven dat [c] aan haar een bedrag dient te betalen van EUR 194.889,-, zijnde de waarde van haar aandeel in de ontbonden vof [c]. Zij kan ermee akkoord gaan dat op dit bedrag een bedrag van EUR 4.500,- in mindering wordt gebracht in verband met de overname van de auto Renault Kangoo en een bedrag van EUR 476,- in verband met verzekeringskosten van deze auto. [eiseres] kan er niet mee akkoord gaan dat andere bedragen in mindering worden gebracht op haar aandeel in de vof. Derhalve vordert zij dat [c] wordt veroordeeld om aan haar te betalen een bedrag van EUR 189.913,- te vermeerderen met de wettelijke rente. Ten aanzien van de ingestelde vorderingen als genoemd in het tussenvonnis in r.o. 3.1. onder de punten 3, 4 en 6 merkt [eiseres] op dat deze vorderingen voorwaardelijk zijn ingesteld. Deze vorderingen behoeven niet te worden behandeld indien de rechtbank aan [eiseres] een vergoedingsrecht zal toekennen. Verder stelt [eiseres] dat zij recht heeft op de helft van de waarde van de pensioenvoorziening per 31 december 2006. Schattenderwijs gaat zij ervan uit dat de waarde van de pensioenvoorziening per 31 december 2006 EUR 95.000,- bedroeg. Tot slot merkt [eiseres] op dat als haar vordering als genoemd in r.o. 2.2. onder III wordt toegewezen, de vorderingen als genoemd in het tussenvonnis in r.o. 3.1. onder de punten 8 en 9 niet meer behandeld hoeven te worden.
2.4. In hun akte(verzoek) bestrijden [a] c.s. allereerst het oordeel van de rechtbank in het tussenvonnis dat [a] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverkorte handhaving van de koude uitsluiting niet mag verwachten en dat [eiseres] een redelijk vergoedingsrecht toekomt. Daaraan gaat de rechtbank voorbij nu zij in het tussenvonnis dienaangaande een bindende eindbeslissing heeft gegeven, waarop zij – behoudens omstandigheden die zich hier niet voor doen – niet terug kan komen.
2.5. Voorts hebben [a] c.s. -voor zover van belang- het volgende aangevoerd. Anders dan [eiseres] stelt, bedraagt het totale vermogen niet ruim EUR 8.000.000,- . Evenmin heeft [eiseres] recht op de helft van dit bedrag. Het standpunt van [eiseres] dat de redelijkheid met zich brengt dat partijen met elkaar afrekenen als waren zij in algehele gemeenschap van goederen gehuwd strookt niet met rechtsoverweging 4.1. van het tussenvonnis, waarin de gevorderde verklaring voor recht als zou sprake zijn van een gemeenschap van goederen is afgewezen. Voor zover [eiseres] al enig vergoedingsrecht heeft, kan dit slechts voortvloeien uit de gezamenlijke activiteiten van [a] en [eiseres] met betrekking tot Camping [a] en kan dit niet voortvloeien uit de inspanningen van [a] alleen in verband met zijn andere activiteiten in het kader van [c] en [e] B.V. Laatstgenoemde onderneming is alleen door [a] opgezet, uitgebouwd en geëxploiteerd en is na enige jaren met aanzienlijke winst verkocht. [eiseres] heeft hier nimmer enige bemoeienis mee gehad. Indien op basis van het vermogen van [a] een vergoedingsplicht van hem aan [eiseres] moet worden vastgesteld dan zal allereerst door deskundigen een taxatie moeten plaatsvinden van de diverse vermogensbestanddelen van [a] in privé en de diverse vermogensbestanddelen toebehorende aan de B.V.'s, terwijl voorts een accountant c.q. fiscalist zal moeten vaststellen wat de waarde is van de aandelen [b]. Voorts zal het eigen vermogen van [eiseres] van circa EUR 1.000.000,- in de berekening van de vergoeding betrokken dienen te worden.
3. De verdere beoordeling
3.1. De rechtbank handhaaft en neemt over hetgeen in het tussenvonnis is beslist.
3.2. De verdere beoordeling van het geschil zal plaatsvinden aan de hand van de vordering zoals deze is komen te luiden na de akte, tevens houdende wijziging van eis, van de zijde van [eiseres]. [a] c.s. hebben tegen de daarin opgenomen eisvermeerdering op zichzelf geen bezwaar gemaakt. Er is geen reden de eisvermeerdering ambtshalve buiten beschouwing te laten.
3.3. In het tussenvonnis heeft de rechtbank geoordeeld dat aan [eiseres] een redelijk vergoedingsrecht toekomt. De rechtbank is van oordeel dat bij de bepaling van de hoogte van dit vergoedingsrecht als uitgangspunt genomen dient te worden dat [eiseres] in dezelfde toestand gebracht dient te worden als waarin zij zou verkeren als zij met [a] in gemeenschap van goederen was gehuwd.
3.4. Hiertoe acht de rechtbank de volgende omstandigheden, zoals vastgesteld in het tussenvonnis, redengevend:
- Partijen hadden met het maken van de huwelijkse voorwaarden uitsluitend het doel de woning van [eiseres] te vrijwaren voor uitwinning door mogelijke toekomstige zakelijke schuldeisers van Camping [a] en hadden geenszins de bedoeling [a] ten opzichte van [eiseres] te bevoordelen.
-Partijen hebben Camping [a] vanaf 1976 gezamenlijk gedreven en [eiseres] had daarnaast nog de zorg voor de kinderen.
-De arbeid die [eiseres] ten tijde van het huwelijk heeft verricht, hoewel op geld waardeerbaar, is onbeloond gebleven.
- Doordat hem de zorg voor de kinderen uit handen werd genomen alsmede door de arbeidsinspanningen van [eiseres], werd [a] in staat gesteld om van de eenmanszaak het concern te maken wat het ten tijde van de huwelijksontbinding was.
- [eiseres] was zich niet bewust van het feit dat zij bij een ontbinding van het huwelijk in beginsel niet zou meedelen in het door [a] in zijn vennootschappen opgebouwde vermogen; ter comparitie heeft zij onder meer verklaard dat zij in de veronderstelling verkeerde dat alles wat [a] en zij hadden van hen samen was.
- De wijze waarop partijen tijdens hun huwelijk hebben geleefd, zoals het feit dat [eiseres] mede de bestemming van de gelden van [a] bepaalde en dat [eiseres] al het geld dat zij nodig had uit de kas van Camping [a] kon halen.
3.5. Voor zover [a] stelt dat het in r.o. 3.3. genoemde uitgangspunt niet strookt met hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 4.1. van haar tussenvonnis heeft overwogen, kan hij in deze stelling niet worden gevolgd. In r.o. 4.1. van het tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen dat de gevorderde verklaring voor recht dat tussen partijen sprake was van een gemeenschap van goederen zou worden afgewezen. Dat er geen sprake was van een gemeenschap van goederen tussen partijen laat echter onverlet dat tussen partijen afgerekend kan worden als ware er sprake van een gemeenschap van goederen, nu aan een dergelijke afrekening geen goederenrechtelijke werking maar verbintenisrechtelijke werking toekomt, die ziet op de interne verhouding tussen partijen.
3.6. Nu bij de bepaling van de hoogte van het vergoedingsrecht van [eiseres] als uitgangspunt genomen wordt dat [eiseres] in dezelfde toestand gebracht dient te worden als waarin zij zou verkeren als zij met [a] in gemeenschap van goederen was gehuwd, zal zoals [a] terecht heeft betoogd, ook het (voorhuwelijkse) vermogen van [eiseres] in de berekening betrokken dienen te worden. Immers, als partijen in gemeenschap van goederen waren gehuwd, zou bij de verdeling van de gemeenschap ook het (voorhuwelijkse) vermogen van [eiseres] in de verdeling betrokken worden. Evenzo dienen, anders dan [eiseres] stelt, ook schenkingen en nalatenschappen in de berekening van het vergoedingsrecht betrokken te worden, tenzij sprake is van een zogenaamde uitsluitingsclausule.
3.7. De rechtbank zal een deskundige benoemen om de waarde van het vermogen van [eiseres] en de waarde van het vermogen van [a] bij het einde van het huwelijk vast te stellen, om aldus de hoogte van het vergoedingsrecht van [eiseres] vast te kunnen stellen.
Als peildatum voor de omvang en samenstelling van de vermogens zal de rechtbank de datum van ontbinding van het huwelijk, te weten 6 maart 2007, hanteren en als peildatum voor de waardering van de vermogens de datum van de uitspraak waarin de deskundige zal worden benoemd. Alvorens een deskundige te benoemen zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan hem of haar te stellen vragen.
3.8. Nu aan [eiseres] een vergoedingsrecht zal worden toegekend, behoeven de subsidiaire vorderingen, als genoemd in het tussenvonnis in r.o. 3.1. onder de punten 3, 4 en 6 geen bespreking meer.
3.9. Ten aanzien van de vordering van [eiseres] om [c]
te veroordelen om aan haar in verband met de beëindiging van de vof [c] een bedrag te betalen ad EUR 189.913,- te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 januari 2007 tot aan de datum van algehele voldoening, overweegt de rechtbank als volgt.
3.10. In de conclusie van antwoord hebben [a] c.s. betoogd dat [eiseres] in verband met de
ontbinding van de vof recht heeft op een bedrag van ruim EUR 175.000,-. Ter adstructie van
dit standpunt hebben zij bij de conclusie van antwoord een brief van de accountant van [c] overgelegd van 20 september 2007, waarin het aandeel van [eiseres] in de vof na aftrek van diverse posten wordt becijferd op EUR 176.788,-.
3.11. In haar akte, tevens houdende wijziging van eis, heeft [eiseres] zich op het standpunt gesteld dat enkele van de in mindering gebrachte posten ten onrechte in mindering zijn gebracht op haar aandeel in de vof, te weten (de helft van het factuurbedrag van) de factuur van vof Camping [a] aan vof [c] en de kosten van notaris [x]. Volgens haar voldoet de factuur van vof Camping [a] niet aan de voorgeschreven factuureisen, zoals opgenomen in de Wet Omzetbelasting 1969, en zijn de werkzaamheden, zoals opgenomen in de factuur, niet verricht. De kosten van de notaris mogen volgens haar evenmin worden afgetrokken van haar aandeel in de vof, nu deze kosten betrekking hadden op een privé-kwestie. Zij stelt dat haar aandeel in de vof per saldo EUR 189.913,- bedraagt.
3.12. Nu [a] c.s in het akteverzoek dit betoog niet hebben weersproken en voormelde vordering evenmin hebben betwist, ligt deze vordering voor toewijzing gereed.
3.13. Ten aanzien van de vordering van [eiseres] om [b]. te veroordelen om binnen één maand na het in dezen te wijzen vonnis een bedrag ad EUR 47.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2007 tot aan de datum van algehele voldoening over te maken op een door [eiseres] aan te wijzen rekeningnummer van een te goede naam en faam bekendstaande verzekeringsmaatschappij in Nederland, overweegt de rechtbank als volgt.
3.14. Zoals in het tussenvonnis is overwogen is tussen partijen niet in geschil dat [eiseres] recht heeft op de helft van het door [a] opgebouwde pensioen.
3.15. De eisen van redelijkheid en billijkheid die de rechtsverhouding tussen ex-echtgenoten beheersen, brengen in het algemeen mee dat de tot verevening verplichte echtgenoot, in dit geval [a], die als directeur en enig aandeelhouder de rechtspersoon beheerst waarin de te verevenen pensioenaanspraak is ondergebracht, dient zorg te dragen voor afstorting bij een externe pensioenverzekeraar van het kapitaal dat nodig is voor het aan de andere echtgenoot, [eiseres], toekomende deel van de pensioenaanspraak. Van de vereveningsgerechtigde echtgenoot kan in beginsel immers niet worden gevergd dat deze bij voortduring afhankelijk blijft van het beleid dat de andere echtgenoot ten aanzien van de betrokken rechtspersoon (en de onderneming waaraan deze verbonden is) voert en het risico moet blijven dragen dat het in eigen beheer opgebouwde pensioen te zijner tijd niet kan worden betaald. De verplichting om in beginsel tot afstorting over te gaan is gebaseerd op de eisen van redelijkheid en billijkheid. De beantwoording van de vraag of daarop in een concreet geval aanspraak kan worden gemaakt, moet geschieden met inachtneming van alle omstandigheden van het geval (HR 9 februari 2007, NJ 2007,306).
3.16. Nu [a] c.s. voormelde vordering van [eiseres] niet hebben weersproken gaat de rechtbank ervan uit dat tussen partijen niet in geschil is dat [eiseres] aanspraak kan maken op afstorting en dat evenmin in geschil is dat het af te storten bedrag EUR 47.500,- bedraagt. Deze vordering ligt derhalve eveneens voor toewijzing gereed.
3.17. Waar de vorderingen van [eiseres], genoemd in r.o. 2.2. onder II en III, worden toegewezen, behoeven de vorderingen als genoemd in het tussenvonnis in r.o. 3.1. onder de punten 5, 7, 8 en 9 geen bespreking meer.
3.18. Om redenen van proceseconomie zal de rechtbank ook hoger beroep openstellen van de in dit vonnis gegeven tussenbeslissingen.
4. De beslissing
De rechtbank:
4.1. veroordeelt [c] om aan [eiseres] in verband met de beëindiging van de vof [c] te betalen een bedrag van EUR 189.913,- te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 1 januari 2007 tot aan de datum van algehele voldoening;
4.2. veroordeelt [b]. om binnen een maand na dit vonnis een bedrag van EUR 47.500,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2007 tot aan de datum van algehele voldoening over te maken op een door [eiseres] aan te wijzen rekeningnummer van een te goede naam en faam bekendstaande verzekeringsmaatschappij in Nederland;
4.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4. verwijst de zaak naar de rolzitting van 25 februari 2009 voor akte uitlating aan de zijde van beide partijen, zoals in rechtsoverweging 3.7. bedoeld;
4.5. houdt iedere verder beslissing aan;
4.6. bepaalt dat van dit vonnis, ook ten aanzien van de hierin opgenomen tussenbeslissingen, hoger beroep kan worden ingesteld;
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.G. Lautenbach en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2009.
fn: 445?