Rb. 's-Gravenhage, 23-05-2007, nr. 274540 / HA ZA 06-3402
ECLI:NL:RBSGR:2007:BA7186
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
23-05-2007
- Zaaknummer
274540 / HA ZA 06-3402
- LJN
BA7186
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Bestuursrecht algemeen (V)
Goederenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2007:BA7186, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 23‑05‑2007; (Verzet)
- Vindplaatsen
Uitspraak 23‑05‑2007
Inhoudsindicatie
Verzet tegen dwangbevel - kostenverhaal Vereniging van Eigenaren. Het beroep van Rijn Staete op nietigheid van het dwangbevel wordt verworpen. Nog daargelaten de vraag of het dwangbevel op zichzelf op grond van genoemd gebrek nietig kan zijn, is gesteld noch gebleken dat Rijn Staete in enig belang is geschaad doordat in het dwangbevel niet is gepreciseerd of dit door de burgemeester, dan wel de burgemeester en wethouders van de gemeente wordt uitgevaardigd.
vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 274540 / HA ZA 06-3402
Vonnis van 23 mei 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAATSCHAPPIJ RIJN STAETE B.V.,
gevestigd te [gemeente A],
eiseres in verzet,
procureur mr. L. van Heijningen,
tegen
DE GEMEENTE 'S-GRAVENHAGE,
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde in verzet,
procureur eerst mr. E.J. van Maarseveen, thans mr J.C.W. de Sauvage Nolting.
Partijen zullen hierna Rijn Staete en de gemeente genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 december 2006, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 februari 2007.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Rijn Staete is eigenaar van de appartementen gelegen aan de Laakkade nrs. 126, 129 en 130 te 's-Gravenhage.
Het appartement gelegen aan de Laakkade nr. 129 valt onder de Vereniging van Eigenaren nrs. 125 t/m 129 (hierna te noemen: VvE 1). De appartementen gelegen aan de Laakkade nrs. 126 en 130 vallen onder de Vereniging van Eigenaren nrs. 126 t/m 130 (hierna: VvE 2).
Bij brieven van 6 april 2001 en 11 april 2001 heeft de gemeente op grond van artikel 14 lid 1 Woningwet Rijn Staete onder aanzegging van bestuursdwang aangeschreven om vóór 1 juni 2001 een aantal nader in het besluit omschreven voorzieningen te treffen ten aanzien van de appartementen gelegen aan de Laakkade nrs. 126, 129 en 130. Deze voorzieningen betreffen verfwerk aan de houten ramen in de voor- en achtergevel.
Bij brieven van 6 april 2001 en 11 april 2001 heeft de gemeente op grond van artikel 14 lid 1 Woningwet respectievelijk VvE 1 en VvE 2 onder aanzegging van bestuursdwang aangeschreven om vóór 1 juni 2001 een aantal nader in het besluit omschreven voorzieningen te treffen ten aanzien van de gemeenschappelijke delen van de gebouwen waar de betreffende appartementen deel van uitmaken. Deze aanschrijvingen heeft de gemeente gericht aan 'de Vereniging van Eigenaren' maar gezonden aan (onder anderen) Rijn Staete.
Voormelde voorzieningen zijn niet binnen de gestelde termijn getroffen.
In 2004 heeft aannemersbedrijf [aannemersbedrijf A] B.V. (hierna: [aannemersbedrijf A]) in opdracht en voor rekening van de gemeente renovatiewerkzaamheden uitgevoerd aan de gemeenschappelijke delen van voornoemde gebouwen, alsmede schilderwerk aan de nieuw geplaatste kozijnen van de individuele appartementen gelegen aan de Laakkade nrs. 126, 129 en 130. De kosten van voornoemd schilderwerk bedragen in totaal EUR 723,09.
Bij brief van 6 januari 2006 heeft de gemeente aan Rijn Staete onder vermelding van 'Nota kosten voorzieningen Laakkade 126' medegedeeld dat gebleken is dat geen gehoor is gegeven aan de aanschrijving aan de vereniging van eigenaren waarbij Rijn Staete is aangesloten, noch aan de aanschrijving aan Rijn Staete apart en dat de werkzaamheden van gemeentewege zijn uitgevoerd. Voorts deelt de gemeente daarbij mede dat hieraan kosten verbonden zijn tot een totaalbedrag van EUR 26.026,79, waaronder 'Kosten gemeentelijk apparaat 13%' en 'Vast opslagbedrag ad EUR 304,53'.
Bij brieven van 6 januari 2006 en 11 januari 2006 heeft de gemeente aan Rijn Staete met betrekking tot respectievelijk de appartementen Laakkade 129 en Laakkade 130 hetzelfde medegedeeld als hiervoor onder 2.7. vermeld, met dien verstande dat de in verband met het appartement Laakkade 129 gevorderde kosten in totaal EUR 30.961,14 bedragen en die in verband met het appartement Laakkade 130
EUR 25.605,74 bedragen.
Op 31 januari 2006 heeft de gemeente aan Rijn Staete drie nota's gezonden ter zake van voornoemde bedragen.
Op 16 maart 2006 en op 20 april 2006 heeft de gemeente aan Rijn Staete een herinnering gezonden ter zake van voornoemde bedragen, tot een totaalbedrag van EUR 82.593,67. Bij de herinnering d.d. 20 april 2006 is medegedeeld dat, indien binnen 10 dagen na dagtekening van de brief geen betaling wordt ontvangen, incassokosten en wettelijke rente in rekening zullen worden gebracht.
Bij exploot d.d. 23 augustus 2006 is aan Rijn Staete betekend 'een dwangbevel, uitgevaardigd door de Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage op basis van de bestuursdwangbeschikkingen d.d. 6 april 2001 en 11 april 2001, ten laste van gerekwireerde'.
In voornoemd dwangbevel staat het volgende vermeld:
'(...) De Burgemeester/Burgemeester en wethouders van Den Haag vaardigt/vaardigen tegen:
(...) MAATSCHAPPIJ RIJN STAETE (...)
dit dwangbevel uit, (...)
Betrokkene is verschuldigd:
Hoofdsom EUR 82.593,67
Invorderingskosten incl. BTW EUR 1.785,00
Wettelijke rente EUR 4.123,46
Totaal EUR 88.502,13
op basis van de bestuursdwangbeschikkingen van 6 april 2001 en 11 april 2001. (...)
Uitgevaardigd: 21 augustus 2006 (...)'.
Voornoemd bedrag is onbetaald gebleven.
Het geschil
Rijn Staete vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het dwangbevel nietig en van onwaarde verklaart en haar daarvan ontheft, kosten rechtens. Daartoe stelt zij onder meer dat niet duidelijk is wie het dwangbevel heeft uitgevaardigd, dat het dwangbevel niet aan haar, doch aan de VvE's had moeten worden uitgevaardigd en dat de gemeente ten onrechte is overgegaan tot algehele renovatie. Voorts heeft Rijn Staete de hoogte van de gevorderde kosten van renovatie, alsmede van de invorderingskosten betwist.
De gemeente voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
De beoordeling
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat Rijn Staete in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
Het beroep van Rijn Staete op nietigheid van het dwangbevel wordt verworpen. Nog daargelaten de vraag of het dwangbevel op zichzelf op grond van genoemd gebrek nietig kan zijn, is gesteld noch gebleken dat Rijn Staete in enig belang is geschaad doordat in het dwangbevel niet is gepreciseerd of dit door de burgemeester, dan wel de burgemeester en wethouders van de gemeente wordt uitgevaardigd. Immers, in het onder 2.11. vermelde exploot d.d. 23 augustus 2006 staat vermeld dat het dwangbevel wordt betekend op verzoek van de gemeente, en dat dit dwangbevel is uitgevaardigd door de Burgemeester en wethouders van 's-Gravenhage. Rijn Staete heeft vervolgens de verzetdagvaarding terecht doen uitbrengen aan de gemeente.
Rijn Staete heeft voorts gesteld dat het dwangbevel nietig is omdat het geen duidelijke omschrijving vermeldt van de gevorderde 'kosten gemeentelijk apparaat'. Dit leidt op zichzelf echter niet tot nietigheid van dit dwangbevel. Hierna onder 4.5. zal inhoudelijk worden ingegaan op voormelde kosten.
Met betrekking tot het kostenverhaal van renovatiewerkzaamheden aan de gemeenschappelijke delen van de gebouwen waar de appartementen van Rijn Staete onderdeel van uitmaken overweegt de rechtbank als volgt. Deze aanschrijvingen waren gericht tot VvE 1 respectievelijk VvE 2 als overtreders in de zin van artikel 5:25 en 5:26 van de Awb.
Artikel 5:25 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bepaalt dat de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang verschuldigd is. Ingevolge artikel 5:26 lid 1 Awb kan het kostenverhaal worden geëffectueerd middels dwangbevel aan de overtreder. In het onderhavige geval had de gemeente dan ook het dwangbevel dienen uit te brengen aan VvE 1 en VvE 2, en niet aan Rijn Staete.
Dat Rijn Staete op grond van art. 5:113 lid 5 BW in haar hoedanigheid van lid van de VvE's hoofdelijk aansprakelijk is voor een deel van de schuld van de VvE's, doet hier niet aan af. Deze civielrechtelijke hoofdelijke aansprakelijkheid maakt haar immers niet tot overtreder van een aanschrijving die niet voor haar bestemd is.
Op grond van het vorenstaande ontbreekt een deugdelijke grondslag voor het dwangbevel voorzover dit betrekking heeft op de kosten van de renovatiewerkzaamheden aan de gemeenschappelijke delen van de gebouwen waar de appartementen van Rijn Staete deel van uitmaken. Het verzet zal in zoverre gegrond worden verklaard.
Het onder 2.6. vermelde schilderwerk aan de nieuw geplaatste kozijnen heeft betrekking op de individuele appartementen waarvan Rijn Staete eigenaar is. Ter zake van dit schilderwerk is zij middels de onder 2.3. vermelde brieven aangeschreven. Ter comparitie is van de zijde van Rijn Staete verklaard dat zij tegen deze aanschrijvingen bezwaar heeft aangetekend, doch dat dit bezwaar ongegrond is verklaard. Daartegen is geen beroep ingesteld. De rechtbank gaat dan ook uit van de rechtmatigheid van die aanschrijvingen. Rijn Staete heeft niet betwist dat deze schilderwerkzaamheden hebben plaatsgevonden. Evenmin heeft zij de hoogte van de ingevorderde kosten betwist. Voorzover het dwangbevel ziet op de kosten van dit schilderwerk ad in totaal EUR 723,09 is het verzet tegen dit dwangbevel dan ook ongegrond.
Blijkens de specificaties en nota's van de gemeente zijn in de in het dwangbevel gevorderde hoofdsom ad EUR 82.593,67, naast de aanneemsom voor renovatie- en schilderwerkzaamheden, eveneens inbegrepen de 'kosten gemeentelijk apparaat' van 13% van de aanneemsom alsmede een vast opslagbedrag van EUR 304,53 per appartement. De gemeente heeft na betwisting niet onderbouwd dat deze kosten werkelijk zijn gemaakt, zodat deze niet invorderbaar zijn.
In het dwangbevel worden voorts 'invorderingskosten incl. BTW' ad EUR 1.785,00 gevorderd. Nu het verzet tegen de hoofdsom gegrond wordt verklaard voorzover een hoger bedrag dan EUR 723,09 wordt ingevorderd is er geen plaats voor invordering van genoemd bedrag.
De door de gemeente bij dwangbevel ingevorderde wettelijke rente is, gelet op de onder 2.10. vermelde aanzegging op 20 april 2006 en hetgeen hiervoor onder 4.3. en 4.4. overwogen, invorderbaar vanaf 1 mei 2006 over het bedrag van EUR 723,09.
Uit het voorgaande volgt dat het verzet van Rijn Staete tegen het door de gemeente uitgevaardigde dwangbevel gegrond is voorzover daarbij is ingevorderd een hoger bedrag dan EUR 723,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2006. De rechtbank zal het dwangbevel in zoverre dan ook buiten werking stellen.
De gemeente zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rijn Staete worden begroot op:
- dagvaarding EUR 71,32
- vast recht EUR 248,00
- salaris procureur EUR 904,00 (2 punt × tarief II EUR 452,00)
Totaal EUR 1.223,32
De beslissing
De rechtbank
- verklaart het verzet gegrond en stelt het dwangbevel van 21 augustus 2006 buiten werking voorzover daarbij een hoger bedrag is ingevorderd dan EUR 723,09, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2006;
- veroordeelt de gemeente in de proceskosten, aan de zijde van Rijn Staete tot op heden begroot op EUR 1.223,32;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A. Koppen, mr. J.L. Verbeek en mr. A.C. Olland en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2007.