NJB 2017/732
Voorbereiding of bevordering in de zin van art. 96 lid 2 Sr van de in art. 289a Sr omschreven misdrijven: voor bewezenverklaring van die voorbereiding of bevordering is vereist dat het oogmerk van de verdachte op het begaan van die misdrijven is gericht, maar niet vereist is een concretisering van het voor te bereiden of te bevorderen misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat de voor toepassing van art. 46 Sr vereiste mate van concretisering ook geldt voor art. 96 lid 2 Sr. Vereist is derhalve slechts dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk in art. 289a Sr omschreven misdrijf de nader aan art. 96 lid 2 Sr ontleende voorbereidings- of bevorderingshandelingen waren gericht. Het ‘werven van gelden’ als bedoeld in art. 140 lid 4 Sr: daarvoor is niet vereist dat die gelden (reeds) ten goede zijn gekomen aan de in dat artikel bedoelde organisatie. Bij het ‘werven van gelden’ is niet doorslaggevend of het werven resultaat heeft doordat gelden ten goede van de in art. 140 lid 4 Sr bedoelde organisatie zijn gekomen
HR 14-03-2017, ECLI:NL:HR:2017:416
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
14 maart 2017
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
16/01843
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:416, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 14‑03‑2017
ECLI:NL:PHR:2016:1296, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑12‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑06‑2016
- Wetingang
Essentie
Voorbereiding of bevordering in de zin van art. 96 lid 2 Sr van de in art. 289a Sr omschreven misdrijven: voor bewezenverklaring van die voorbereiding of bevordering is vereist dat het oogmerk van de verdachte op het begaan van die misdrijven is gericht, maar niet vereist is een concretisering van het voor te bereiden of te bevorderen misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat de voor toepassing van art. 46 Sr vereiste mate van concretisering ook geldt voor art. 96 lid 2 Sr. Vereist is derhalve slechts dat met voldoende ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.