Hof 's-Gravenhage, 09-08-2006, nr. 05/501
ECLI:NL:GHSGR:2006:AY6000
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
09-08-2006
- Zaaknummer
05/501
- LJN
AY6000
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2006:AY6000, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 09‑08‑2006; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 09‑08‑2006
Inhoudsindicatie
Abstracte toetsing van algemene voorwaarden van de KNVB (artikel 6:240 BW). Onder meer: beding met betrekking tot opleggen stadionverbod niet onredelijk bezwarend.
Uitspraak: 9 augustus 2006
Rolnummer: 05/501
HET GERECHTSHOF 'S-GRAVENHAGE, derde civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
SAMENWERKENDE ORGANISATIES VOETBALSUPPORTERS,
gevestigd te Nijmegen,
eiseres,
hierna te noemen: SOVS,
procureur: mr. H.C. Grootveld,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
gevestigd te Zeist,
gedaagde,
hierna te noemen: KNVB,
procureur: mr. M.F. Baaij.
Het geding
Bij exploot van 29 maart 2005 heeft SOVS KNVB op de voet van de artikelen 6:240 en 6:241 BW voor dit hof gedagvaard en gevorderd dat het hof bij uitspraak, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. verklaart voor recht dat de in de dagvaarding aangehaalde bedingen (artikelen 1 sub b en c, 2, 3 lid 4, 4 lid 2, 8 leden 6 en 8, 10 leden 1-3 en 6, 11) in de door KNVB (en Betaald Voetbalorganisaties) gehanteerde standaardvoorwaarden als onredelijk bezwarend moeten worden aangemerkt, alsmede daarbij op de voet van artikel 6: 241 lid 4 BW aan te geven op welke wijze het onredelijk bezwarende karakter van deze bedingen kan worden weggenomen;
II. KNVB verbiedt om binnen 48 uur na betekening van het in dezen te wijzen arrest gebruik te maken van door het hof ingevolge de vordering onder 1 als onredelijk bezwarend aangemerkte bedingen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. KNVB veroordeelt om het in dezen te wijzen arrest, binnen 48 uur na de betekening daarvan, op kosten van KNVB en op door het hof te bepalen wijze te publiceren in de bekende landelijke dagbladen en op de website van KNVB, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
IV. de beslissing neemt die het hof in goede justitie vermeent te behoren, en
V. KNVB veroordeelt in de kosten van de procedure.
KNVB heeft de vordering van SOVS bij conclusie van antwoord bestreden. Vervolgens heeft SOVS een conclusie van repliek en KNVB een conclusie van dupliek genomen.
Ter zitting van 31 mei 2006 hebben partijen hun zaak doen bepleiten, SOVS door mr. P.M. Kits, advocaat te Eindhoven, en KNVB door mr. D.J. Beenders, advocaat te ’s-Gravenhage. De raadslieden van beide partijen hebben zich daarbij bediend van pleitnota’s, welke aan het hof zijn overgelegd. Ten slotte hebben partijen hun procesdossiers ingediend en arrest gevraagd.
De vaststaande feiten
Tussen partijen staat het volgende vast:
a. SOVS is een algemene belangenvereniging van Nederlandse voetbalsupporters. Zij is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid en stelt zich blijkens artikel 2 van haar statuten van 24 januari 2003 (prod. 2 CvA) ten doel:
“het op landelijk niveau behartigen van de belangen van voetbalsupporters met betrekking tot cluboverstijgende problematiek in het algemeen en van de leden, casu quo supportersverenigingen in het bijzonder, een en ander in de meest ruime zin van het woord;”
b. KNVB is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die zich onder meer bezighoudt met het organiseren van competitie- en bekervoetbal, het organiseren van vertegenwoordigend voetbal en dienstverlening aan haar leden (zowel clubs als individuele leden). Blijkens artikel 4 van haar statuten (geciteerd in CvA 3 en niet weersproken door SOVS) stelt zij zich ten doel:
“het bevorderen en het doen bevorderen van de voetbalsport in al zijn verschijningsvormen en alles te doen hetgeen tot het hiervoor genoemde doel bevorderlijk kan zijn, zulks in de ruimste zin van het woord.”
c. Bij brief van 23 december 2002 heeft de raadsman van SOVS aan KNVB meegedeeld dat SOVS een aantal bezwaren had tegen de op dat moment door KNVB gehanteerde standaardvoorwaarden en heeft hij KNVB een termijn van drie weken verleend om in onderling overleg de voorwaarden zodanig te wijzigen dat deze bezwaren worden weggenomen. In vervolg op deze brief hebben partijen nader gecorrespondeerd en heeft een tweetal besprekingen plaatsgevonden (op 6 mei 2003 en 16 april 2004), hetgeen erin heeft geresulteerd dat KNVB een deel van de door SOVS voorgestelde wijzigingen heeft overgenomen.
d. Op 15 juni 2003 heeft KNVB nieuwe standaardvoorwaarden gedeponeerd ter griffie van de rechtbank Utrecht (hierna: de Standaardvoorwaarden). In de inleiding op deze voorwaarden staat vermeld:
“Een ieder die betrokken is bij de voetbalsport in Nederland, en niet in de laatste plaats de toeschouwer, heeft er belang bij dat voetbalevenementen op een ordelijke wijze verlopen. Gedragingen van personen (alleen of in groepen) die de openbare orde en/of de veiligheid bij voetbalevenementen verstoren, zijn schadelijk voor het aanzien en het belang van het Nederlandse voetbal en kunnen een gevaar opleveren voor personen. Teneinde dergelijk onordelijk en onveilig gedrag bij voetbalevenementen te beteugelen, heeft de KNVB de onderhavige regels opgesteld.”
e. KNVB heeft de voetbalclubs die zijn aangesloten bij de Eredivisie C.V. en de Coöperatie Eerste Divisie, in artikel 11 van haar Voorschriften Wedstrijdorganisatie verplicht de Standaardvoorwaarden te gebruiken als algemene voorwaarden bij de verkoop van toegangskaarten voor zowel nationale als internationale voetbalwedstrijden.
f. KNVB heeft de Betaald Voetbalorganisaties (hierna: BVO’s) verzocht een machtiging tot oplegging van stadionverboden te ondertekenen, aan welk verzoek alle BVO’s hebben voldaan. De tekst van de volmacht luidt als volgt:
“1) De BVO machtigt de KNVB om, ingevolge het hierboven in de considerans onder d. genoemde aan de BVO toekomend recht, aan een ieder die zich volgens een melding van een betaaldvoetbalorganisatie of het openbaar ministerie heeft schuldig gemaakt aan Voetbalgerelateerd Wangedrag de toegang tot het stadion (…) te ontzeggen.
2) Onder Voetbalgerelateerd Wangedrag wordt verstaan:
gedragingen van natuurlijke personen in directe relatie tot het voetbal en die te maken hebben met dan wel bestaan uit verstoring van de openbare orde/veiligheid en/of het plegen van strafbare feiten.
3) De KNVB zal ingevolge het bepaalde in sub 1 verkregen bevoegdheid slechts gebruiken indien de Standaardvoorwaarden van de KNVB toepassing missen.
4) De onderhavige machtiging gaat in per 1 januari 2005 en geldt voor onbepaalde tijd. De machtiging kan door de BVO schriftelijk worden ingetrokken enkel met ingang van 1 juli van enig jaar volgend op het verzoek tot intrekking.
5) De BVO respecteert de uitoefening van het krachtens deze machtiging aan de KNVB verleende recht en zal dientengevolge de door de KNVB op grond van deze machtiging opgelegde stadionverboden handhaven.”
g. Bij brief van 6 augustus 2004 heeft KNVB aan de raadsman van SOVS onder meer het volgende meegedeeld:
“(…) Indien de SOVS van mening is dat de Standaardvoorwaarden van de KNVB moeten worden getoetst door de bevoegde rechter, staat haar dat vanzelfsprekend vrij. De KNVB wenst echter op voorhand geen afspraken te maken met betrekking tot de proceskosten. Wel zeggen wij hierbij toe dat de KNVB zich niet zal beroepen op de niet-ontvankelijkheid van de SOVS om een procedure in de onderhavige kwestie te voeren.”
Beoordeling
Ontvankelijkheid SOVS
1. KNVB heeft bij brief van 6 augustus 2004 toegezegd, en desgevraagd tijdens het pleidooi bevestigd, dat zij geen beroep doet op niet-ontvankelijkheid van SOVS. Het hof slaat daarom geen acht op het verzoek tot niet-ontvankelijkverklaring van SOVS dat KNVB in het slot van haar conclusies van antwoord en dupliek heeft gedaan. Voorts overweegt het hof ten aanzien van de ontvankelijkheid van SOVS het volgende.
2. SOVS is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die zich blijkens art. 2 van haar statuten ten doel stelt om op landelijk niveau de belangen te behartigen van voetbalsupporters, van wie niet in het geding is dat zij moeten worden beschouwd als eindgebruikers van een niet voor beroep of bedrijf bestemde dienst. SOVS is daarmee aan te merken als een belangenorganisatie in de zin van art. 6:240 lid 3 BW.
3. KNVB is een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die zich blijkens art. 4 van haar statuten ten doel stelt de voetbalsport in al haar verschijningsvormen te (doen) bevorderen. Uit de toelichting van KNVB bij dupliek (sub 4 en 5) blijkt dat het daarbij onder meer gaat om het behartigen van de belangen van alle betrokkenen, waaronder in de eerste plaats de belangen van de clubs en de spelers als leden van KNVB. KNVB betwist dat zij gebruiker van de door haar opgestelde Standaard-voorwaarden is, maar erkent dat zij het gebruik van deze Standaardvoorwaarden door andere organisaties bevordert. Dit betekent dat KNVB is aan te merken als een belangenorganisatie in de zin van art. 6:240 lid 2 BW. Of KNVB ook gebruiker van de Standaardvoorwaarden is, kan verder in het midden blijven.
4. Tussen partijen staat vast dat de Standaardvoorwaarden algemene voorwaarden zijn in de zin van art. 6:231 aanhef en sub a BW, alsmede dat zij worden gebruikt in overeenkomsten met personen (de supporters) wier belangen door SOVS worden behartigd. Tevens staat vast dat partijen in hun briefwisseling en in besprekingen onderling overleg hebben gevoerd als bedoeld in art. 6:240 lid 4 BW omtrent de bezwaren van SOVS tegen (de eerdere versie van) de Standaardvoorwaarden.
5. Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan de voorwaarden voor ontvankelijkheid van SOVS in haar op de artikelen 6:240 en 6:241 BW gebaseerde vorderingen als weergegeven in het bovenstaande onder I-V.
Dit gerechtshof is op grond van art. 6:241 lid 1 BW bij uitsluiting bevoegd van deze vorderingen kennis te nemen.
Toetsingskader
6. Beide partijen zijn gericht op de bestrijding van voetbalvandalisme en –geweld en hebben zitting in organen die daartoe zijn opgericht, zoals de Interdisciplinaire Stuurgroep Bestrijding Voetbalvandalisme en Voetbalgeweld. Dit neemt niet weg dat SOVS een aantal bedingen van de Standaardvoorwaarden, waarmee KNVB het ordelijk verloop en de veiligheid van voetbalevenementen beoogt te bevorderen, onredelijk bezwarend acht voor voetbalsupporters en ter toetsing aan het hof wenst voor te leggen.
7. Voor de vraag of de hierna te beoordelen bedingen van de Standaardvoorwaarden onredelijk bezwarend zijn in de zin van art. 6:240 BW, dient het hof deze bedingen abstract te toetsen en zich daarbij te richten op de overgrote meerderheid van de gevallen. Gelet op hetgeen daaromtrent door de Hoge Raad is overwogen in het arrest van 16 mei 1997, NJ 2000,1 (Consumentenbond/EnergieNed e.a.) wordt hieronder verstaan dat:
1) de uitkomst van zodanige toetsing moet afhangen van een beoordeling van de gevallen waarin het beding verandering brengt in de rechtstoestand die bij gebreke van het beding zou hebben bestaan, en
2) beslissend is of in die gevallen moet worden geoordeeld of het beding, rekening houdend met de in de wetsgeschiedenis besproken gezichtspunten – zoals de specifieke aard en inhoud van de overeenkomsten waarvoor de algemene voorwaarden zijn bestemd, en de “typische” eigenschappen en belangen van de personen met wie deze overeenkomsten plegen te worden gesloten – doorgaans tot onredelijke resultaten zal leiden.
8. Het hof zal de bezwaren van SOVS tegen de Standaardvoorwaarden van KNVB in het navolgende per artikel(lid) beoordelen en daarbij steeds eerst het desbetreffende artikel(lid) citeren.
Artikelen 1 (sub b en c) en 2
“Artikel 1 Definities
In deze Standaardvoorwaarden wordt verstaan onder:
(…)
b. Publiek: een ieder die in of buiten Nederland een Voetbalwedstrijd bijwoont waaraan een Club deelneemt dan wel anderszins aanwezig is in of rond het Stadion;
c. Stadion: het Stadion en de bijbehorende gebouwen en terreinen, daaronder begrepen de toegangen en toegangswegen;
(…)
Artikel 2 Toepassingsgebied
De onderhavige Standaardvoorwaarden zijn verbindend voor het Publiek dat zich voor, tijdens en/of na een Voetbalwedstrijd dan wel anderszins in een Stadion bevindt.”
9. SOVS stelt dat de hiervoor geciteerde bedingen onredelijk bezwarend zijn, omdat in de definitie van Stadion niet is aangegeven wat onder toegangen en toegangswegen moet worden verstaan en in de definitie van Publiek noch is opgenomen dat de desbetreffende personen zich in het kader van een voetbalwedstrijd in of rond een stadion dienen te bevinden, noch dat zij in het bezit zijn van een toegangsbewijs voor de wedstrijd. Volgens SOVS worden de Standaardvoorwaarden hiermee van toepassing verklaard op personen die mogelijkerwijs niet in het kader van een voetbalwedstrijd in of rond het stadion aanwezig zijn en die redelijkerwijs dus ook geen kennis hebben kunnen nemen van de Standaardvoorwaarden.
10. Bij repliek zet SOVS vervolgens uiteen dat tussen de voetbalsupporters/ consumenten enerzijds en KNVB en de clubs anderzijds een bijzondere contractuele verhouding tot stand komt, die zich in geval van de aanschaf van een clubcard of seizoenskaart niet beperkt tot één bepaalde voetbalwedstrijd en zelfs niet tot één bepaalde voetbalclub. Tevens legt KNVB volgens SOVS sancties uit de Standaardvoorwaarden ten uitvoer jegens personen die zich (ver) buiten een stadion bevinden waar een voetbalwedstrijd plaatsvindt, alsmede jegens personen die zich bij toeval in de buurt van een stadion bevinden. In verband daarmee acht SOVS de onderhavige bepalingen te onnauwkeurig geformuleerd.
11. Bij pleidooi heeft SOVS betoogd dat de BVO’s een zogenoemd huisrecht hebben dat hen in staat stelt bepaalde personen de toegang tot stadions te weigeren. De BVO’s hebben aan KNVB een volmacht verleend om dit huisrecht te handhaven en die handhaving heeft KNVB in de Standaardvoorwaarden met sancties zoals stadionverboden en boetes opgenomen. Op grond van het bepaalde in artikel 10 lid 2 van de Standaardvoorwaarden kan een stadionverbod (mede) worden opgelegd, indien de daar genoemde gedragingen buiten het stadion plaatsvinden. Daarentegen bepaalt artikel 2 dat de Standaardvoorwaarden verbindend zijn voor publiek dat zich voor, tijdens en/of na een voetbalwedstrijd in een stadion bevindt. Hiermee is volgens SOVS onduidelijk of de bevoegdheid tot het opleggen van stadionverboden wegens gedragingen buiten het stadion binnen het toepassingsgebied van de Standaardvoorwaarden valt. Volgens SOVS dient artikel 2 op grond van artikel 6:238 lid 2 BW in het voordeel van de consument te worden uitgelegd en dienen gedragingen die buiten een stadion of zelfs niet in de buurt van een wedstrijd plaatsvinden, niet onder de werking van de Standaardvoorwaarden te vallen.
12. KNVB voert aan dat de toepasselijkheid van algemene voorwaarden en dus ook de vraag of een redelijke mogelijkheid tot kennisneming van de algemene voorwaarden is geboden, buiten het toetsingskader van de onderhavige procedure valt. Tevens miskent SOVS volgens KNVB dat de Standaardvoorwaarden alleen van toepassing zijn, indien deze krachtens een contractuele verhouding van toepassing zijn verklaard. Ten slotte meent KNVB dat de machtiging tot het opleggen van stadionverboden buiten het kader van dit geding valt, omdat de afspraken die KNVB met de BVO’s heeft gemaakt om supporters op grond van deze machtiging uit stadions te weren niet voortvloeien uit de Standaard-voorwaarden.
13. Bij pleidooi heeft KNVB nader uiteengezet dat het tegen de achtergrond van de Standaardvoorwaarden (de bestrijding van voetbalvandalisme en –geweld) in het algemeen redelijk is te noemen om de Standaardvoorwaarden ook van toepassing te laten zijn op personen die zich rond het stadion begeven. Ook daar vinden regelmatig misdragingen van supporters plaats die moeten worden aangepakt. Voor stadionverboden geldt echter dat KNVB deze op grond van artikel 10 lid 2 van de Standaardvoorwaarden alleen kan opleggen aan een ieder die zich in of buiten het stadion in het kader van een voetbalwedstrijd misdraagt. Het bezwaar van SOVS dat stadionverboden kunnen worden opgelegd aan willekeurige personen die zich buiten een stadion bevinden (niet in het kader van een voetbalwedstrijd) is derhalve onterecht, aldus KNVB.
14. Het hof verwerpt de bezwaren van SOVS tegen de artikelen 1 (sub b en c) en 2. KNVB stelt terecht dat in de Standaardvoorwaarden voorschriften worden gegeven ter beteugeling van onordelijk en onveilig gedrag bij voetbalevenementen, alsmede dat het risico van dergelijk gedrag niet is beperkt tot de aanwezigheid van supporters in het stadion. Dat rechtvaardigt dat de Standaardvoorwaarden een ruim toepassingsbereik hebben en dat de definitie van ‘publiek’ ook personen omvat die anderszins aanwezig zijn in of rond het stadion, alsmede dat de definitie van ‘stadion’ ook de bijbehorende gebouwen en terreinen inclusief (niet nader omschreven) toegangen en toegangswegen omvat. Hetzelfde geldt ten aanzien van de ruim geformuleerde bepaling van artikel 2 dat de Standaardvoorwaarden verbindend zijn voor publiek dat zich voor, tijdens en/of na een voetbalwedstrijd dan wel anderszins in een stadion bevindt. Het is van belang dat de BVO’s en KNVB op grond van de Standaardvoorwaarden voldoende mogelijkheden hebben om de nodige maatregelen te nemen in verband met de orde en veiligheid rondom de door hen te organiseren evenementen. Uiteraard vindt dit zijn begrenzing in het gegeven dat de Standaardvoorwaarden en de daarin vervatte mogelijkheden tot het nemen van maatregelen in geval van misdragingen uitsluitend van toepassing zijn, indien deze in een contractuele relatie tussen een BVO en een supporter van toepassing zijn verklaard. De Standaardvoorwaarden zijn derhalve niet van toepassing op willekeurige personen die zich in de buurt van een stadion begeven en bij wie geen sprake is van een dergelijke contractuele relatie. De handelwijze van BVO’s en/of KNVB ten aanzien van dergelijke personen valt daarmee buiten het toetsingskader
van de onderhavige procedure.
15. Het hof overweegt voorts dat het risico bestaat dat bij het opleggen van sancties op grond van de Standaardvoorwaarden personen worden getroffen die zich niet hebben misdragen. Dit klemt temeer omdat bij voetbalevenementen vaak grote groepen personen zijn betrokken. De door SOVS gegeven voorbeelden zouden daarvan illustraties kunnen zijn, maar daaruit volgt nog niet dat de artikelen 1 (sub b en c) en 2, mede gelet op het grote belang van supporters bij orde en veiligheid rond voetbalevenementen, doorgaans tot onredelijke resultaten zullen leiden. Verder acht het hof – anders dan SOVS stelt – artikel 2 van de Standaardvoorwaarden niet zodanig onduidelijk of onnauwkeurig geformuleerd dat sprake is van onredelijke bezwarendheid. Artikel 2 geeft in combinatie met artikel 1 sub b en c aan voor welke personen de Standaardvoorwaarden verbindend zijn. Artikel 10 bepaalt vervolgens in welke gevallen KNVB aan die personen een sanctie (zoals een stadionverbod) kan opleggen. Artikel 6:238 lid 2 BW is in de onderhavige procedure niet van toepassing op grond van het bepaalde in artikel 6:240 lid 1 BW.
16. Ten slotte overweegt het hof dat de door de BVO’s aan KNVB verleende machtiging tot het opleggen van stadionverboden (aan een ieder die zich volgens een melding van een BVO of het openbaar ministerie aan “voetbalgerelateerd wangedrag” heeft schuldig gemaakt) blijkens artikel 3 van de volmacht (zie hierboven sub f.) uitsluitend kan worden gebruikt indien de Standaardvoorwaarden toepassing missen. Dit betekent dat ook deze machtiging tot het opleggen van stadionverboden en de mogelijke gevolgen daarvan buiten het toetsingskader van de onderhavige procedure vallen.
Artikel 3 lid 4
“Artikel 3 Toegang tot het stadion
(…)
3.4 Bij het verlaten van dat gedeelte van het Stadion waartoe het Toegangsbewijs het recht geeft, vervalt de geldigheid van het Toegangsbewijs onherroepelijk.”
17. SOVS meent dat artikel 3 lid 4 onredelijk bezwarend is, omdat daarin geen enkel voorbehoud of uitzondering is opgenomen en een rechtvaardigingsgrond ontbreekt. Volgens SOVS is daarmee sprake van een beding in de zin van artikel 6:237 sub h BW. SOVS stelt voor artikel 3 lid 4 zodanig te redigeren dat een uitzondering wordt opgenomen voor bijzondere omstandigheden, alsmede dat de geldigheid van het toegangsbewijs slechts vervalt als het stadion (in plaats van het gedeelte van het stadion waartoe het toegangsbewijs toegang geeft) wordt verlaten. De overige bepalingen van de Standaardvoorwaarden bieden voldoende mogelijkheden om in te grijpen (en met name de artikelen 3.2, 3.3 en 3.6 voor het geval een supporter ten onrechte plaatsneemt in een zogeheten bezoekersvak).
18. KNVB erkent dat er gevallen kunnen zijn waarin zij zich redelijkerwijs niet kan beroepen op een (in beginsel geldig) beding van de Standaardvoorwaarden, zoals het beding inzake het vervallen van de geldigheid van het toegangskaartje. Volgens KNVB miskent SOVS echter dat het niet mogelijk is om algemene voorwaarden zo te formuleren dat daarin voor iedere eventualiteit een voorziening is opgenomen. Voor die gevallen biedt artikel 6:248 lid 2 BW uitkomst. Met artikel 3 lid 4 wordt een belangrijk doel gediend, omdat daarmee wordt voorkomen dat bezoekers zich ongestraft door het hele stadion kunnen bewegen, hetgeen tot zeer ongewenste situaties kan leiden zoals de vermenging van (de harde kern van) de supporters van verschillende clubs. De overige bepalingen van de Standaardvoorwaarden zijn daartegen niet toereikend. Artikel 3 lid 4 is juist (mede) geschreven voor het geval het Publiek de aanwijzingen van stewards niet opvolgt en kan daarom niet worden gemist.
19. Het hof stelt vast dat de onderhavige bepaling als sanctie op een bepaalde gedraging van supporters (het verlaten van het gedeelte van het stadion waartoe het toegangsbewijs recht geeft) het verval van de geldigheid van het toegangsbewijs stelt. Deze bepaling wordt daarmee op grond van artikel 6:237 sub h BW vermoed onredelijk bezwarend te zijn, behoudens voor zover het verlaten van het desbetreffende gedeelte van het stadion het verval van de geldigheid van het toegangsbewijs rechtvaardigt. Het hof is van oordeel dat het laatste het geval is. Indien supporters zich zonder toestemming begeven naar gedeelten van het stadion waartoe hun toegangsbewijs geen recht geeft, kunnen gevaarlijke situaties ontstaan die de orde en de veiligheid van personen in het stadion bedreigen. Dit rechtvaardigt dat het in artikel 3 lid 2 van de Standaardvoorwaarden opgenomen verbod zich op te houden in of zich te begeven naar een ander gedeelte van het stadion dan waartoe het toegangsbewijs recht geeft, wordt verzwaard met de in artikel 3 lid 4 opgenomen sanctie. Uit de stellingen van SOVS volgt niet dat toepassing van het sanctiebeding doorgaans tot onredelijke resultaten zal leiden. Indien een supporter immers toestemming of een aanwijzing krijgt om zich naar een ander gedeelte van het stadion te begeven, kan het bepaalde in artikel 3 lid 4 van de Standaardvoorwaarden niet aan hem worden tegengeworpen. Het hof acht voormeld beding derhalve niet onredelijk bezwarend.
Artikel 4 lid 2
“4.2 De afgelasting, het staken of het niet uitspelen van een Voetbalwedstrijd geeft het Publiek geen recht op restitutie van (enig deel van) de toegangsprijs of andere compensatie.”
20. SOVS stelt dat door deze bepaling de aan de consument toekomende bevoegdheid de overeenkomst te ontbinden wordt uitgesloten of in elk geval wordt beperkt, ook indien de omstandigheid die tot het afgelasten, staken of niet uitspelen van de voetbalwedstrijd leidt redelijkerwijs voor rekening van KNVB of de betrokken BVO dient te komen. Dit is volgens SOVS in strijd met het bepaalde in artikel 6:236 sub b BW.
21. KNVB voert aan dat een overeenkomst krachtens artikel 6:265 BW ontbonden kan worden, indien sprake is van een tekortkoming in de nakoming. Als een wedstrijd wordt gestaakt of niet wordt uitgespeeld, is er echter geen tekortkoming van de gebruiker van de Standaardvoorwaarden. De kaarthouder heeft dan immers toegang tot de wedstrijd gehad en dat is de prestatie waartoe de gebruiker zich heeft verplicht door het kaartje te verkopen. Van een afwijking van de situatie die zonder het beding zou gelden is dan geen sprake, zodat het beding reeds daarom niet onredelijk bezwarend is. Voor afgelaste wedstrijden geldt dat deze op een ander moment wel doorgang zullen vinden. Op dat andere moment kunnen de kaarthouders de wedstrijd alsnog bijwonen. Voor deze situatie bepaalt artikel 4 lid 1 van de Standaardvoorwaarden dat dag en tijdstip van de wedstrijd mogen worden aangepast, zodat van een tekortkoming die een ontbinding zou rechtvaardigen geen sprake kan zijn, aldus KNVB.
22. Het hof overweegt dat KNVB zich er terecht op beroept dat de gebruiker van de Standaardvoorwaarden de overeengekomen prestatie heeft verricht wanneer zij toegang heeft verleend tot het stadion waarin een wedstrijd wordt gespeeld, ook als deze wordt gestaakt of niet uitgespeeld. SOVS heeft geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen volgen dat artikel 4 lid 2 in verband daarmee doorgaans tot onredelijke resultaten leidt. Ten aanzien van het voorbeeld van SOVS waarin de wedstrijd wordt gestaakt wegens het uitvallen van het arbitrale kwartet, heeft KNVB onweersproken aangevoerd dat de wedstrijd dan in beginsel wordt overgespeeld. Voor het geval een wedstrijd wordt afgelast, staat vast dat deze eveneens op een ander moment wordt gespeeld. In verband daarmee heeft KNVB terecht aangevoerd dat ook dan (wegens het bepaalde in artikel 4 lid 1 van de Standaardvoorwaarden) geen sprake is van een tekortkoming van de gebruiker van de Standaardvoorwaarden. Het enige bezwaar dat SOVS op dit punt stelt, is dat de toeschouwer op de nieuwe datum verhinderd zou kunnen zijn. Gelet op het feit dat SOVS geen bezwaar heeft gemaakt tegen artikel 4 lid 1 van de Standaardvoorwaarden (dat dag en tijd van de wedstrijden zonodig kunnen worden gewijzigd), alsmede gelet op het feit van algemene bekendheid dat een zeker risico op afgelasting van een wedstrijd inherent is aan de voetbalsport, is het hof van oordeel dat het door SOVS gemaakte bezwaar tegen artikel 4 lid 2 onvoldoende zwaarwegend is en geen aanleiding geeft tot de conclusie dat het onderhavige beding doorgaans tot onredelijke resultaten zal leiden. Het hof acht artikel 4 lid 2 van de Standaardvoorwaarden derhalve niet onredelijk bezwarend.
Artikel 8 leden 6 en 8
“8.6 Het is verboden in het Stadion lichtmasten, hekken, daken, dug-outs en andere toestellen of bouwwerken te beklimmen. Het is voorts verboden het speelveld te betreden.”
“8.8 Stewards, het beveiligingspersoneel en/of de politie zijn gerechtigd het Publiek te fouilleren op het bezit van ongeoorloofde voorwerpen en deze in beslag te nemen. In beslag genomen voorwerpen worden na afloop van de wedstrijd aan de eigenaar teruggegeven, tenzij sprake is van wettelijk verboden voorwerpen.”
23. SOVS stelt dat artikel 8 lid 6 onredelijk bezwarend is, omdat daarbij geen enkel voorbehoud of uitzondering is opgenomen. Zij stelt voor een uitzondering op te nemen voor het geval toestemming voor de in het artikellid verboden gedragingen is verleend.
24. KNVB voert hiertegen terecht aan dat het ontbreken van de door SOVS voorgestelde uitzondering er niet toe leidt dat artikel 8 lid 6 onredelijk bezwarend is. Indien toestemming voor het betreden van het veld of het beklimmen van voorwerpen wordt verleend, leidt dat er toe dat van het bepaalde in artikel 8 lid 6 mag worden afgeweken. Het opnemen van een uitzondering in dat beding is daarvoor niet nodig. Andere feiten en omstandigheden die zouden kunnen leiden tot de conclusie dat de toepassing van artikel 8 lid 6 doorgaans tot onredelijke resultaten zal leiden, heeft SOVS niet gesteld. Het hof verwerpt derhalve het bezwaar van SOVS tegen dit beding.
25. Voorts acht SOVS artikel 8 lid 8 van de Standaardvoorwaarden onredelijk bezwarend, omdat dit artikellid een te vergaande inbreuk of inperking op het recht op privacy van supporters maakt. SOVS onderkent dat het in het belang van een ordelijk verloop van voetbalwedstrijden kan zijn dat het publiek gefouilleerd wordt op het bezit van ongeoorloofde voorwerpen. Naar de mening van SOVS mag dit echter uitsluitend, indien betrokkene voor het fouilleren duidelijke toestemming heeft verleend en van tevoren expliciet duidelijk is gemaakt wat de gevolgen zijn van het onthouden van die toestemming. SOVS doet in verband daarmee een voorstel voor een gewijzigde redactie van artikel 8 lid 8 van de Standaardvoorwaarden.
26. Volgens KNVB moet het bezwaar van SOVS tegen artikel 8 lid 8 worden verworpen, omdat daaruit niet blijkt waarom de bestreden bepaling onredelijk bezwarend zou zijn. KNVB meent dat de door SOVS voorgestelde aanvulling onnodig is, omdat alleen tot fouilleren wordt overgegaan indien een supporter daarvoor toestemming heeft gegeven. Bij gebreke daarvan zal een supporter de toegang tot het stadion worden geweigerd conform het bepaalde in artikel 10 lid 1 van de Standaardvoorwaarden. Een supporter kan vervolgens alsnog instemmen met het fouilleren.
27. Het hof overweegt dat SOVS terecht bezwaar maakt tegen het bepaalde in artikel 8 lid 8 van de Standaardvoorwaarden. Het fouilleren van supporters kan van belang zijn voor het handhaven van de orde en de veiligheid in een stadion, maar kan als onderzoek aan het lichaam inbreuk maken op de persoon van de betrokkene. In verband daarmee stelt SOVS terecht dat het ontbreken van het toestemmingsvereiste in artikel 8 lid 8 kan leiden tot onredelijke resultaten. Aangezien het bij het fouilleren van supporters kan gaan om grote groepen personen die snel achter elkaar moeten worden gefouilleerd, dient voor de desbetreffende supporters op voorhand duidelijk te zijn dat zij hun toestemming voor het fouilleren kunnen weigeren en wat de consequenties daarvan zijn. Voor zover derhalve in artikel 8 lid 8 van de Standaardvoorwaarden niet is bepaald dat een supporter alleen met diens toestemming of bij een verdenking in de zin van artikel 27 Sv mag worden gefouilleerd, moet worden geoordeeld dat genoemd beding doorgaans tot onredelijk resultaten zal leiden en derhalve onredelijk bezwarend is. Naar het oordeel van het hof kan het onredelijk bezwarend karakter worden weggenomen door artikel 8 lid 8 als volgt te formuleren:
“Stewards, het beveiligingspersoneel en/of de politie zijn gerechtigd het Publiek te fouilleren op het bezit van ongeoorloofde voorwerpen en deze in beslag te nemen, nadat daarvoor toestemming is verleend of indien sprake is van een verdenking in de zin van artikel 27 Wetboek van Strafvordering. Wanneer de gevraagde toestemming niet wordt verleend hebben de stewards, het beveiligingspersoneel en/of de politie het recht betrokkene de toegang tot het stadion te weigeren. In beslag genomen voorwerpen worden na afloop van de wedstrijd aan de eigenaar teruggegeven, tenzij sprake is van wettelijk verboden voorwerpen.”
28. Het hof ziet geen aanleiding tot het opnemen in artikel 8 lid 8 van de door SOVS voorgestelde zin “Dat dit het gevolg is van weigering van fouillering in voornoemde zin zal betrokkene van tevoren expliciet worden meegedeeld”. Uit de hiervoor aangegeven aanpassing van artikel 8 lid 8 blijkt voldoende duidelijk dat een supporter alleen met diens toestemming kan worden gefouilleerd (behoudens bij verdenking in de zin van artikel 27 Sv) en dat het niet verlenen van die toestemming kan leiden tot het weigeren van toegang. Het ontbreken van de voorgestelde zin maakt derhalve niet dat artikel 8 lid 8 (zoals aangepast in het bovenstaande) doorgaans tot onredelijke resultaten zal leiden.
Artikel 10 leden 1, 2, 3 en 6
“10.1 Een ieder die handelt in strijd met deze Standaardvoorwaarden, kan door stewards, het beveiligingspersoneel en/of de politie zonder voorafgaande waarschuwing:
- de toegang tot het Stadion worden geweigerd;
- uit het Stadion worden verwijderd; dan wel
- worden overgedragen aan de politie.
Dit heeft tot onmiddellijk gevolg dat het Toegangsbewijs van betrokkene(n) zijn geldigheid verliest en kan worden ingenomen, zonder dat enig recht op restitutie ontstaat.
10.2 De KNVB is gerechtigd om, (landelijke) Stadionverboden op te leggen aan een ieder die volgens een melding van een Club of het openbaar ministerie in of buiten het Stadion in het kader van een Voetbalwedstrijd:
- heeft gehandeld in strijd met deze Standaardvoorwaarden;
- een strafbaar feit heeft begaan;
- zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het aanzien en/of het belang van het voetbal wordt geschaad,
zulks onverminderd enige plicht tot schadevergoeding op grond van het civiele recht. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de personen genoemd in artikel 5.2. Het voorgaande laat onverlet de bevoegdheid van Clubs om (lokale) Stadionverboden op te leggen aan een ieder die zich in of buiten haar Stadion in het kader van een Voetbalwedstrijd misdraagt.
10.3 Indien de KNVB op grond van artikel 10.2 een stadionverbod heeft opgelegd, verbeurt betrokkene aan de KNVB een voor onmiddellijk opeising vatbare geldboete van maximaal € 450,- per handeling in strijd met deze Standaardvoorwaarden, strafbaar feit en/of gedraging waardoor het aanzien en/of het belang van het voetbal wordt geschaad, zonder dat daartoe enige ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst noodzakelijk is. Het boetebedrag zal door de KNVB worden aangewend ter bevordering van de veiligheid in het betaalde voetbal. Deze geldboete bestaat onverminderd enige plicht tot schadevergoeding op grond van het civiele recht.
10.6 De KNVB kan die maatregelen nemen die, naar zijn oordeel, voor de handhaving van een op grond van artikel 10.2 en 10.4 opgelegd stadionverbod noodzakelijk zijn.”
29. SOVS wenst primair een uitspraak van het hof of de bedingen van artikel 10 Standaardvoorwaarden zelfstandig en in relatie met de overige voorwaarden bezien onredelijk bezwarend zijn voor de (voetbal)consumenten. Het gaat SOVS daarbij om de volgende vragen: Kan een privaatrechtelijke rechtspersoon zonder mandaat van- of taak opgedragen door een bestuursorgaan en/of de overheid vrijheidsbeperkende maatregelen aan burgers opleggen? Staan de sancties (steeds) in verhouding tot de gedraging(en)/overtredingen? Zijn de sancties redelijk (of zelfs rechtens toelaatbaar) in de verhouding tussen de gebruiker en de (voetbal)consumenten? Met name acht SOVS onredelijk bezwarend dat het voor de consument volstrekt onduidelijk is wanneer en waarvoor hen een zeer vergaande sanctie zoals vrijheidsbeperking gedurende een lange periode kan worden opgelegd, vermeerderd met een boete van € 450,-.
30. Subsidiair stelt SOVS dat het onredelijk bezwarend is om de sancties van artikel 10 lid 1 en 2 van toepassing te verklaren op overtreding van het (allesomvattende) ‘handelen in strijd met de Standaardvoorwaarden’ en ‘het zich zodanig gedragen dat het belang en het aanzien van het voetbal wordt geschaad’, zonder dat aan de supporter duidelijk is wat daaronder wordt verstaan. Verder is SOVS van mening dat in artikel 10 lid 3 naar de ‘Richtlijn termijn Stadionverbod’ moet worden verwezen, omdat daardoor rechtszekerheid wordt geschapen. Ten slotte acht SOVS artikel 10 lid 6 onredelijk bezwarend, omdat niet duidelijk is op welke maatregelen wordt gedoeld of wat deze maatregelen inhouden.
31. Ten aanzien van de primair door SOVS gestelde vragen voert KNVB aan dat deze in het kader van de onderhavige abstracte toetsing niet aan de orde kunnen komen. Ten aanzien van de subsidiaire klacht tegen artikel 10 lid 1 en 2 voert KNVB aan dat de ordehandhaving bij het voetbal niet kan buiten algemene normen. Misdragingen kunnen niet altijd nauwkeurig worden geformuleerd. Zij zijn naar hun aard divers en niet altijd bij een vooraf beschreven specifieke norm onder te brengen. Bovendien zal de rechter achteraf kunnen beoordelen of sancties in specifieke gevallen hadden mogen worden opgelegd. Volgens KNVB zijn de sanctiegronden daarom, abstract getoetst, niet onredelijk bezwarend. Ten aanzien van het niet vermelden van de Richtlijn termijn Stadionverbod in artikel 10 lid 3 voert KNVB aan dat deze bepaling daardoor niet onredelijk bezwarend is. Het enkele feit dat supporters bij vermelding gebaat zouden zijn is daarvoor volgens KNVB onvoldoende. Ten slotte voert KNVB inzake artikel 10 lid 6 aan dat het niet nader omschrijven van maatregelen ter handhaving van een opgelegd stadionverbod genoemde bepaling niet onredelijk bezwarend maakt. Vooraf kan volgens KNVB niet volledig worden vastgesteld hoe stadionverboden effectief gehandhaafd moeten worden.
32. Bij repliek heeft SOVS nader gesteld dat KNVB door het formuleren van algemene normen veel verder gaat dan het in Nederland geldende strafrechtstelsel, waarbij concreet geformuleerde gedragingen strafrechtelijk zijn gesanctioneerd. Verder gebeurt het volgens SOVS in de praktijk vrijwel nooit dat de rechter achteraf wordt gevraagd te beoordelen of een sanctie had mogen worden opgelegd. De supporter is gedwongen om tegen een sanctie te ageren en dat betekent op zichzelf al een verandering in de rechtstoestand van de supporter die een onredelijk resultaat oplevert. Doordat de concrete sancties niet in de Standaardvoorwaarden zijn opgenomen, bestaat voor de supporter rechtsonzekerheid omtrent de gevolgen van het aanvaarden van de Standaardvoorwaarden. Dit geldt niet alleen voor artikel 10 lid 1 en 2, maar ook voor artikel 10 lid 6, dat een vrijbrief geeft aan KNVB en/of de BVO’s om te doen wat hen goeddunkt. Bij pleidooi heeft SOVS ten slotte nog betoogd dat het sanctiesysteem van KNVB faalt en dat de beroepsprocedure geen eerlijk proces garandeert. Tevens heeft SOVS voorstellen gedaan voor herformulering van artikel 10 leden 1, 2 en 3.
33. Het hof stelt voorop dat een privaatrechtelijke rechtspersoon in beginsel geen mandaat (of anderszins) van een bestuursorgaan of de overheid behoeft om met een wederpartij overeen te komen dat bepaalde sancties kunnen worden getroffen of bepaalde bevoegdheden worden verleend, indien die wederpartij handelt in strijd met hetgeen is overeengekomen. Dit geldt ook voor het opleggen van een zogenoemd stadionverbod. Anders dan SOVS stelt, is daarbij niet zozeer sprake van een vrijheidsbeperkende maatregel, alswel van de opschorting van de contractuele verplichting om een supporter toe te laten tot een stadion, dan wel van een (tijdelijke) weigering om een overeenkomst tot het bijwonen van een voetbalwedstrijd met de desbetreffende supporter aan te gaan. De verdere vragen van SOVS of de in de Standaardvoorwaarden genoemde sancties (steeds) in verhouding staan tot de gesanctioneerde gedragingen/overtredingen en of ze redelijk zijn in de relatie tussen de gebruiker en de supporter, kunnen in de onderhavige procedure slechts aan de orde komen in het kader van de vraag of een bepaald beding doorgaans tot onredelijke resultaten leidt.
34. Ten aanzien van de bezwaren van SOVS tegen de algemene normen in artikel 10 leden 1 en 2 (‘handelen in strijd met de Standaardvoorwaarden’ en ‘het zich zodanig gedragen dat het belang en/of het aanzien van het voetbal wordt geschaad’) overweegt het hof het volgende. Gelet op het met de Standaardvoorwaarden gediende belang, het verzekeren van de orde en de veiligheid in en rond stadions en het bestrijden van voetbalvandalisme en -geweld, dienen de hiervoor geciteerde algemene normen zo te worden uitgelegd dat deze slechts betrekking hebben op misdragingen van supporters waardoor genoemd belang wordt aangetast. De aard van dit belang brengt mee dat het niet mogelijk is om alle mogelijke vormen van deze misdragingen concreet in de Standaardvoorwaarden te benoemen en daaraan een specifieke sanctie te verbinden. Het hof is daarom van oordeel dat voornoemde algemene normen in artikel 10 lid 1 en 2 niet nodeloos ruim zijn geformuleerd. Weliswaar bestaat het risico van een onzorgvuldige of niet proportionele toepassing van de sanctiebepalingen, maar SOVS heeft in verband daarmee onvoldoende concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou kunnen volgen dat voormelde sanctiebepalingen doorgaans tot onredelijke resultaten zullen leiden.
35. Het hof overweegt voorts dat het voor supporters mogelijk duidelijker zou zijn als KNVB de toepasselijkheid van de Richtlijn termijn Stadionverbod in artikel 10 lid 3 van de Standaardvoorwaarden zou vermelden, maar het ontbreken van die vermelding brengt niet met zich dat artikel 10 lid 3 en/of de andere leden van artikel 10 doorgaans tot onredelijke resultaten zullen leiden. Het bezwaar van SOVS dat voornoemde richtlijn niet in de Standaardvoorwaarden staat vermeld, wordt derhalve verworpen.
36. Ten slotte verwerpt het hof het bezwaar van SOVS tegen artikel 10 lid 6 van de Standaardvoorwaarden. SOVS stelt op zichzelf terecht dat de maatregelen die KNVB kan nemen ter handhaving van een opgelegd stadionverbod niet concreet zijn omschreven in genoemd beding. Het hof acht dat echter inherent aan het gegeven dat op voorhand niet geheel valt te voorzien op welke wijze een supporter met een stadionverbod mogelijk zal proberen om in weerwil van dat verbod toch wedstrijden te bezoeken. Het risico dat de desbetreffende supporter betekent voor de orde en veiligheid in het stadion rechtvaardigt dat de mogelijkheid tot het nemen van maatregelen ter handhaving van een stadionverbod in artikel 10 lid 6 ruim is omschreven. SOVS heeft geen concrete feiten en omstandigheden gesteld die aanleiding zouden kunnen geven tot de conclusie dat genoemd beding doorgaans tot onredelijke resultaten zal leiden.
37. Uit het voorgaande volgt dat het hof de bezwaren tegen artikel 10 leden 1, 2, 3 en 6 verwerpt en dat deze bedingen derhalve niet onredelijk bezwarend zijn.
Artikel 11
“Artikel 11 Beroep
11.1 In geval de KNVB iemand conform het bepaalde in de artikelen 10.2, 10.3, 10.4 of 10.5 een Stadionverbod en/of een geldboete heeft opgelegd, kan diegene beroep aantekenen bij de commissie stadionverboden van de KNVB. Het beroep heeft geen opschortende werking en laat de mogelijkheden om het geschil aan de burgerlijke rechter voor te leggen onverlet.
11.2 Het beroep dient aangetekend te worden verzonden aan de commissie stadionverboden van de KNVB en binnen 14 dagen na dagtekening van het besluit door de commissie stadionverboden van de KNVB te zijn ontvangen, bij gebreke waarvan het beroep niet-ontvankelijk is. De commissie stadionverboden van de KNVB zal op een ontvankelijk beroepschrift binnen 30 dagen na ontvangst beslissen en het besluit schriftelijk aan diegene toezenden. Deze termijn kan met 30 dagen worden verlengd. De commissie stadionverboden doet daarvan schriftelijk mededeling aan de betrokkene. De in dit artikel genoemde termijnen gelden niet indien betrokkene zelf om uitstel verzoekt.
11.3 De commissie stadionverboden van de KNVB is gerechtigd de boete als genoemd in de artikelen 10.3
en 10.5 te matigen, indien de billijkheid dat klaarblijkelijk eist.”
38. SOVS acht artikel 11 onredelijk bezwarend, aangezien niet duidelijk is wat de werkwijze van de commissie stadionverboden is, waaraan de zaken worden getoetst en uit welke personen de commissie bestaat. Voor veel voetbalsupporters is niet duidelijk wat de exacte status van de commissie is. Verder zou in artikel 11 lid 3 moeten worden opgenomen dat een boete niet alleen kan worden gematigd indien de billijkheid dat klaarblijkelijk eist, maar ook als de financiële positie van de betrokkene daartoe aanleiding geeft.
39. Voorts is SOVS van mening dat op KNVB de verplichting rust er voor te zorgen dat de heroverweging door de commissie stadionverboden met voldoende waarborgen is omkleed. Ten eerste speelt de beroepsprocedure bij de commissie vaak een rol in de procedure bij de burgerlijke rechter, want dikwijls beslist de commissie voordat een rechter heeft geoordeeld over de strafbaarheid van de desbetreffende supporter of over een onrechtmatige of schadeveroorzakende gedraging. Verder is de commissie in de meeste gevallen de eerste en enige instantie die het stadionverbod heroverweegt, omdat supporters uit onwetendheid veelal snel een politietransactie accepteren. Het automatisch gevolg daarvan is dat KNVB een stadionverbod en een aanzienlijke boete oplegt, hetgeen op zichzelf al onredelijk bezwarend is. Ten slotte worden ook personen die de Standaardvoorwaarden nimmer hebben aanvaard, althans geen enkele rechtsverhouding hebben (gehad) met een club of KNVB, toch op grond van de Standaardvoorwaarden berecht door de commissie stadionverboden, aldus SOVS.
40. KNVB voert aan dat met de commissie stadionverboden slechts een mogelijkheid wordt geboden om een besluit over een stadionverbod of een boete (intern) te laten heroverwegen, zonder dat de mogelijkheid tot toetsing door de overheidsrechter op enige wijze wordt ingeperkt. Deze rechter kan de beslissing van de KNVB volledig toetsen. Het beding brengt aldus geen verandering in de rechtstoestand die bij gebreke van het beding zou hebben bestaan en is derhalve niet onredelijk bezwarend. Ten aanzien van artikel 11 lid 3 voert KNVB aan dat de draagkracht één van de factoren is die in een billijkheidsafweging kan worden betrokken, alsmede dat KNVB in verband met een opgelegde boete steeds bereid is tot het treffen van een betalingsregeling. Ten slotte heeft KNVB er bij pleidooi nog op gewezen dat met de commissie stadionverboden aan het Publiek kosteloos een extra mogelijkheid wordt geboden om het besluit over een stadionverbod/boete te laten heroverwegen. Ook gelet daarop is artikel 11 niet onredelijk bezwarend. Verder is inmiddels de gedragscode van de commissie, waarin de status en de werkwijze zijn beschreven, op internet gepubliceerd, aldus KNVB.
41. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat artikel 11 voorziet in een extra waarborg voor de supporter aan wie een stadionverbod en/of een boete is opgelegd. Het gaat daarbij om een snelle en kostenloze heroverweging van een mogelijk ten onrechte jegens een supporter genomen besluit tot het opleggen van een stadionverbod en/of boete, onverminderd de mogelijkheid van de desbetreffende supporter om zich tot de overheidsrechter te wenden. In verband hiermee stelt KNVB terecht dat de bedingen van artikel 11 leden 1 en 2 geen (nadelige) verandering brengen in de rechtstoestand die zonder deze bedingen zou hebben bestaan, zodat ze reeds daarom niet onredelijk bezwarend voor supporters zijn. Ten slotte overweegt het hof nog dat de draagkracht één van de factoren is die bij een verzoek tot matiging van een boete in de billijkheidsafweging kan worden betrokken. Het feit dat de draagkracht in artikel 11 lid 3 niet als afzonderlijke factor is genoemd, maakt niet dat dit beding tot onredelijke resultaten zal leiden jegens supporters die daarop een beroep doen. Ook dit bezwaar van SOVS wordt derhalve verworpen.
Slotsom
42. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen concludeert het hof dat de bezwaren van SOVS tegen de artikelen 1 (sub b en c), 2, 3 (lid 4), 4 (lid 2), 8 (lid 6), 10 (leden 1-3 en 6) en 11 van de Standaardvoorwaarden falen en dat alleen artikel 8 lid 8 van de Standaardvoorwaarden onredelijk bezwarend voor supporters moet worden geacht. De door partijen gedane bewijsaanbiedingen passeert het hof als niet ter zake doende, althans te vaag en ongespecificeerd.
43. De sub I gevraagde verklaring voor recht zal ten aanzien van artikel 8 lid 8 van de Standaardvoorwaarden worden toegewezen, evenals het sub II gevraagde verbod, met dien verstande dat de termijn waarna geen gebruik meer mag worden gemaakt van het desbetreffende beding redelijkheidshalve zal worden gesteld op drie maanden na betekening van dit arrest aan KNVB. Voorts zal het hof de sub III verzochte veroordeling tot publicatie toewijzen op de wijze als hieronder aangegeven. Integrale publicatie van de uitspraak door KNVB acht het hof – gelet op de omvang van de uitspraak – niet zinvol. Tevens ziet het hof aanleiding om het gebod te beperken tot publicatie op de website van KNVB, aangezien alleen artikel 8 lid 8 onredelijk bezwarend is en derhalve slechts een beperkte aanpassing van de Standaardvoorwaarden is vereist. De gevorderde dwangsommen zal het hof (gematigd) toewijzen als na te doen.
44. SOVS zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Beslissing
Het hof:
I. verklaart voor recht dat artikel 8 lid 8 van de Standaardvoorwaarden onredelijk bezwarend is, alsmede dat het onredelijk bezwarende karakter van deze bepaling kan worden weggenomen op de wijze als aangegeven door het hof in bovenstaande rechtsoverweging 27;
II. verbiedt KNVB om gebruik te maken dan wel het gebruik te bevorderen van het onder I. als onredelijk bezwarend aangemerkte beding vanaf drie maanden na de dag waarop dit arrest is betekend aan KNVB;
III. bepaalt dat KNVB een dwangsom zal verbeuren van € 1.000,- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat KNVB handelt in strijd met het onder II. gegeven verbod, zulks met een maximum van € 100.000,-;
IV. veroordeelt KNVB om binnen een week na de dag waarop dit arrest aan KNVB is betekend, op de homepage van de officiële website van KNVB (www.knvb.nl) ter openbaarmaking van de uitspraak, op kosten van KNVB gedurende tenminste drie maanden de volgende mededeling op te nemen:
“Het gerechtshof ’s-Gravenhage heeft op 9 augustus 2006 uitspraak gedaan in een procedure tussen de vereniging Samenwerkende Organisaties Voetbalsupporters en de vereniging Koninklijke Nederlandse Voetbalbond. Bij deze uitspraak is artikel 8 lid 8 van de Standaardvoorwaarden van de KNVB onredelijk bezwarend verklaard. De uitspraak met zaaknummer 05/501 is te vinden op de website www.rechtspraak.nl onder gerechtshof ’s-Gravenhage. Bij deze uitspraak is het aan de KNVB verboden om, vanaf drie maanden na de betekening van het arrest, nog gebruik te maken dan wel het gebruik te bevorderen van genoemd artikel van de Standaardvoorwaarden.”
V. bepaalt dat KNVB een dwangsom zal verbeuren van € 1.000,- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat KNVB handelt in strijd met het onder IV. gegeven gebod, zulks met een maximum van € 100.000,-;
VI. veroordeelt SOVS in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van KNVB begroot op € 291,- aan verschotten en € 2.682,- aan salaris procureur;
VII. verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
VIII. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, J.J. Roos en J.C.P. Ekering en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 9 augustus 2006 in het bijzijn van de griffier.