Einde inhoudsopgave
Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES
Artikel 6.1
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2024
- Redactionele toelichting
Lid 3 is nog niet in werking getreden.
- Bronpublicatie:
22-12-2011, Stb. 2012, 27 (uitgifte: 03-02-2012, kamerstukken: 32473)
- Inwerkingtreding
01-04-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2023, Stb. 2023, 515 (uitgifte: 28-12-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Algemeen
Volkshuisvesting en wonen / Algemeen
Ruimtelijk bestuursrecht / Ruimtelijke ordening
1.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen in het belang van de bescherming van de bodem regels worden gesteld met betrekking tot:
- a.
het verrichten van handelingen waarbij stoffen die de bodem kunnen verontreinigen of aantasten, op of in de bodem worden gebracht, teneinde deze aldaar te laten;
- b.
het verrichten van handelingen waarbij stoffen die de bodem kunnen verontreinigen of aantasten, aan de bodem worden toegevoegd, teneinde de structuur of de kwaliteit van de bodem te beïnvloeden;
- c.
het uitvoeren van werken op of in de bodem, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt, die de bodem kunnen verontreinigen of aantasten;
- d.
het transporteren van bij die maatregel aan te geven stoffen die de bodem kunnen verontreinigen of aantasten;
- e.
het verrichten van handelingen waarbij als nevengevolg stoffen die de bodem kunnen verontreinigen of aantasten, op of in de bodem geraken;
- f.
het verrichten van niet onder de onderdelen a tot en met e vallende handelingen die erosie, verdichting of verzilting van de bodem tot gevolg kunnen hebben;
- g.
het toepassen van grond op of in de bodem;
- h.
voorwerpen die bij het verrichten van een werkzaamheid als bedoeld in de onderdelen a tot en met g op of in de bodem worden gebracht.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat bij besluit van een daarin aangewezen bestuursorgaan, grond kan worden toegepast in andere gevallen dan die ingevolge de regels, bedoeld in het eerste lid, onder g, mits dit geen onaanvaardbare risico's oplevert voor de volksgezondheid en geen bedreiging vormt van de functionele eigenschappen van water, bodem en lucht voor mens, plant en dier. Een bestuursorgaan dat van deze mogelijkheid gebruik maakt, stelt in het daartoe strekkend besluit de nodige eisen aan de kwaliteit, waaronder de samenstelling van grond.
3.
Nog niet in werking getreden.
4.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat van de in het eerste lid bedoelde regels mag worden afgeweken voor zover:
- a.
die regels betrekking hebben op de in dat lid bedoelde werkzaamheden waarbij bouwstoffen of grond op of in de bodem worden toegepast, en
- b.
door Onze Minister is vastgesteld dat anders dan door toepassing van die regels ten minste eenzelfde mate van bescherming van de bodem is gewaarborgd als is beoogd met die regels.