*
Rb. Amsterdam, 17-01-2018, nr. C/13/627296 / HA ZA 17-389
ECLI:NL:RBAMS:2018:1207
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
17-01-2018
- Zaaknummer
C/13/627296 / HA ZA 17-389
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2018:1207, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 17‑01‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
JOR 2018/189 met annotatie van T.A.G. Bens
NTHR 2018, afl. 3, p. 173
INS-Updates.nl 2018-0192
Uitspraak 17‑01‑2018
Inhoudsindicatie
Kan de openbaar pandhouder een beroep doen op de tussen pandgever en schuldenaar gemaakte forumkeuze?
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/627296 / HA ZA 17-389
Vonnis in incident van 17 januari 2018
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Utrecht,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. J.A. Dullaart te Naaldwijk,
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
LCS INTERNATIONAL SAS,
gevestigd te Entzheim (Frankrijk),
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. I.J.A. Tax te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Rabobank en LCS worden genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 8 maart 2017, met producties,
- -
de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid,
- -
de conclusie van antwoord in het onbevoegdheidsincident met (voorwaardelijk) verzoek tot pleidooi, met producties,
- -
de rolbeslissing van 18 augustus 2017, waarbij pleidooi is bepaald,
- -
het proces-verbaal van het op 4 december 2017 gehouden pleidooi, met de daarin genoemde pleitnota’s,
- -
de fax van mr. Tax van 11 december 2017 naar aanleiding van het proces-verbaal,
- -
de fax van mr. M.L.M. Bindels, advocaat van Rabobank, van 12 december 2017 naar aanleiding van het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De feiten in het incident
2.1.
LCS heeft in 2010 met FL Sport een licentieovereenkomst gesloten. In de licentieovereenkomst is bepaald dat LCS een jaarlijkse royaltyvergoeding aan FL Sport dient te betalen. Met betrekking tot de tussen LCS en FL Sport gemaakte forumkeuze is in artikel 5 van de licentieovereenkomst het volgende opgenomen:
“5. Disputes and governing law
5.1
The Parties acknowledge that the expeditious and equitable settlement of disputes arising
under this Agreement or in connection herewith is to their mutual advantage and in the best interests of both Parties. To this end, the Parties therefore agree to use their best endeavours to resolve all differences of opinion and to settle all disputes through co-operation and consultation.
5.2
This Agreement shall be construed in accordance with the Laws of The Netherlands. All disputes arising out of or in connection with this Agreement which have not been resolved in accordance with Clause 5.1 above, shall be decided the Court of Amsterdam”
2.2.
Nadat FL Sport op 26 februari 2016 in staat van faillissement werd verklaard, heeft Rabobank aan LCS mededeling gedaan van haar pandrecht op alle vorderingen van FL Sport. Rabobank heeft LCS daarbij verzocht de onder de licentieovereenkomst verschuldigde royaltyvergoedingen aan haar te betalen. Ondanks meerdere aanmaningen daartoe, heeft LCS echter niets aan Rabobank betaald.
3. De vordering in de hoofdzaak
3.1.
In de hoofdzaak vordert Rabobank - kort gezegd - veroordeling van LCS tot betaling van € 2.625.000,- aan royaltyvergoedingen, te vermeerderen met rente en kosten.
4. Het geschil in het incident
4.1.
LCS vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen. LCS stelt dat zij op grond van de geldende hoofdregel van artikel 4 lid 1 Verordening (EU) nr. 1215/2012 (herschikking) (hierna: herschikte EEX-vo) voor de Franse rechter opgeroepen had moeten worden. Volgens LCS kan Rabobank als (vermeend) pandhouder geen beroep doen op de tussen LCS en FL Sport overeengekomen forumkeuze vanwege het feit dat Rabobank geen partij is bij de overeenkomst waarvan de forumkeuze onderdeel uitmaakt. Aan de vormvereisten van artikel 25 lid 1 sub a herschikte EEX-vo is immers niet voldaan en aan de forumkeuze komt geen derdenwerking toe. De rechtbank kan haar bevoegdheid daarom - aldus steeds LCS - niet ontlenen aan artikel 25 herschikte EEX-vo. Subsidiair stelt LCS dat - indien Rabobank als pandhouder wel een beroep op de forumkeuze toekomt - Rabobank niet heeft voldaan aan de voorwaarde vermeld in artikel 5.1 van de licentieovereenkomst. Er is niet getracht eerst een minnelijke oplossing te bereiken. Meer subsidiair stelt LCS dat een beroep op de forumkeuze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is nu Rabobank niet conform het bepaalde in artikel 5.1 van de licentieovereenkomst heeft gehandeld.
4.2.
Rabobank voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in het incident
5.1.
LCS is gevestigd in Frankrijk en de dagvaarding in deze handelszaak dateert van na 10 januari 2015. Partijen gaan er daarom terecht van uit dat de bevoegdheid van de rechtbank dient te worden beoordeeld aan de hand van de herschikte EEX-vo.
5.2.
Artikel 25 lid 1 herschikte EEX-vo bepaalt dat, indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, schriftelijk een gerecht van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, dit gerecht in beginsel exclusief bevoegd is. Dat blijkens artikel 5.2 van de licentieovereenkomst tussen LCS en FL Sport met betrekking tot de royaltyvergoedingen een ‘overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht’ als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub a herschikt EEX-vo is gesloten - en daarmee sprake is van een tussen LCS en FL Sport rechtsgeldige forumkeuze - heeft LCS niet gemotiveerd betwist. Beoordeeld zal moeten worden of Rabobank als openbaar pandhouder een beroep kan doen op de aldus tussen LCS en FL Sport overeengekomen forumkeuze.
5.3.
Volgens rechtspraak van het Hof van Justitie geldt een forumkeuze in beginsel alleen tussen de partijen die de forumkeuze zijn overeengekomen. Het Hof van Justitie heeft als uitzondering hierop aanvaard gevallen waarin de forumkeuze krachtens het toepasselijke nationale recht overgaat op derden door een overgang van rechten en verplichtingen, zie [naam partijen] , ECLI:EU:C:1984:217. Hoewel het in dit arrest ging om cognossementen, zijn er geen redenen om aan te nemen dat dit arrest zich daartoe zou beperken. LCS heeft aangevoerd dat Rabobank geen beroep kan doen op de forumkeuze van artikel 5.2 van de licentieovereenkomst omdat Rabobank naar Nederlands recht, waarvan niet in geschil is dat dit van toepassing is, als openbaar pandhouder niet in de rechten en verplichtingen van de pandgever (FL Sport) is getreden. Rabobank heeft op haar beurt betoogd - kort gezegd - dat zij in het kader van haar inningsbevoegdheid een beroep kan doen op de forumkeuze van artikel 5.2 van de licentieovereenkomst en daaraan ook gebonden is.
5.4.
Artikel 3:246 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) houdt in dat, als het pandrecht aan de schuldenaar is meegedeeld, de pandhouder bevoegd is in en buiten rechte nakoming van de vordering te eisen en betalingen in ontvangst te nemen. Na bedoelde mededeling kan de pandgever deze bevoegdheden slechts uitoefenen als hij daartoe toestemming van de pandhouder of machtiging van de kantonrechter heeft verkregen (artikel 3:246 lid 4 BW). Aldus gaat door de mededeling van de verpanding aan de schuldenaar de bevoegdheid tot inning van de verpande vordering over van de pandgever op de pandhouder. De in artikel 3:246 lid 1 BW bedoelde inningsbevoegdheid omvat de bevoegdheid tot verhaal van de vordering op het vermogen van de schuldenaar. Daartoe staan de pandhouder de middelen ten dienste die vóór de mededeling van het pandrecht aan de pandgever als schuldeiser toekwamen (zie Hoge Raad 9 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2833). Ook het aanhangig maken van een procedure bij het door de pandgever en de schuldenaar als bevoegd aangewezen gerecht ter verkrijging van een titel met betrekking tot de verpande vordering, valt onder de op de pandhouder overgegane inningsbevoegdheid. De rechten die de pandhouder jegens de debiteur kan uitoefenen in het kader van deze inningsbevoegdheid komen overeen met de rechten die de pandgever jegens de debiteur heeft en worden bepaald door de oorspronkelijke rechtsverhouding tussen de pandgever en de debiteur, i.c de licentieovereenkomst uit 2010. Aan Rabobank komt dan ook een beroep toe op de forumkeuze van artikel 5.2 van de licentieovereenkomst. Anders dan LCS voorstaat, doet daar niet aan af dat Rabobank als openbaar pandhouder niet in alle rechten en verplichtingen van FL Sport is getreden.
5.5.
LCS wordt evenmin gevolgd in haar betoog dat Rabobank geen beroep kan doen op artikel 5.2 van de licentieovereenkomst omdat Rabobank niet heeft voldaan aan de voorwaarde die blijkens de tekst van artikel 5.1 van de licentieovereenkomst aan een beroep op de forumkeuze zou zijn verbonden. Als al aangenomen wordt dat - wat Rabobank gemotiveerd betwist - er geen onderhandelingen hebben plaatsgevonden tussen de pandhouder en LCS dan kan in artikel 5.1 van de licentieovereenkomst niet gelezen worden dat een geschil pas aan deze rechtbank mag worden voorgelegd als partijen er niet in zijn geslaagd het geschil in gezamenlijk onderling overleg op te lossen. In artikel 5.1 van de licentieovereenkomst is slechts bepaald dat partijen zich zullen inspannen om geschillen in onderling overleg op te lossen (zie 2.1).
5.6.
Het beroep van LCS op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid wordt verworpen. LCS heeft geen feiten gesteld die maken dat het beroep van Rabobank op de in artikel 5.2 van de licentieovereenkomst opgenomen forumkeuze naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De enkele stelling van LCS dat Rabobank als pandhouder niet heeft gehandeld conform de strekking van artikel 5.1 van de licentieovereenkomst - wat daar ook van zij - is onvoldoende voor een geslaagd beroep op artikel 6:248 lid 2 en 6:2 lid 2 BW.
5.7.
Al het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank Amsterdam op grond van artikel 25 lid 1 sub a herschikte EEX-vo bevoegd is van de vordering van Rabobank kennis te nemen. De incidentele vordering van LCS zal daarom worden afgewezen.
5.8.
LCS zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de kant van Rabobank tot op heden worden begroot op
€ 904,- (2 punten x tarief € 452,-) aan salaris advocaat. De nakosten zullen ambtshalve worden toegewezen zoals in het dictum is vermeld.
5.9.
De rechtbank ziet ambtshalve aanleiding tussentijds hoger beroep van dit vonnis open te stellen.
6. De beslissing
De rechtbank
in het incident
6.1.
wijst het gevorderde af,
6.2.
veroordeelt LCS in de kosten van het incident, aan de kant van Rabobank tot op heden begroot op € 904,-,
6.3.
veroordeelt LCS in de na dit vonnis ontstane kosten, aan de kant van Rabobank begroot op € 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat LCS niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.4.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
6.5.
bepaalt dat van dit vonnis tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld,
in de hoofdzaak
6.6.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 28 februari 2018 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. de Vos, rechter, bijgestaan door mr. N.M. Bindhammer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2018.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 17‑01‑2018