RFR 2017/111
Kinderbescherming. Wanneer kan de handelwijze van de raad voor de kinderbescherming onrechtmatig zijn jegens een ouder?
Hof Amsterdam 09-05-2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1725
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
9 mei 2017
- Magistraten
Mrs. G.B.C.M. van der Reep, A.N. van de Beek, M.F.G.H. Beckers
- Zaaknummer
200.187.448/01
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS926960:1
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHAMS:2017:1725, Uitspraak, Hof Amsterdam, 09‑05‑2017
- Wetingang
Art. 6:162 BW
Essentie
Kinderbescherming. Staatsaansprakelijkheid.
Wanneer kan de handelwijze van de raad voor de kinderbescherming onrechtmatig zijn jegens een ouder?
Samenvatting
De ouders van de minderjarige zijn gescheiden en de moeder is aanvankelijk belast met het eenhoofdig gezag. In 2012 heeft het hof de vader belast met het eenhoofdig gezag. Desalniettemin vervullen de ouders afwisselend, gedurende de helft van de tijd de zorg voor de verzorging en opvoeding van hun kind. De moeder maakt zich echter ernstig zorgen over de toekomst van de jongen bij zijn vader. Zij heeft aangegeven daarvoor goede reden te hebben. De vader is pedoseksueel geaard. Zij heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.