Rb. 's-Gravenhage, 03-06-2009, nr. 298796 - HA ZA 07-3544
ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ3251
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
03-06-2009
- Zaaknummer
298796 - HA ZA 07-3544
- LJN
BJ3251
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ3251, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 03‑06‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
art. 162 Burgerlijk Wetboek Boek 6
- Vindplaatsen
JOR 2009/245 met annotatie van prof. mr. S.E. Bartels
Uitspraak 03‑06‑2009
Inhoudsindicatie
De kern van het geschil betreft de vraag of HEK c.s. jegens eiser aansprakelijk zijn voor de bij haar opgetreden en nog op te treden schade als gevolg van het niet tot stand komen van een beoogde samenwerking. De vorderingen van eiser worden afgewezen. Eiser wordt veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - meervoudige kamer
zaaknummer / rolnummer: 298796 / HA ZA 07-3544
Vonnis van 3 juni 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A.] BEHEER B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt te 's-Gravenhage,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUTCH CAPRICORN HOLDING B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Dordrecht,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ANSUHA BILLABONG FINANCE B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Waddinxveen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SMALL BUSINESS VENTURES B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Klaaswaal, gemeente Cromstrijen,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VLINDERVALLEI B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Oosterhout,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HET HOLLANDSCH EFFECTENKANTOOR B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. W.P. den Hertog te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [A.] en (als wordt gerefereerd aan de gedaagden gezamenlijk) HEK c.s. (meervoud) genoemd worden. In die gevallen waarin wordt gerefereerd aan gedaagde sub 5 respectievelijk gedaagden sub 1 t/m 4 (gezamenlijk) zullen zij HEK respectievelijk de aandeelhouders HEK genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
De rechtbank heeft kennis genomen van
- -
de dagvaarding van 2 november 2007 (met producties 1 t/m 24),
- -
de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie (met producties 1 en 1 t/m 32, en producties 2, 3A, 3B en 4 t/m 15),
- -
de conclusie van repliek in conventie, tevens akte houdende wijziging van eis, tevens conclusie van antwoord in reconventie (met producties 25 t/m 33),
- -
de conclusie van dupliek in conventie tevens conclusie van repliek in reconventie (met producties 1 t/m 23),
- -
de conclusie van dupliek in reconventie (met productie 34),
- -
de pleitnotities van mr. N.B.F. Telders namens [A.] en van
mr. G.A. Soebhag namens HEK c.s., die zijn overgelegd ter gelegenheid van de op 19 maart 2009 gehouden pleidooien,
- -
de ter gelegenheid van die pleidooien van de zijde van [A.] overgelegde producties 35 t/m 39 en de van de zijde van HEK c.s. overgelegde brieven van 13 maart 2009 (met producties 1 t/m 6) en 18 maart 2009 (met producties 7 t/m 13).
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten in conventie en in reconventie
2.1.
De heer [A.] is enig aandeelhouder en bestuurder van [A.]. [A.] is enig aandeelhouder en bestuurder van de vennootschap Minerva Veste B.V. (hierna: Minerva Veste).
2.2.
HEK is een vennootschap die zich bezig houdt met vermogensbeheer en vermogensadvies. Gedaagden sub 1 t/m 4 houden (ieder voor 25%) de aandelen in HEK. Van gedaagden sub 1 t/m 4 zijn respectievelijk de heren [B.], [C.], [D.] (samen met een ander) en [E.] bestuurder.
2.3.
Op 21 juli 2005 is tussen [A.] en HEK tot stand gekomen een tijdelijke arbeidsovereenkomst (hierna: de arbeidsovereenkomst), ingaand op 1 september 2005 en eindigend op 29 februari 2006, onder meer inhoudende dat [A.] zich drie dagen per week tegen een maandsalaris van € 500,00 zou bezighouden met werving van nieuwe relaties voor vermogensadvies en vermogensbeheer.
2.4.
Op 25 juli 2005 is tussen Minerva Veste en HEK tot stand gekomen een overeenkomst (hierna: de remisierovereenkomst), in eerste instantie voor de duur van 6 maanden, eindigend op 29 februari 2006 en te verlengen met telkens 12 maanden, op grond waarvan Minerva Veste zich als cliëntenremisier heeft verbonden om tegen vergoeding bij HEK cliënten aan te brengen voor het verrichten van financiële diensten door HEK aan de betreffende cliënten.
2.5.
Medio augustus 2005 heeft HEK aan relaties een mailing gestuurd met onder meer de volgende inhoud: "Het is ons een bijzonder genoegen u mede te delen dat de heer drs. [A.] per 1 september als partner is toegetreden".
2.6.
Bij brief van 27 juli 2006 heeft HEK aan [A.] doen toekomen een voorstel inzake de voortzetting van de samenwerking, bestaande uit de arbeidsovereenkomst en de remisierovereenkomst. Daarin is onder meer opgenomen:
De lopende samenwerkingsovereenkomst met Minerva Veste c.q. lopende tijdelijke arbeidsovereenkomst met uzelf liepen in principe op 1 februari 2006 ten einde en zijn indachtig de nog af te ronden samenwerking met Fundview (...) met u tot nader order ongewijzigd voortgezet. (...)
Onderstaand gelieve u ons voorstel voor de effectuering van een en ander te vinden.
Doelstelling
De beoogde samenwerking heeft als doel om de combinatie van een onafhankelijk researchinstituut en een onafhankelijke vermogensbeheerder/plaatsingskantoor binnen een tijdsbestek van ca. 1,5 jaar, doch uiterlijk ultimo 2007, uit te bouwen tot een leidende partij op het vlak van besloten (vastgoed)fondsen op de Nederlandse markt.
Opzet en structuur
Uitgangspunt is (...) een strikte scheiding (...) tussen (...) de researchactiviteiten en de commerciële activiteiten (...). Het beeld is dan als volgt:
Fundview: research en fondsenadministratie
HEK: plaatsingen
Voorwaarden samenwerking.
- 5.
Duur van de samenwerking
In eerste instantie wordt de samenwerking voortgezet tot en met 30 juni 2007. Bij wederzijds goedvinden wordt de samenwerking daarna voor een in overleg vast te stellen termijn voortgezet. De duur van de lopende tijdelijke arbeidsovereenkomst wordt eveneens verlengd tot 30 juni 2007.
- 6.
Geheimhouding (...)
- U.
zult ten aanzien van alle informatie die u tijdens uw werkzaamheden ten kantore van HEK ter beschikking krijgt strikte geheimhouding betrachten, zulks mede in het kader van de voorwaarden onder de door HEK gehouden vergunningen onder de Wet Toezicht Effectenverkeer. Met uitzondering van de door u ingebrachte eigen adressen blijven alle HEK adressen exclusief eigendom van HEK.
Slot
Wij willen benadrukken dat wij het volste vertrouwen hebben in het welslagen van de onderhavige samenwerking en in de realisatie van de (...) doelstellingen zoals eerder vernoemd, op voorwaarde dat alle betrokkenen zich (...) conformeren aan de overeengekomen (...) inspanningsverplichting.
2.7.
In maart 2007 hebben de aandeelhouders HEK en [A.] ieder voor 20% een aandeelhoudersbelang verworven in de vennootschap Fundview B.V. (hierna: Fundview), die zich in zogenoemde FundReviews richt op de beoordeling / analyse van vastgoed commanditaire vennootschappen en vastgoed obligaties. [A.] is vervolgens aangetreden als directeur van Fundview.
2.8.
Medio april 2007 is op verzoek van [D.] door notaris Gorsira te Wassenaar een concept opgesteld van de akte, waarin zou worden vastgelegd dat - kort weergegeven - de aandeelhouders HEK en [A.] ieder voor 20% zouden gaan deelnemen in de op te richten vennootschap met de naam Het Hollandsch Investeringskantoor B.V. (hierna: HIK), met als doel onder meer (verkort weergegeven) vermogensbeheer, financiële dienstverlening en belegging in en exploitatie van registergoederen en roerende zaken, effecten en andere waardepapieren. Bij brief van 17 april 2007 hebben [D.] en [E.] notaris Gorsira met het oog op een inzake de oprichting van HIK door het Ministerie van Justitie te verstrekken Verklaring van Geen Bezwaar de formulieren B en C "inclusief kopie identiteit van de desbetreffende personen met betrekking tot de oprichting van bovengenoemde vennootschap" doen toekomen.
2.9.
Op 8 juni 2007 is vorenbedoelde Verklaring van Geen Bezwaar door het ministerie afgegeven.
- 2.10.
Op 22 juni 2007 hebben de aandeelhouders HEK en Minerva Veste zich ieder voor een gelijk deel garant gesteld voor afname van - kort weergegeven - de na een termijn van zes weken na het gereed komen van de daarbij behorende prospectus nog niet geplaatste participaties in de uitgifte van een obligatielening met de naam Sagittarius Properties V B.V. 2007-2010 ten bedrage van € 2.490.000,00.
- 2.11.
Bij brief van 13 juli 2007 heeft HEK de arbeidsovereenkomst beëindigd per 31 juli 2007.
- 2.12.
Bij brief van eveneens 13 juli 2007 heeft HEK de remisierovereenkomst beëindigd per 31 juli 2007, met daarbij de mededeling "dat wij in beginsel tot een nieuwe, onder aangepaste voorwaarden en condities, cliëntenremisierovereenkomst willen geraken".
- 2.13.
Bij brief van 1 augustus 2007 heeft HEK aan Minerva Veste doen toekomen een aanbod voor een nieuwe cliëntenremisierovereenkomst, ingaande per 1 augustus 2007. Minerva Veste heeft de termijn waarbinnen dit aanbod geldig was onbenut laten verstrijken.
- 2.14.
Bij brief van 7 september 2007 heeft [A.] HEK c.s. gesommeerd om - verkort weergegeven - binnen 5 dagen na dagtekening brief te bevestigen dat alsnog invulling aan de "overeengekomen" samenwerking zal worden gegeven door de oprichting van HIK te voltooien, 20% HIK-aandelen aan [A.] te (doen) geven en alle plaatsingsactiviteiten van HEK in HIK onder te brengen.
- 2.15.
Bij akte van 15 oktober 2007 hebben [A.] en Minerva Veste hun vorderingen op HEK c.s. uit hoofde van de beëindigde samenwerking, alsmede uit hoofde van de beëindigde arbeidsovereenkomst en de beëindigde remisierovereenkomst gecedeerd aan [A.].
- 2.16.
Ter zekerstelling van verhaal van haar vorderingen op HEK c.s. heeft [A.] ten laste van HEK (c.s.) op 22 oktober 2007 en op 26 november 2007 voor een bedrag van € 2.200.000,00 de volgende beslagen doen leggen:
- -
conservatoir derdenbeslag op de bankrekeningen van HEK (c.s.) bij Theodoor Gilissen Bankiers N.V. en Binck Bank N.V.;
- -
conservatoir derdenbeslag op de aan HEK (c.s.) in eigendom toebehorende delen in de door Theodoor Gilissen Bankiers N.V. en door Binck Bank N.V. ieder voor zich beheerde verzameldepots in de zin van de Wet Giraal Effectenverkeer;
- -
conservatoir derdenbeslag op alle vorderingen van de aandeelhouders HEK op HEK (waaronder de vorderingen uit hoofde van een managementvergoeding en dividend);
- -
conservatoir beslag op de aandelen die de aandeelhouders HEK houden in het kapitaal van HEK;
- -
conservatoir derdenbeslag op voor beslag vatbare gelden, vorderingen, waardepapieren en/of roerende zaken van HEK, gehouden door de vennootschappen Beheersmaatschappij Floris B.V. en Sagittarius Properties V B.V.;
- -
conservatoir derdenbeslag op de gelden, geldswaarden, vorderingen en/of roerende zaken van HEK die de vennootschap naar het recht van het Verenigd Koninkrijk Helvetia Resolve Limited onder zich heeft.
- 2.17.
Op 11 december 2007 hebben HEK c.s. in kort geding [A.] gedagvaard en gevorderd dat de voorzieningenrechter de in de voorgaande rechtsoverweging genoemde beslagen opheft, nu de vordering ten behoeve waarvan [A.] de beslagen heeft doen leggen ondeugdelijk is. In deze procedure heeft [A.] in reconventie gevorderd HEK te veroordelen tot betaling van twee onbetaald gelaten facturen, subsidiair gesteld op een totaal van € 58.906,46.
- 2.18.
Bij vonnis van 24 januari 2008 (in de zaak met zaak- en rolnummer 385722 / KG ZA 07-2352) heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam de vordering van [A.] tot vergoeding van schade wegens het door HEK c.s. niet nakomen van de gestelde nadere invulling van de samenwerking summierlijk ondeugdelijk bevonden en heeft de voorzieningenrechter vorenbedoelde beslagen opgeheven, voor zover die zijn gelegd ten laste van de aandeelhouders HEK, en de vordering van HEK c.s. voor het overige afgewezen, met dien verstande dat de vordering waarvoor ten laste van HEK beslag is gelegd wordt herbegroot op € 58.906,46, vermeerderd met 30% rente en kosten, afgerond op € 75.000,00. In reconventie heeft de voorzieningenrechter HEK veroordeeld om aan [A.] te voldoen voormeld bedrag van € 58.906,46.
- 2.19.
Op 15 februari 2008 hebben HEK c.s. [A.] aansprakelijk gesteld voor de door HEK c.s. geleden en nog te lijden schade als gevolg van voornoemde beslagen.
3. Het geschil
in conventie
3.1.
[A.] vordert, na vermindering van eis, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
1. voor recht verklaart dat HEK c.s. gezamenlijk, althans ieder afzonderlijk, jegens haar aansprakelijk zijn voor de (nog optredende) schade als gevolg van - zakelijk - het feit dat van hun zijde geen uitvoering is gegeven aan de met [A.] gemaakte afspraken over samenwerking;
2. HEK c.s. hoofdelijk, waarbij als de één betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, veroordeelt tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3.
HEK c.s. hoofdelijk, waarbij als de één betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, veroordeelt tot betaling, tegen een behoorlijk bewijs van kwijting, van een bedrag van € 1.000.000,00 als voorschot op de als gevolg van voornoemde schadestaatprocedure toe te wijzen schadevergoeding, primair te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en subsidiair te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf 13 juli 2007, althans een door de rechtbank te bepalen datum, tot aan de dag der algehele voldoening;
4.
HEK c.s. hoofdelijk, waarbij als de één betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, veroordeelt tot betaling, tegen een behoorlijk bewijs van kwijting, van een bedrag van € 6.422,00 dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.
HEK c.s. ieder afzonderlijk dan wel hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure, inclusief de kosten van de gelegde beslagen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
- 3.2.
[A.] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag.
- 3.2.1.
Tussen [A.] en HEK c.s. bestond overeenstemming over de wijze waarop zij hun samenwerking nader zouden invullen. De oprichting van HIK (waar HEK haar plaatsingsactiviteiten aan zou overdragen) was nagenoeg afgerond, over HIK werd door HEK c.s. zowel naar binnen als naar buiten toe al gecommuniceerd en op de opzet van de samenwerking werd al geruime tijd geanticipeerd doordat [A.] (dan wel Minerva Veste) meedeelde in het ondernemingsrisico en de overheadkosten van HEK, heeft bijgedragen aan de begroting van HEK over 2007 en (kort gezegd) samen met de aandeelhouders HEK en in gelijke mate garant heeft gestaan. In het kader van de beoogde samenwerking hebben de aandeelhouders HEK en [A.] voorts ieder 20% aandelen Fundview gekocht om via deze vennootschap cliënten voor HEK en HIK aan te trekken. Na opzegging van de remisierovereenkomst en de arbeidsovereenkomst is door HEK (c.s.) besloten om geen uitvoering te geven aan de gemaakte afspraken. Aldus is de oprichting van HIK gestaakt, zijn aan [A.] geen aandelen HIK uitgegeven en heeft HEK de plaatsingsactiviteiten niet overgedragen aan HIK.
- 3.2.2.
Primair stelt [A.] zich op het standpunt dat sprake was van een overeenkomst, inhoudende dat door [A.] en de aandeelhouders HEK (per partij 20%) zou gaan worden geparticipeerd in de nieuw op te richten vennootschap HIK en dat aldus rechtens afdwingbare verplichtingen zijn ontstaan. HEK c.s. komen afzonderlijk dan wel gezamenlijk te kort in de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst.
- 3.2.3.
Subsidiair stelt [A.] zich op het standpunt dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat HIK tot stand zou komen en als plaatsingskantoor voor vastgoedemissies zou gaan functioneren. De voorbereidende werkzaamheden voor de oprichting van HIK hadden een zodanig vergevorderd stadium bereikt dat HEK c.s. door het onthouden van hun medewerking aan die oprichting hebben hebben gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid waartoe partijen jegens elkaar gehouden zijn.
- 3.2.4.
Meer subsidiair stelt [A.] zich op het standpunt dat HEK c.s. onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door eenzijdig de samenwerking te beëindigen op een onaanvaardbaar radicale wijze.
- 3.2.5.
Gelet op het vorenstaande stelt [A.] dat HEK c.s. aansprakelijk zijn voor de schade die zij door het beëindigen van de samenwerking lijdt en nog zal lijden. Die schade bestaat uit derving van toekomstige inkomsten, nu [A.] de uitkering van dividenden misloopt, waar zij als 20% aandeelhouder in HIK aanspraak op zou hebben gehad. Overeengekomen was voorts dat [A.] haar te verkrijgen HIK-aandelen zou verkopen als [A.] de leeftijd van 65 zou hebben bereikt. Gelet op de te verwachten toename van de plaatsingsactiviteiten van HEK/HIK mag worden aangenomen dat die aandelen op dat moment fors in waarde zouden zijn gestegen, op welke waardestijging door het eenzijdig door HEK c.s. afblazen van de samenwerking geen aanspraak kan worden gemaakt. Ook derft [A.] inkomsten omdat zij een groot deel van haar relaties aan HEK (c.s.) heeft overgedragen. Ten slotte stelt [A.] zich op het standpunt dat door het niet nakomen van de afspraken sprake is van reputatieschade.
- 3.3.
HEK c.s. voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
- 3.4.
HEK c.s. vorderen dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [A.] veroordeelt
- 1.
tot betaling aan HEK c.s. van een schadevergoeding nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- 2.
tot betaling aan HEK c.s., tegen een behoorlijk bewijs van kwijting, van een bedrag van € 2.000.000,00, als voorschot op de op grond van voornoemde schadestaatprocedure toe te wijzen schadevergoeding, primair te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en subsidiair met de wettelijke rente, te berekenen vanaf 21 februari 2008, althans een door de rechtbank te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening;
- 3.
tot betaling aan HEK c.s., tegen een behoorlijk bewijs van kwijting, van een bedrag van € 6.422,00, dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag, voor de buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
- 4.
in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
- 3.5.
HEK c.s. leggen aan hun vordering het volgende ten grondslag.
- 3.5.1.
Door de beslagen die [A.] ten laste van hen heeft doen leggen is aan de zijde van HEK c.s. sprake van de volgende schade:
- I.
schade voortvloeiend uit de beslagen op de aandelen HEK, in eigendom bij de aandeelhouders HEK, die geen gebruik hebben kunnen maken van de eenmalige fiscale faciliteit om tegen een gunstig tarief dividend naar deze Holdings over te boeken;
- II.
schade voortvloeiend uit beslagen op de effecten- en liquiditeitsrekeningen, door de aandeelhouders HEK aangehouden bij Theodoor Gilissen Bankiers N.V., nu daardoor die effecten en liquiditeiten niet konden worden beheerd, met rendementsverlies als gevolg;
- III.
schade bij de debiteuren Sagittarius en Helvetia, voortvloeiend uit de beslagen en uit de schending van de in de arbeidsovereenkomst opgenomen geheimhoudingsclausule door [A.], nu bij die beslagen onnodig vertrouwelijke inhoudelijke documenten zijn gevoegd, waaruit de opbouw van marges door HEK kon worden opgemaakt, met neerwaartse bijstelling van de door deze debiteuren te betalen fee bij vervolgopdrachten als gevolg;
- IV.
schade door contractbreuk, voortvloeiend uit beslagen op het effectendepot van Small Business Ventures B.V. (eiseres sub 3 in reconventie) bij Theodoor Gilissen Bankiers N.V., waardoor voor deelname aan een vastgoedproject in Spanje gereserveerde gelden niet beschikbaar waren en de schade door het niet nakomen van financieringsverplichtingen is opgelopen tot € 250.000,00;
- V.
reputatie- en omzetschade voor HEK. Deze schade bestaat uit een inkomstenderving van € 1.069.275,00 welke wordt veroorzaakt door het wegvloeien van vermogen van klanten als een gevolg van de negatieve verhalen door de beslagen. Daarnaast is er sprake van reputatieschade van € 2.500.000,00 doordat [A.] zich in strijd met hetgeen in het maatschappelijk verkeer betaamt niet heeft onthouden van negatieve uitlatingen over HEK c.s.;
- VI.
schade wegens rechtsbijstand, proceskosten en gederfde uren van HEK c.s., vooralsnog begroot op € 40.000,00, het meerdere nader op te maken bij staat.
- 3.5.2.
Het totale beloop van vorenbedoelde schade is vanwege de complexiteit van de verschillende schadeposten vooralsnog niet vast te stellen. Daarom vorderen HEK c.s. verwijzing naar de schadestaatprocedure. Gelet op hetgeen hiervoor over de schadeposten naar voren is gebracht, is - vooruitlopende op die procedure - een voorschot van € 2.000.000,00 gerechtvaardigd.
- 3.6.
[A.] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1.
De kern van het geschil betreft de vraag of HEK c.s. jegens [A.] aansprakelijk zijn voor de bij haar opgetreden en nog op te treden schade als gevolg van - kort gezegd - het niet tot stand komen van de beoogde samenwerking.
4.2.
In hetgeen [A.] primair aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd kan zij niet worden gevolgd. Voor de conclusie dat medio juli 2007 tussen partijen sprake was van een perfecte overeenkomst, inhoudende dat [A.] en de aandeelhouders HEK ieder voor 20% zouden gaan participeren in de nieuw op te richten vennootschap HIK, heeft [A.] naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aangedragen. Hoewel uit de opgestelde conceptakte ontegenzeggelijk naar voren komt dat partijen tot op een zeker moment voornemens waren hun samenwerking op vorenbedoelde wijze vorm te geven, was medio juli 2007 ten aanzien van een aantal essentiële onderdelen van die samenwerking nog geen invulling gegeven dan wel overeenstemming bereikt. Zo is niet in geschil dat nog geen sprake was van een ondernemingsplan, hetgeen - anders dan [A.] betoogt - niet slechts kan worden aangemerkt als een nog te verrichten uitvoeringshandeling. Een ondernemingsplan geeft immers richting aan de wijze waarop de beoogde samenwerking gestalte wordt gegeven, aan de doelen die de onderneming voornemens is te realiseren en aan de begroting van de daartoe benodigde financiële middelen. Voorts lagen ook zaken als het vergunningentraject, huisvesting, administratie/boekhouding en kantoorfaciliteiten nog ter invulling en besluitvorming voor. Onder die omstandigheden is het enkele feit dat partijen voornemens waren een vennootschap op te richten dan ook onvoldoende voor de conclusie dat medio juli 2007 reeds sprake was van een overeenkomst op basis waarvan voor HEK c.s. rechtens afdwingbare verplichtingen zijn ontstaan.
4.3.
Ten aanzien van hetgeen [A.] subsidiair aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd overweegt de rechtbank mede gelet op de geldende jurisprudentie als volgt. Ook als partijen anders dan door onderhandelingen betrokken zijn bij het voorbereiden van een tussen hen te sluiten overeenkomst (zoals in deze zaak aan de orde is), zal in het algemeen dezelfde maatstaf voor toepassing in aanmerking komen als in geval van afgebroken contractsonderhandelingen moet worden gehanteerd bij de beoordeling van de vraag of het afbreken tegenover de wederpartij onaanvaardbaar is (HR 31 mei 1991, NJ 1991, 647). Bij die vraag staat voorop dat voor de beoordeling van de schadevergoedingsplicht bij afgebroken onderhandelingen heeft te gelden dat ieder der onderhandelende partijen - die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen - in beginsel vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn (HR 12 augustus 2005, NJ 2005, 467). Als bij de wederpartij van degene die de onderhandelingen over een te sluiten overeenkomst afbreekt, het gerechtvaardigd vertrouwen bestond dat die overeenkomst tot stand zou komen, behoeft dit niet onder alle omstandigheden te leiden tot de slotsom dat het afbreken onaanvaardbaar is. Daarbij dient ook rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan (HR 14 juni 1996, NJ 1997, 481).
4.4.
Tegen de achtergrond van de vaststaande feiten is de rechtbank met [A.] van oordeel dat zij er medio juli 2007 gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat in de relatie met HEK (c.s.) enigerlei samenwerking in de vorm als door haar gesteld zou gaan ontstaan. Op dat moment was immers al sprake van een door de notaris opgesteld concept van de akte tot oprichting van de vennootschap HIK, met daarin de statuten en de namen van de bestuurders van de op te richten rechtspersoon alsmede de bepaling dat de aandeelhouders HEK en [A.] ieder voor 20% zouden gaan deelnemen in de onderneming. Voorts had het Ministerie van Justitie in juni 2007 de benodigde Verklaring van Geen Bezwaar tegen de oprichting van HIK afgegeven. Ten slotte heeft bij het tot stand komen van vorenbedoeld vertrouwen een rol gespeeld dat [A.] en de vier aandeelhouders HEK ieder voor 20% zijn gaan deelnemen in de vennootschap Fundview, waarvan [A.] heeft gesteld dat dit geschiedde met het oog op het onderbrengen van plaatsingsactiviteiten.
4.5.
Zoals uit de hiervoor aangehaalde jurisprudentie naar voren komt, brengt het bestaan van een gerechtvaardigd vertrouwen als evenbedoeld echter niet zonder meer mee dat voor de partij die de aanvankelijk beoogde samenwerking niet heeft willen formaliseren, rechtens afdwingbare verplichtingen zouden zijn ontstaan, dat die partij de voorbereidingen voor die samenwerking niet meer zou mogen stopzetten of dat die partij niet langer zou mogen afzien van de samenwerking. Bij de vraag of het besluit om af te zien van het tot stand brengen van de beoogde samenwerking al dan niet aanvaardbaar is, dient ook rekening te worden gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de partij die de samenwerking niet wenste door te zetten.
4.6.
Ten pleidooie is door HEK c.s. naar voren gebracht dat het niet mogelijk is om aan te geven op welk specifiek moment of naar aanleiding van welke specifieke gebeurtenis is besloten om de aanvankelijk beoogde samenwerking met [A.] niet door te zetten, maar dat de overtuiging de samenwerking (toch) niet te willen aangaan zich is gaan aftekenen in een dynamisch proces binnen een tijdspanne van meerdere maanden. Uiteindelijk heeft dit proces geresulteerd in het besluit om niet met [A.] verder te willen op de wijze als aanvankelijk beoogd. HEK c.s. hebben daarbij aangegeven dat dit besluit met name werd ingegeven door het feit dat de door [A.] gegenereerde omzet achterbleef bij de verwachtingen, terwijl, gezien de steeds verslechterende economische omstandigheden, zeer kritisch werd aangekeken tegen de prestaties van [A.]. Dit achterblijven van de door [A.] gegenereerde omzet had - zoals bij dupliek gesteld - tot gevolg dat het aandeel van [A.] in de (totale) plaatsingsactiviteiten binnen HEK te kort schoot in vergelijking met de hoogte van de hem toegekende vergoedingen uit hoofde van de cliëntenremisierovereenkomst. Daar waar vergoedingen werden toegekend voor 20%, bleef de door [A.] binnen HEK gegenereerde omzet steken op 10 à 11% van de plaatsingen. Ter adstructie van die stelling hebben HEK c.s. verwezen naar het "Overzicht plaatsingen HEK augustus 2005 t/m juli 2007", overgelegd als productie 26 bij de conclusie van antwoord in conventie, waarin het aandeel van [A.] in de plaatsingen wordt berekend op 10%, en het "Overzicht vastgoedplaatsingen Het Hollandsch Effectenkantoor B.V. te Rotterdam over periode augustus 2005 tot en met juli 2007", overgelegd als productie 2 bij de conclusie van dupliek in conventie, waarin het aandeel van [A.]/Minerva in de vastgoedplaatsingen wordt becijferd op 11,55%. Dat het door HEK c.s. gehanteerde argument van tegenvallende prestaties, zoals [A.] ten pleidooie heeft gesteld, eerst bij dupliek is aangevoerd, laat onverlet dat het op haar weg had gelegen dit argument dan bij het pleidooi onderbouwd te weerspreken. [A.] heeft bij die gelegenheid echter volstaan met de enkele ontkenning dat sprake zou zijn geweest van tegenvallende prestaties aan zijn zijde, zonder daarbij in te gaan op vorenbedoelde becijferingen die HEK c.s. aan hun stelling daaromtrent bij dupliek ten grondslag hebben gelegd. Aldus is geen sprake van een gemotiveerde betwisting van het belang dat - naar HEK c.s. stellen - in overwegende mate ten grondslag heeft gelegen aan het besluit om de beoogde samenwerking met [A.] niet door te zetten. Naar het oordeel van de rechtbank stond het - gelet op dit op zichzelf te respecteren belang - HEK c.s. dan ook vrij om ondanks het gerechtvaardigde vertrouwen bij [A.] af te zien van verdere activiteiten om die samenwerking gestalte te geven en kan derhalve niet gezegd worden dat HEK c.s., zoals [A.] betoogt, hebben gehandeld in strijd met de redelijkheid en billijkheid waartoe zij jegens haar gehouden waren. Gelet op het vorenstaande kan ook hetgeen [A.] subsidiair aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd daarom niet leiden tot toewijzing van de vorderingen.
4.7.
Ten aanzien van hetgeen [A.] meer subsidiair aan haar vorderingen ten grondslag heeft gelegd overweegt de rechtbank als volgt. Voor de stelling dat HEK c.s. de samenwerking op een dermate radicale wijze eenzijdig heeft beëindigd dat daarmee sprake is van onrechtmatig handelen heeft [A.] onvoldoende aangedragen. Ook op basis van die grondslag komen de vorderingen derhalve niet voor toewijzing in aanmerking.
4.8.
Gelet op het vorenstaande zullen de vorderingen worden afgewezen.
4.9.
[A.] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie.
in reconventie
4.10.
De door [A.] op 22 oktober 2007 en op 26 november 2007 voor het bedrag van € 2.200.000,00 gelegde conservatoire beslagen hadden betrekking op enerzijds de vordering, zoals in conventie beoordeeld, en anderzijds op een tweetal door [A.] aan HEK verstuurde, maar onbetaald gelaten facturen. Bij vonnis van 24 januari 2008 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank te Amsterdam, na vaststelling dat de aan de beslagen ten grondslag gelegde vordering van [A.] summierlijk ondeugdelijk is, op vordering van HEK c.s. deze beslagen opgeheven, voor zover die waren gelegd ten laste van de aandeelhouders HEK, en heeft de voorzieningenrechter de vordering waarvoor ten laste van HEK beslag was gelegd herbegroot op € 75.000,00.
4.11.
De vordering waarvoor [A.] ter zekerstelling van de mogelijkheid van verhaal voormelde beslagen heeft doen leggen, is in conventie in zijn geheel afgewezen. Gelet op die afwijzing, daarbij mede in aanmerking nemende de discrepantie tussen het bedrag waarvoor de beslagen waren gelegd en het bedrag waarvoor de voorzieningenrechter na herbegroting van de vordering het beslag heeft toegestaan, is de rechtbank van oordeel dat de beslagen ten onrechte zijn gelegd.
4.12.
[A.] is, als partij die de beslagen heeft doen leggen, in beginsel gehouden de door die beslagen bij HEK c.s. optredende schade te vergoeden. Voor toewijzing van hun vordering tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat, is voldoende dat HEK c.s. de mogelijkheid van schade als gevolg van evenbedoelde beslagen aannemelijk maken. HEK c.s. hebben in dit verband aangevoerd dat sprake is van schade, voortvloeiend uit de conservatoire beslagen op de effecten- en liquiditeitsrekeningen, die door de aandeelhouders HEK worden aangehouden bij Theodoor Gilissen Bankiers N.V., nu door deze beslagen de op die rekening aanwezige effecten en liquiditeiten niet konden worden beheerd, met rendementsverlies als gevolg. Nu dergelijke beslagen meebrengen dat de daartoe gerechtigden niet over de bedoelde effecten en liquiditeiten kunnen beschikken, hebben HEK c.s. de mogelijkheid van schade door de beslagen, voor welke schade [A.] aansprakelijk is, in zoverre reeds aannemelijk gemaakt. De vordering tot vergoeding van schade, nader op te maken bij staat, zal dan ook worden toegewezen.
4.13.
Voor toewijzing van de vordering [A.] te veroordelen tot betaling van een voorschot, met de omvang als gevorderd, op de in de schadestaatprocedure toe te wijzen schadevergoeding hebben HEK c.s. naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aangedragen. Daarbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. HEK c.s. hebben de gestelde fiscale schade niet aannemelijk gemaakt, nu de fiscale faciliteit, waarvan zij stellen geen gebruik te hebben kunnen maken, betrekking heeft op dividenduitkering aan een directeur grootaandeelhouder vanuit zijn vennootschap en niet op, zoals HEK c.s. stellen, dividenduitkering van HEK aan haar aandeelhouders. Ook de gestelde schade bij de debiteuren Sagittarius en Helvetia hebben HEK c.s. vooralsnog onvoldoende onderbouwd, nu inzake Helvetia het betoog over het kasstelsel niet met bescheiden is onderbouwd en inzake Sagittarius niet gebleken is dat de gestelde neerwaartse bijstelling van de - door deze debiteur te betalen - fee bij vervolgopdrachten zich daadwerkelijk heeft gerealiseerd. Ook de gestelde schade door contractbreuk, voortvloeiend uit beslagen op het effectendepot van Small Business Ventures B.V. bij Theodoor Gilissen Bankiers N.V., is vooralsnog onvoldoende onderbouwd, nu deze schade ook na de gemotiveerde betwisting door [A.] niet van een nadere onderbouwing is voorzien en deze schadepost bij de pleidooien niet meer aan de orde is geweest. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat ook voor de door HEK c.s. gestelde reputatie- en omzetschade alsmede de schade, bestaande uit kosten van rechtsbijstand, proceskosten en gederfde uren, vooralsnog onvoldoende onderbouwing is gegeven. Gelet op het voorgaande bestaat er - mede gelet op het feit dat de beslagen slechts een relatief korte tijd hebben gelegen - geen grond voor de conclusie dat toewijzing van een voorschot met de omvang zoals gevorderd gerechtvaardigd is.
4.14.
De vordering tot betaling van een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen, nu HEK c.s. onvoldoende hebben gesteld om aan te kunnen nemen dat deze kosten verband houden met buitengerechtelijke werkzaamheden, die niet vallen onder de werkzaamheden, waarvoor de artikelen 237 e.v. Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een vergoeding plegen in te sluiten.
4.15.
[A.] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld als gevorderd.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
- -
wijst de vorderingen af;
- -
veroordeelt [A.] in de proceskosten, aan de zijde van HEK c.s. tot op heden begroot op € 4.732,00 aan vastrecht en € 12.844,00 aan salaris advocaat;
- -
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie
- -
veroordeelt [A.] tot betaling van een schadevergoeding, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- -
veroordeelt [A.] in de proceskosten, aan de zijde van HEK c.s. tot op heden begroot op nihil aan vastrecht en € 6.422,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, vanaf 14 dagen na heden tot aan de dag der algehele voldoening;
- -
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- -
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Joele, mr. M. Groeneveld-Stubbe en mr. C.C. Bijl-Meijer en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2009.