Einde inhoudsopgave
Statuut voor de personeelsleden van Europol
Aanhangsel 6 Nadere uitwerking van de pensioenregeling
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2004
- Redactionele toelichting
Deze wijziging wordt van kracht op 24-07-2006.
- Bronpublicatie:
24-07-2006, PbEU 2006, L 203 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: 2006/519/EG)
- Inwerkingtreding
01-01-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-07-2006, PbEU 2006, L 203 (uitgifte: 01-01-2006, regelingnummer: 2006/519/EG)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Inhoud
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Hoofdstuk 2 Ouderdomspensioen en uitkering bij vertrek:
Afdeling 1 Ouderdomspensioen
Afdeling 2 Uitkering bij vertrek
Hoofdstuk 3 Invaliditeitspensioen
Hoofdstuk 4 Overlevingspensioen
Hoofdstuk 5 Voorlopige pensioenen
Hoofdstuk 6 Toelagen voor ten laste komende kinderen
Hoofdstuk 7 Bijdragen en betaling van uitkeringen
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1
1
Wijst het medisch onderzoek dat aan de indiensttreding van een functionaris voorafgaat, uit dat hij aan een ziekte of een gebrek lijdt, dan kan de directeur besluiten hem, wat de gevolgen of de nasleep van deze ziekte of dit gebrek betreft, niet eerder in het genot te stellen van de terzake van invaliditeit of overlijden geldende rechten dan vier jaar na zijn indiensttreding bij Europol.
2
De functionaris die zich in de stand ‘verlof wegens militaire dienst’ bevindt, zoals omschreven in artikel 42 van het statuut, verliest, voorzover het de rechtstreekse gevolgen betreft van ongevallen of ziekten die uit de aldus omschreven militaire dienst voortvloeien, de rechten die terzake van invaliditeit of overlijden gelden. Bovenstaande bepalingen tasten niet de rechten aan op een pensioen dat kan worden omgezet in een overlevingspensioen, welke de functionaris had verkregen op de dag waarop zijn verlof wegens de aldus omschreven militaire dienst inging.
3
Wanneer in dit aanhangsel sprake is van een weduwe of een uit de echt gescheiden vrouw, geldt het bepaalde gelijkelijk voor een weduwnaar of een uit de echt gescheiden man.
Hoofdstuk 2. Ouderdomspensioen en uitkering bij vertrek
Afdeling 1. Ouderdomspensioen
Artikel 2
Het ouderdomspensioen wordt berekend op de grondslag van het totale aantal door de functionaris verkregen pensioenjaren. Ieder dienstjaar, berekend overeenkomstig artikel 3, geeft recht op één pensioenjaar en iedere volle maand op een twaalfde van een pensioenjaar.
Voor het bepalen van het recht op ouderdomspensioen kunnen ten hoogste 35 pensioenjaren in aanmerking komen.
Artikel 3
Voor de berekening van het aantal pensioenjaren in de zin van artikel 2 komen in aanmerking:
- a)
de diensttijd, vervuld in de hoedanigheid van functionaris van Europol, overeenkomstig het statuut,
- b)
de periode van verlof om redenen van persoonlijke aard overeenkomstig artikel 41 van het statuut,
voorzover de functionaris over deze periode de vastgestelde bijdragen heeft gestort.
Artikel 4
De functionaris die, na een voorgaande periode van actieve dienst bij Europol als functionaris, zijn dienst bij Europol hervat, verkrijgt nieuwe rechten op pensioen. Hij kan verzoeken dat voor de berekening van zijn pensioenrechten de totale duur van zijn dienst als functionaris waarvoor bijdragen zijn betaald, in aanmerking wordt genomen, mits hij de uitkering die hij uit hoofde van artikel 10 van dit aanhangsel of van artikel 77 van het statuut of de bedragen die hij als ouderdomspensioen mocht hebben ontvangen, terugstort, verhoogd met de samengestelde interest op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar.
Indien hij die recht heeft op ouderdomspensioen, de in de eerste alinea bedoelde terugbetaling niet verricht, wordt het kapitaal dat de actuariële tegenwaarde van zijn ouderdomspensioen vertegenwoordigt op de datum waarop de uitkering van dit pensioen is gestaakt, verhoogd met de samengestelde interest berekend op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar, omgezet in een uitgesteld ouderdomspensioen dat hem zal worden uitbetaald vanaf het tijdstip van beëindiging van de dienst.
Indien de functionaris bij beëindiging van zijn dienst recht heeft op de uitkering bij vertrek, wordt deze uitkering verminderd met het bedrag van de betalingen die zijn gedaan ingevolge artikel 79 van het statuut, verhoogd met de samengestelde interesten op de grondslag van een rente van 3,5% per jaar; wanneer de betrokkene recht heeft op een ouderdomspensioen worden zijn rechten op pensioen verminderd naar evenredigheid van het bedrag van de betalingen die ingevolge dit artikel zijn gedaan.
Artikel 5
Als minimum voor levensonderhoud dat bij de berekening van de pensioenuitkeringen in aanmerking komt, geldt het brutobasissalaris van schaal 13, eerste salaristrap, voorzover de betrokkene geen pensioenrechten uit andere bronnen geniet.
Artikel 6
Als actuariële tegenwaarde van het ouderdomspensioen geldt de kapitaalwaarde van de aan de functionaris toekomende uitkering, berekend op de grondslag van de laatste door de begrotingsautoriteiten van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 35 vastgestelde sterftetafels en tegen een rente van 3,5 % per jaar.
Artikel 7
De functionaris die de dienst vóór de leeftijd van 62 jaar beëindigt, kan verzoeken in het genot te worden gesteld van:
- —
een tot de eerste dag van de kalendermaand, volgend op de maand waarin hij de leeftijd van 62 jaar bereikt, uitgesteld ouderdomspensioen, of
- —
een onmiddellijk ingaand ouderdomspensioen mits hij ten minste de leeftijd van 52 jaar heeft bereikt. In dit geval wordt het ouderdomspensioen verlaagd naar gelang van zijn leeftijd op het ogenblik waarop hij in het genot van dit pensioen wordt gesteld, en wel volgens onderstaande tabel:
Verhouding tussen vervroegd ouderdomspensioen en pensioen op 62-jarige leeftijd Leeftijd waarop het vervroegde pensioen ingaat
Coëfficiënt
52
0,50678
53
0,53834
54
0,57266
55
0,61009
56
0,65582
57
0,69582
58
0,74508
59
0,79936
60
0,85937
61
0,92593
Artikel 8
Het ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de kalendermaand volgend op de maand waarin dit pensioen aan de functionaris ambtshalve of op zijn verzoek is toegekend; tot de dag waarop voor hem het pensioen ingaat, ontvangt hij zijn bezoldiging.
Artikel 9
1
De functionaris die de dienst bij Europol beëindigt om:
- —
in dienst te treden van een overheidsorgaan of een nationale of internationale organisatie die met Europol een overeenkomst terzake heeft gesloten,
- —
in loondienst of als zelfstandige te gaan werken, op grond waarvan hij pensioenrechten verwerft volgens een stelsel waarvan de beheersorganen met Europol een overeenkomst terzake hebben gesloten.
heeft het recht de actuariële tegenwaarde van zijn rechten op ouderdomspensioen bij Europol te doen overschrijven naar het pensioenfonds van dat overheidsorgaan of die organisatie of naar het fonds waarbij de functionaris uit hoofde van zijn werkzaamheden in loondienst of als zelfstandige rechten op ouderdomspensioen verwerft.
2
De functionaris die in dienst van Europol treedt na:
- —
de dienst bij een overheidsorgaan of bij een nationale of internationale organisatie te hebben beëindigd, of
- —
in loondienst of als zelfstandige te hebben gewerkt,
kan bij zijn aanstelling hetzij de actuariële tegenwaarde van, hetzij de afkoopsom voor de rechten op ouderdomspensioen die hij uit hoofde van bovengenoemde activiteiten heeft verworven, aan het in artikel 37 bedoelde Europol-fonds doen betalen.
In dat geval bepaalt Europol met inachtneming van de salarisschaal waarin de functionaris is aangesteld, het aantal pensioenjaren dat Europol volgens zijn eigen regeling toerekent uit hoofde van de vroegere diensttijd op basis van het bedrag van de actuariële tegenwaarde of van de afkoopsom.
3
Lid 2 is eveneens van toepassing op de functionaris die herplaatst wordt na afloop van een verlof om redenen van persoonlijke aard als bedoeld in artikel 41 van het statuut.
Afdeling 2. Uitkering bij vertrek
Artikel 10
De functionaris die de leeftijd van 62 jaar nog niet heeft bereikt en wiens dienst anders dan door overlijden of wegens invaliditeit eindigt zonder dat hij aanspraak kan maken op ouderdomspensioen of op toepassing van artikel 9, lid 1, heeft bij zijn vertrek recht op:
- a)
het totaal van de op zijn basissalaris ingehouden pensioenbijdragen, verhoogd met de samengestelde interest berekend op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar;
- b)
indien zijn arbeidsovereenkomst niet is beëindigd om tuchtrechtelijke redenen als bepaald in artikel 88 van het statuut, een uitkering bij vertrek evenredig aan de werkelijk volbrachte diensttijd berekend op basis van een maand van het laatste aan inhouding onderworpen basissalaris per dienstjaar. Indien artikel 9, lid 2, wordt toegepast, wordt als werkelijke diensttijd eveneens aangemerkt de vroegere diensttijd, op basis van het aantal pensioenjaren dat Europol heeft toegerekend overeenkomstig artikel 9, lid 2, tweede alinea;
- c)
het totale overeenkomstig artikel 9, lid 2, aan het in artikel 37 bedoelde Europol-fonds betaalde bedrag, verhoogd met de samengestelde interest berekend op de grondslag van een rente van 3,5 % per jaar.
Hoofdstuk 3. Invaliditeitspensioen
Artikel 11
Onverminderd het in artikel 1, lid 1, bepaalde heeft de functionaris die de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt, indien hij tijdens de periode gedurende welke hij recht op pensioen verkreeg, door de invaliditeitscommissie als blijvend invalide wordt aangemerkt, en deze invaliditeit als volledig wordt beschouwd, waardoor het hem niet mogelijk is werkzaamheden te verrichten die met een functie in zijn salarisschaal overeenkomen, zodat hij de dienst bij Europol moet onderbreken, gedurende de tijd van zijn arbeidsongeschiktheid recht op het in artikel 65 van het statuut bedoelde invaliditeitspensioen.
Een invaliditeitspensioen kan niet samengaan met een ouderdomspensioen.
Artikel 12
Het recht op invaliditeitspensioen ontstaat op de eerste dag van de kalendermaand na de pensionering overeenkomstig artikel 65 van het statuut.
Wanneer de gewezen functionaris de voor dit pensioen vereiste voorwaarden niet meer vervult, moet hij bij de eerste vacature worden herplaatst in een tot zijn categorie behorende functie die met zijn salarisschaal overeenkomt, mits hij de daarvoor vereiste geschiktheid bezit. Indien hij de hem aangeboden functie weigert, behoudt hij onder dezelfde voorwaarden het recht om, bij de tweede vacature, te worden herplaatst in een tot zijn categorie behorende functie die met zijn salarisschaal overeenkomt; indien hij ten tweede male weigert, kan hij ambtshalve worden ontslagen.
In geval van overlijden van de gewezen functionaris die een invaliditeitspensioen geniet, eindigt het recht op dit pensioen aan het einde van de kalendermaand waarin de gewezen functionaris is overleden.
Artikel 13
Zolang de gewezen functionaris die invaliditeitspensioen geniet, de leeftijd van 62 jaar niet heeft bereikt, kan Europol hem op gezette tijden doen onderzoeken teneinde zich te vergewissen of hij nog voldoet aan de voor dit pensioen vereiste voorwaarden.
Bij invaliditeit van de functionaris met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan de detacherende nationale autoriteit op de datum waarop de overeenkomst afgelopen zou zijn, ook een nationaal medisch onderzoek doen uitvoeren om te bepalen of de functionaris geschikt is om opnieuw in dienst te treden van die nationale autoriteit.
Indien de functionaris die recht heeft op een invaliditeitspensioen van Europol, uit hoofde van een afzonderlijke nationale regeling voor werknemers voor dezelfde reden als die bij Europol een invaliditeitspensioen geniet of een inkomen uit beroepsactiviteiten heeft, wordt het invaliditeitspensioen van Europol verlaagd zodat het totaal van het ontvangen netto-inkomen niet meer bedraagt dan de uit hoofde van artikel 65, lid 1, van het statuut toegestane maximumuitkeringen.
Artikel 14
Wanneer de gewezen functionaris die invaliditeitspensioen geniet, bij Europol wordt herplaatst, wordt voor de berekening van zijn ouderdomspensioen de periode gedurende welke hij invaliditeitspensioen genoot, in aanmerking genomen, zonder navordering van bijdragen.
Hoofdstuk 4. Overlevingspensioen
Artikel 15
De weduwe van een functionaris die overleden is in actieve dienst bij Europol of tijdens een verlof om redenen van persoonlijke aard overeenkomstig het statuut, verkrijgt, indien zij op het tijdstip van zijn overlijden ten minste één jaar met hem gehuwd is geweest en behoudens het bij artikel 1, lid 1, en artikel 21 bepaalde, een weduwenpensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen dat aan de functionaris zou zijn uitbetaald, indien hij, ongeacht zijn diensttijd of leeftijd, op het tijdstip van zijn overlijden daarop aanspraak had kunnen maken.
De voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk geldt niet indien uit het huwelijk of uit een vorig huwelijk van de functionaris één of meer kinderen zijn geboren, voorzover de weduwe in de behoeften van deze kinderen voorziet of heeft voorzien, of indien het overlijden van de functionaris te wijten is aan een gebrek of ziekte, opgedaan ter gelegenheid van het verrichten van zijn werkzaamheden, dan wel aan een ongeval.
Artikel 16
De weduwe van een gewezen functionaris die ouderdomspensioen genoot, heeft, indien zij ten minste gedurende één jaar met hem gehuwd was op het tijdstip waarop hij de dienst bij Europol heeft beëindigd, en behoudens het in artikel 21 bepaalde, recht op een weduwenpensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen waarop haar echtgenoot op de leeftijd van 62 jaar recht zou hebben gehad. Het minimum van het weduwenpensioen bedraagt 35 % van het laatste basissalaris; het bedrag van het weduwenpensioen kan evenwel in geen geval hoger zijn dan het bedrag van het ouderdomspensioen waarop de gewezen functionaris op de leeftijd van 62 jaar recht zou hebben gehad.
De voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk geldt niet indien uit een huwelijk, door de gewezen functionaris gesloten vóór beëindiging van de dienst, één of meer kinderen zijn geboren, voorzover de weduwe in de behoeften van deze kinderen voorziet of heeft voorzien.
Artikel 17
De weduwe van een gewezen functionaris die de dienst voor het bereiken van de leeftijd van 62 jaar beëindigd heeft en verzocht heeft om uitstel van de toekenning van het genot van ouderdomspensioen tot de eerste dag van de kalendermaand volgend op die waarin hij de leeftijd van 62 jaar bereikt, heeft, indien zij ten minste gedurende één jaar met hem gehuwd was op het tijdstip waarop hij de dienst bij Europol heeft beëindigd, en behoudens het in artikel 21 bepaalde, recht op een weduwenpensioen ten bedrage van 60 % van het ouderdomspensioen waarop haar echtgenoot op de leeftijd van 62 jaar recht zou hebben gehad. Het minimum van het weduwenpensioen bedraagt 35 % van het laatste basissalaris; het bedrag van het weduwenpensioen kan evenwel in geen geval hoger zijn dan het bedrag van het ouderdomspensioen waarop de gewezen functionaris op de leeftijd van 62 jaar recht zou hebben gehad
De voorwaarde betreffende de duur van het huwelijk geldt niet indien uit een huwelijk, door de gewezen functionaris gesloten vóór beëindiging van de dienst, één of meer kinderen zijn geboren, voorzover de weduwe in de behoeften van deze kinderen voorziet of heeft voorzien.
Artikel 18
De weduwe van een gewezen functionaris die recht had op invaliditeitspensioen, heeft, indien zij met hem gehuwd was op het tijdstip waarop het recht op dit pensioen ontstaan is en behoudens het bij artikel 21 bepaalde, recht op een weduwenpensioen ten bedrage van 60 % van het invaliditeitspensioen dat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden genoot, of zou hebben genoten indien omzetting mogelijk was geweest.
Het minimum van het weduwenpensioen bedraagt 35 % van het laatste basissalaris; het bedrag van het weduwenpensioen kan evenwel in geen geval hoger zijn dan het bedrag van het invaliditeitspensioen waarop haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden recht had.
Artikel 19
De in de artikelen 15, 16 en 17 genoemde voorwaarde betreffende het tijdstip van het huwelijk geldt niet indien het huwelijk ten minste vijf jaar heeft geduurd, zelfs niet wanneer het is aangegaan na beëindiging van de dienst.
Artikel 20
1
Het in artikel 69, eerste, tweede en derde alinea, van het statuut genoemde wezenpensioen bedraagt voor de eerste wees 8/10e van het overlevingspensioen waarop de weduwe van de functionaris of gewezen functionaris die recht heeft op ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen, recht zou hebben gehad; hierbij blijft de aftrek ingevolge artikel 23 van dit aanhangsel buiten beschouwing.
Het wezenpensioen mag, behoudens het bepaalde in artikel 21 van dit aanhangsel, niet minder bedragen dan het minimum voor levensonderhoud.
2
Het aldus vastgestelde pensioen wordt vanaf het tweede kind voor ieder ten laste komend kind verhoogd met een bedrag gelijk aan tweemaal de kindertoelage.
Onder de voorwaarden van aanhangsel 5, artikel 3, hebben wezen recht op de schooltoelage.
3
Het aldus verkregen totaal van pensioen en toelagen wordt gelijkelijk onder de rechthebbende wezen verdeeld.
Artikel 21
Indien een functionaris zowel een weduwe als wezen uit een vorig huwelijk of andere rechthebbenden nalaat, wordt het totale pensioen berekend als dat van een weduwe te wier laste deze personen komen, en verdeeld over de verschillende groepen belanghebbenden in de verhouding waarin de pensioenen aan deze verschillende groepen, afzonderlijk beschouwd, zouden zijn toegekend.
Indien de functionaris wezen uit verschillende huwelijken nalaat, wordt het totale pensioen berekend als dat van wezen uit hetzelfde huwelijk en verdeeld over de verschillende groepen belanghebbenden in de verhouding waarin de pensioenen aan deze verschillende groepen, afzonderlijk beschouwd, zouden zijn toegekend.
Voor de berekening van deze verdeling worden kinderen uit een vorig huwelijk van een der echtgenoten die ten laste zijn in de zin van aanhangsel 5, artikel 2, geacht te behoren tot de groep kinderen die uit het huwelijk met de functionaris of gewezen functionaris die recht heeft op ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen zijn geboren.
In het in de tweede alinea vermelde geval worden bloedverwanten in opgaande lijn, die worden aangemerkt als ten laste komend overeenkomstig de bepalingen van aanhangsel 5, artikel 2, gelijkgesteld met ten laste komende kinderen en bij de berekening van de verdeling geacht te behoren tot de groep der nakomelingen.
Artikel 22
Het recht op overlevingspensioen ontstaat op de eerste dag van de kalendermaand volgend op die waarin de functionaris of gewezen functionaris die recht heeft op ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen, overlijdt. Geeft het overlijden van de functionaris of van degene die een pensioen ontving echter aanleiding tot de in artikel 48 van het statuut genoemde betaling, dan ontstaat het recht op de eerste dag van de vierde maand na die van overlijden.
Het recht op overlevingspensioen eindigt aan het einde van de kalendermaand waarin de pensioengerechtigde overlijdt of waarin hij ophoudt aan de voorwaarden voor toekenning van dit pensioen te voldoen.
Artikel 23
Indien het leeftijdsverschil tussen de overleden functionaris of gewezen functionaris die recht heeft op ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen en zijn echtgenoot, na aftrek van de duur van het huwelijk, meer dan tien jaar bedraagt, wordt het overlevingspensioen, vastgesteld overeenkomstig de voorgaande bepalingen, per vol jaar verschil verminderd met:
- —
1 % voor de jaren, gelegen tussen het 10e en het 20e jaar;
- —
2 % voor de jaren, gerekend van het 20e tot aan het 25e jaar;
- —
3 % voor de jaren, gerekend van het 25e tot aan het 30e jaar;
- —
4 % voor de jaren, gerekend van het 30e tot aan het 35e jaar;
- —
5 % voor de jaren, gerekend van het 35e jaar af.
Artikel 24
Bij hertrouwen verliest de weduwe het recht op overlevingspensioen. Zij ontvangt een bedrag ineens van tweemaal haar jaarlijkse overlevingspensioen, tenzij artikel 69, tweede alinea, van het statuut van toepassing is.
Artikel 25
De uit de echt gescheiden vrouw van een functionaris of gewezen functionaris heeft recht op het overlevingspensioen overeenkomstig dit hoofdstuk, mits zij bij het overlijden van haar vroegere echtgenoot aantoont voor eigen rekening ten laste van deze laatste recht te hebben op een alimentatie welke was vastgesteld bij rechterlijke uitspraak of door overeenkomst tussen de gewezen echtgenoten.
Het overlevingspensioen mag evenwel niet meer bedragen dan de op het ogenblik van het overlijden van de vroegere echtgenoot uitgekeerde alimentatie.
De gescheiden vrouw verliest haar recht op overlevingspensioen indien zij vóór het overlijden van haar vroegere echtgenoot is hertrouwd. Hertrouwt zij na zijn overlijden, dan is artikel 24 op haar van toepassing.
Artikel 26
Wanneer er meer dan één gescheiden vrouw met recht op overlevingspensioen is of één of meer gescheiden vrouwen en een weduwe met recht op overlevingspensioen, wordt dit pensioen verdeeld in de verhouding van de duur van de huwelijken. De voorwaarden van artikel 25, tweede en derde alinea, zijn van toepassing.
Ziet een der rechthebbenden van deze pensioenrechten af of komt zij te overlijden, dan wordt haar deel bij dat van de anderen gevoegd, tenzij het recht op pensioen krachtens artikel 69, tweede alinea, van het statuut in een wezenpensioen wordt omgezet.
De aftrek wegens leeftijdsverschil ingevolge artikel 23 wordt afzonderlijk toegepast op de beide volgens het onderhavige artikel vastgestelde pensioenen.
Artikel 27
Indien de uit de echt gescheiden vrouw ingevolge artikel 82 van het statuut haar recht op pensioen heeft verloren, wordt het volledige pensioen aan de weduwe toegekend, tenzij artikel 69, tweede alinea, van het statuut van toepassing is.
Hoofdstuk 5. Voorlopige pensioenen
Artikel 28
De echtgenoot of de personen die worden aangemerkt als ten laste komend van een functionaris die in actieve dienst bij Europol is of aan wie verlof om redenen van persoonlijke aard is verleend overeenkomstig het statuut en wiens verblijfplaats sedert meer dan een jaar onbekend is, kunnen voorlopig in het genot worden gesteld van het overlevingspensioen dat hun op grond van dit aanhangsel zou toekomen.
Artikel 29
De echtgenoot of de personen die worden aangemerkt als ten laste komend van een gewezen functionaris die ouderdoms- of invaliditeitspensioen genoot, kunnen, wanneer diens verblijfplaats sedert meer dan een jaar onbekend is, voorlopig in het genot worden gesteld van het overlevingspensioen dat hun op grond van dit aanhangsel zou toekomen.
Artikel 30
Artikel 29 is mede van toepassing op personen die worden aangemerkt als ten laste komend van een persoon die overlevingspensioen geniet of daarop recht heeft, en wiens verblijfplaats sedert meer dan een jaar onbekend is.
Artikel 31
De voorlopige pensioenen ingevolge de artikelen 28, 29 en 30 worden omgezet in definitieve pensioenen, wanneer officieel is vastgesteld dat de functionaris, de gewezen functionaris of een persoon die recht heeft op overlevingspensioen is overleden of wanneer het vonnis waarbij hij afwezig werd verklaard, in kracht van gewijsde is gegaan.
Hoofdstuk 6. Toelagen voor ten laste komende kinderen
Artikel 32
Artikel 75, tweede alinea, van het statuut is mede van toepassing op hen die een voorlopig pensioen genieten.
Artikel 75 van het statuut is niet van toepassing op kinderen die meer dan 300 dagen na het overlijden van de functionaris of gewezen functionaris die recht heeft op ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen, zijn geboren.
Artikel 33
Toekenning van een ouderdoms-, invaliditeits-, overlevings- of voorlopig pensioen geeft geen recht op de ontheemdingstoelage en evenmin op de huisvestingsvergoeding en schooltoelage. Nochtans blijven de overlevenden en de invalide functionaris recht hebben op de huisvestingsvergoeding en de schooltoelage, zij het niet langer dan het tijdvak waarin zij op dergelijke toelagen recht zouden hebben gehad indien de functionaris in actieve dienst was gebleven.
Hoofdstuk 7. Bijdragen en betaling van uitkeringen
Artikel 34
De functionaris met verlof om redenen van persoonlijke aard die nieuwe pensioenrechten blijft verwerven onder de voorwaarden vastgesteld in artikel 41 van het statuut, zet de betaling van de in artikel 78 van het statuut bedoelde bijdrage voort op de grondslag van het salaris dat aan zijn salarisschaal en salaristrap is verbonden.
Alle uitkeringen waarop deze functionaris of zijn rechtverkrijgenden krachtens deze pensioenregeling recht kunnen hebben, worden op de grondslag van dit salaris berekend.
Artikel 35
De sterfte- en invaliditeitstafels, alsmede de normen voor de vermoedelijke salarisontwikkeling, welke dienen te worden gebruikt voor het berekenen der in het statuut en in dit aanhangsel bedoelde actuariële waarden, worden door de begrotingsautoriteiten van Europol vastgesteld, na raadpleging van één of meer erkende actuarissen, de directeur en het personeelscomité.
Artikel 36
Bedragen die een functionaris of gewezen functionaris die recht heeft op ouderdomspensioen of invaliditeitspensioen, nog aan Europol verschuldigd is op het tijdstip waarop de belanghebbende recht heeft op een uitkering op grond van deze pensioenregeling, worden in mindering gebracht op het bedrag van de uitkeringen aan de functionaris of aan zijn rechtverkrijgenden. Deze inhouding kan over verschillende maanden worden gespreid.
Artikel 37
1
Er wordt een onafhankelijk voorlopig pensioenfonds ingesteld met als enig doel de financiering en de uitvoering van de betalingen uit hoofde van deze pensioenregeling. De werknemersbijdrage (8,25 %) en de werkgeversbijdrage (16,5 %) worden maandelijks in het fonds gestort. De in het fonds beschikbare middelen mogen tijdelijk noch definitief worden aangewend voor andere doeleinden dan belegging ter financiering en uitvoering van de betalingen uit hoofde van deze pensioenregeling.
2
Het fonds wordt extern geleid.
3
De Raad stelt de regels voor het fonds vast.