NJB 2019/164:Beroepsaansprakelijkheid notaris. In een voor de notaris verleden testament wordt de echtgenote als erfgenaam geschrapt, maar wordt de in een eerder testament opgenomen wettelijke verdeling niet herroepen. Na het overlijden van de erflater spreekt de echtgenote de notaris aan. Het hof oordeelt dat de notaris onzorgvuldig heeft gehandeld, maar dat zijn schadevergoedingsplicht vervallen is wegens eigen schuld van de echtgenote. Hoge Raad: 1. Feitenvaststelling. Rechterlijk vermoeden. Het oordeel van het hof dat als vaststaand moet worden aangenomen dat erflater de wettelijke verdeling niet wilde prijsgeven indien de notaris niet kan bewijzen dat hij erflater uitdrukkelijk heeft gewezen op het rechtsgevolg van het schrappen van de echtgenote als erfgenaam, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is voldoende gemotiveerd. 2. Passeren bewijsaanbod. Het oordeel van het hof houdt in dat de notaris erflater er uitdrukkelijk op had moeten wijzen dat de schrapping van de echtgenote als erfgenaam tot gevolg had dat geen wettelijke verdeling meer zou kunnen plaatsvinden en dat alleen dan kan worden aangenomen dat erflater de echtgenote niet langer in de wettelijke verdeling wilde betrekken. In aanmerking genomen dat de notaris in eerste aanleg tot het bewijs daarvan is toegelaten, maar daarin niet is geslaagd, en dat het in hoger beroep gedane bewijsaanbod geen betrekking had op die wijze van voorlichting, kon het hof dat aanbod als niet ter zake dienend passeren. 3. Relevant geschilpunt. Nu in geschil was of het testament aldus kan worden uitgelegd dat de wettelijke verdeling toch zou kunnen worden toegepast, had het hof daarover een oordeel moeten geven. Het antwoord op die vraag is immers van belang voor het antwoord op zowel de vraag of het handelen van de notaris tot aan hen toerekenbare schade heeft geleid, als de vraag of de echtgenote aan de schade heeft bijgedragen, en, indien dat het geval is, welke gevolgen dat heeft voor de schadevergoedingsplicht.