RvdW 2018/403
Bestuurdersaansprakelijkheid; collegiale verantwoordelijkheid (art. 2:9 BW) en vereiste van ‘ernstig verwijt’ (art. 6:162 BW). Schending wettelijke voorschriften ter bescherming van beleggend publiek.
HR 30-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:470
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
30 maart 2018
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh
- Zaaknummer
16/06014
- Conclusie
A-G mr. B.J. Drijber
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:470, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 30‑03‑2018
ECLI:NL:PHR:2017:1419, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑12‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑12‑2016
- Wetingang
Essentie
Bestuurdersaansprakelijkheid; collegiale verantwoordelijkheid (art. 2:9 BW) en vereiste van ‘ernstig verwijt’ (art. 6:162 BW). Schending wettelijke voorschriften ter bescherming van beleggend publiek.
Vervolg op HR 17 december 2010, NJ 2011/8.
Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.