Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/6.3.3.1:6.3.3.1 Inleiding
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/6.3.3.1
6.3.3.1 Inleiding
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS504720:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
De vraag of de rechter op grond van art. 31 EEX-Verordening bevoegd is, kan zich voordoen zowel bij een arbitrage in Nederland (vgl. art. 1022 lid 2 Rv) als bij een arbitrage buiten Nederland (vgl. art. 1074 lid 2 Rv), bijvoorbeeld als de gedaagde woonplaats heeft in Nederland (art. 2 EEXVerordening) en de plaats van arbitrage in Nederland respectievelijk buiten Nederland is gelegen (art. 1073 lid 1 Rv).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Vraag is of een geding bij de gewone rechter dat strekt tot een voorlopige of bewarende maatregel parallel aan een arbitraal geding een geding is waarop de EEX-Verordening van toepassing is. Art. 31 EEX-Verordening bepaalt:
’In de wetgeving van een lidstaat vastgestelde voorlopige of bewarende maatregelen kunnen bij de gerechten van die staat worden aangevraagd, zelfs indien een gerecht van een andere lidstaat krachtens deze verordening bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen."
Art. 31 EEX-Verordening knoopt aan bij de voorlopige of bewarende maatregelen die volgens de wetgeving van de verdragsluitende Staat kunnen worden gevraagd. In Nederland kennen wij het kort geding bij de voorzieningenrechter van de rechtbank en bij de kantonrechter (vgl. art. 254 leden 1 en 4 Rv) respectievelijk het geding tot verlening van verlof voor het leggen van conservatoir beslag bij de voorzieningenrechter van de rechtbank (vgl. art. 700 e.v. Rv).
Het is mogelijk dat partijen voorlopige of bewarende maatregelen bij de gewone rechter willen vragen, terwijl de bodemzaak bij arbiters is of moet worden aanhangig gemaakt (zie art. 1022 lid 2 Rv en art. 1074 lid 2 Rv) (zie 12.5.3).1
Art. 31 EEX-Verordening duidt op het geding waarin een voorlopige of bewarende maatregel wordt gevraagd, (zelfs) indien een gerecht van een andere verdragsluitende Staat krachtens de EEX-Verordening bevoegd is tot kennisneming van het bodemgeschil. Vraag is of art. 31 EEX-Verordening, mede gezien art. 1 lid 2 (d) EEX-Verordening, van toepassing is als het bodemgeding een arbitraal geding is. Vraag is voorts of de resterende bepalingen (art. 2-18 EEX-Verordening) alsdan op het geding bij de gewone rechter (strekkende tot de voorlopige of bewarende maatregel) van toepassing zijn.