Zie onder meer HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0424, NJ 2007/387 m.nt. Buruma en HR 20 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5628, NJ 2010/248.
HR, 20-02-2018, nr. 16/03961
ECLI:NL:HR:2018:252
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20-02-2018
- Zaaknummer
16/03961
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:252, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑02‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:1545
ECLI:NL:PHR:2017:1545, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑12‑2017
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:252
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0106
Uitspraak 20‑02‑2018
Inhoudsindicatie
Valsheid in geschrift, oplichting en witwassen. Bewijsklachten Promis-werkwijze. Op gronden vermeld in de CAG is de bewijsmotivering van het door het Hof in zoverre bevestigde vonnis van Rb, ook bezien in samenhang met hetgeen het Hof in aanvulling op het vonnis en in antwoord op een verweer heeft overwogen, ontoereikend. CAG: De bewijsoverwegingen bevatten de redengevende f&o waarop ‘s Hofs oordeel steunt dat sprake is geweest van een gefingeerd dienstverband, terwijl daarbij wordt verwezen naar wettige b.m. waaraan die f&o zijn ontleend. Bewijsoverwegingen zijn afgestemd op het gevoerde verweer. T.a.v. de overige onderdelen van de bewezenverklaringen is naar de kern genomen slechts volstaan met het kort aanduiden van gevolgtrekkingen. Bewezenverklaringen zijn niet naar de eis der wet voldoende met redenen omkleed. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
20 februari 2018
Strafkamer
nr. S 16/03961
AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 12 juli 2016, nummer 22/000556-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde niet uit de gebezigde bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1. zij in de periode van 31 december 2012 tot en met 18 april 2013 te Nootdorp en/of te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
- een arbeidsovereenkomst tussen [A] N.V. en [verdachte] voor onbepaalde tijd d.d. 31 december 2012 en
- een overeenkomst tot beëindiging van een arbeidsovereenkomst per 1 maart 2013 tussen [A] N.V. en [verdachte] d.d. 5 februari 2013
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en haar mededader(s) valselijk
- op die arbeidsovereenkomst en de overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst vermeld dat zij, verdachte, in vaste dienst was bij [A] N.V. gevestigd in Almelo en dat zij, verdachte, salaris ontving van [A] N.V.
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
en
zij in de periode van 31 december 2012 tot en met 18 april 2013 te Nootdorp telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e)
- werkgeversverklaring(en) van [A] N.V. op naam van [verdachte] d.d. 7 januari 2013 en d.d. 25 maart 2013 en
- een salarisspecificatie van [A] N.V. op naam van [verdachte] over boekjaar 2013, periode 2.1
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte voornoemde geschriften heeft ingeleverd bij de ING Bank ten behoeve van de verkrijging van een (hypotheek) offerte en (vervolgens) vestiging van een hypotheek op een woning aan [a-straat 1]
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- op die werkgeversverklaring(en) en die salarisspecificatie vermeld was dat zij, verdachte, in vaste dienst was bij [A] N.V. gevestigd in Almelo en dat zij, verdachte, salaris ontving van [A] N.V.;
2. zij in de periode van 7 januari 2013 tot en met 18 april 2013 te Nootdorp, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid de ING Bank heeft bewogen tot de afgifte van een hypotheekofferte en vervolgens een hypothecaire financiering en vervolgens een geldbedrag van 287.000 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid zich in het kader van een hypotheekaanvraag voor een woning aan [a-straat 1] voorgedaan als medewerker in vaste dienst van [A] N.V., waardoor de ING Bank werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3. zij in de periode van 7 januari 2013 tot en met 1 mei 2013 te Nootdorp en/of te Delft, zich ten aanzien van voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van 287.000 euro en
- een woning gelegen aan [a-straat 1] schuldig heeft gemaakt aan het plegen van witwassen, immers heeft zij, verdachte
- voornoemde voorwerpen verworven, voorhanden gehad en omgezet of van voornoemde voorwerpen gebruik gemaakt,
terwijl zij, verdachte wist, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk (het geldbedrag) of middellijk (de woning) - afkomstig waren uit enig misdrijf."
2.2.2.
Het door het Hof in zoverre bevestigde vonnis van de Rechtbank houdt ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende in:
"3.1 Inleiding
Verdachte heeft in 2013 een woning gekocht aan [a-straat 1] . Voor deze woning is een hypothecaire geldlening afgesloten bij de ING. Ten behoeve van het verkrijgen van die hypothecaire geldlening diende zij geschriften over te leggen waaruit zou blijken dat zij een dienstverband had met [A] N.V. (hierna: [A] ). De vraag waar de rechtbank zich voor ziet gesteld is of er al dan niet sprake was van een gefingeerd dienstverband, waardoor de overgelegde geschriften vals zouden zijn.
(...)
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Er wordt betwist dat er sprake zou zijn van een gefingeerd dienstverband. Tevens heeft verdachte de ING geïnformeerd over het nieuwe dienstverband. De koop van de woning, de hypotheekverstrekking en de betaling hebben op rechtmatige wijze plaatsgevonden.
3.4
Het oordeel van de rechtbank(1)
Uit de in het dossier aanwezige arbeidsovereenkomst van 31 december 2012 tussen verdachte en [A] zou blijken dat zij per directe ingang voor onbepaalde tijd en zonder proeftijd in de functie van secretaresse in dienst is getreden, tegen een brutoloon van € 4.972,21 per maand.(2) Ook is in het dossier aanwezig een overeenkomst, gesloten tussen verdachte en [A] , van 5 februari 2013, waarbij de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 maart 2013 wordt beëindigd.(3)
Getuige [betrokkene 1] , secretaresse, heeft verklaard dat zij had gehoord dat verdachte ook voor [A] kwam werken voor de duur van slechts twee maanden en dat zij haar nooit heeft gezien.(4) Tevens heeft deze getuige verklaard dat directeur [betrokkene 2] en zij de enigen waren die bij [A] werkten en dat zij als secretaresse een salaris verdiende van € 1.750 bruto per maand,(5) hetgeen aanzienlijk minder is dan wat verdachte zou gaan verdienen.
Ook is gebleken dat er geen enkel telefonisch contact is geweest tussen verdachte en de twee telefoonnummers die te koppelen zijn aan [A] en directeur [betrokkene 2] van [A] .(6)
De hypotheekofferte van de ING, die dateert van 5 maart 2013, is door verdachte op 15 maart 2013 ondertekend.(7) Volgens bovengenoemde overeenkomst van 5 februari 2013 was er toen reeds een eind gekomen aan de arbeidsovereenkomst tussen verdachte en [A] welke althans op papier had bestaan.
Door verdachte zijn bij de aanvraag van de hypotheek werkgeversverklaringen verstrekt aan de ING. Getuige [betrokkene 2] heeft verklaard dat deze werkgeversverklaringen niet door hem zijn ondertekend en tevens dat het bedrijf niet in het bezit is van een bedrijfsstempel.(8) Gelet hierop moet worden vastgesteld dat die werkgeversverklaringen valselijk zijn opgemaakt. Deze verklaringen zijn aan de ING overgelegd toen de arbeidsovereenkomst van verdachte met [A] reeds was beëindigd.
De ING heeft op 22 augustus 2014 aangifte gedaan van oplichting.(9)
De arbeidsovereenkomst bevat zeer opmerkelijke elementen, namelijk de directe indiensttreding voor onbepaalde tijd en zonder proeftijd, en een voor de functie, ook in vergelijking tot het salaris van getuige [betrokkene 1] , bijzonder hoog salaris. Verder is opmerkelijk de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zeer kort na de indiensttreding, het feit dat het bij getuige [betrokkene 1] van te voren bekend was dat verdachte slechts voor twee maanden in dienst zou zijn, het feit dat getuige [betrokkene 1] verdachte nooit heeft gezien en het feit dat uit de telefoongegevens van [betrokkene 2] en verdachte blijkt dat er tussen hen nooit enig telefonisch contact is geweest, terwijl verdachte toch voor hem als secretaresse zou gaan werken. Het vorenstaande bezien in samenhang met de vervalste werkgeversverklaringen en het tijdstip waarop de offerte voor een hypothecaire geldlening is gedateerd en ondertekend, kan naar het oordeel van de rechtbank, niet tot een andere conclusie leiden dan dat er sprake is van een dienstverband dat is gefingeerd met het oog op het verkrijgen van een hypothecaire geldlening.
Feit 1
Eerste cumulatief/alternatief
De rechtbank acht onvoldoende bewijs aanwezig dat verdachte de werkgeversverklaringen zelf valselijk heeft opgemaakt. De verklaringen verschillen in handschrift en er staat geen handtekening onder van verdachte. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
Dit geldt eveneens voor de salarisspecificatie.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte de arbeidsovereenkomst en de overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst valselijk heeft opgemaakt. Nu voor de rechtbank vaststaat dat sprake was van een gefingeerd dienstverband, zijn de door verdachte en de directeur van [A] , [betrokkene 2] , ondertekende arbeidsovereenkomst en beëindigingsovereenkomst vals. De rechtbank gaat uit van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [betrokkene 2] , gericht op het opmaken van deze valse overeenkomsten, waardoor er sprake is van medeplegen.
Feit 1
Tweede cumulatief/alternatief
Voor de aanvraag van de hypotheekofferte en de verkrijging van de hypotheek voor de woning aan [betrokkene 1] is gebruik gemaakt van de eerder genoemde werkgeversverklaringen en de salarisspecificatie. Omdat er sprake is van een gefingeerd dienstverband, zijn de daarop betrekking hebbende werkgeversverklaringen en salarisspecificaties vals. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen. De arbeidsovereenkomst en de overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst zijn niet gebruikt en de rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging. Tevens zal de rechtbank verdachte vrijspreken van medeplegen omdat onvoldoende vaststaat dat verdachte tezamen met een ander gebruik heeft gemaakt van de valse bescheiden.
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ING bank heeft opgelicht door te handelen zoals hiervoor is weergegeven.
Verdachte heeft immers met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling gedaan alsof zij een dienstverband had, mede door het overleggen van vervalste documenten, waardoor de ING-bank werd bewogen tot de afgifte aan haar van een hypothecaire geldlening van € 287.000.
Feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van zowel een geldbedrag van € 287.000, als van de woning aan [betrokkene 1] en overweegt hiertoe het volgende.
Geldbedrag
Het bedrag van € 287.000 is onmiddellijk verkregen door oplichting (grondfeit) van de ING bank. Ingevolge de jurisprudentie van de Hoge Raad kan, indien het gaat om 'een voorwerp' dat is verkregen uit door een verdachte zelf gepleegde grondfeit (uit eigen misdrijf afkomstig), eerst sprake zijn van witwassen als de verdachte daarnaast gedragingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst.
In het onderhavige geval is het door misdrijf verkregen geld omgezet in een legaal eigendomsrecht. Aan het eigendomsrecht op zich valt niet af te leiden dat de oorsprong daarvan van misdrijf afkomstig is. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het verhullen van de criminele herkomst.
Woning
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat verdachte wist dat de hypothecaire geldlening was verkregen door middel van misdrijf. De woning aan [betrokkene 1] is vervolgens verkregen door middel van de hypothecaire lening. De rechtbank is, evenals de officier van justitie, van oordeel dat verdachte de woning derhalve middellijk heeft verworven en voorhanden heeft gehad. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting bij het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2015:950).
Voetnoten
(1) Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer 201394423, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 533).
(2) Arbeidsovereenkomst, p. 400 t/m 403.
(3) Beëindigingsovereenkomst, p. 406 t/m 409.
(4) Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] , p. 372.
(5) Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] , p. 371 en 372.
(6) Proces-verbaal van bevindingen, p. 324.
(7) Proces-verbaal van bevindingen, p. 98 t/m 108.
(8) Proces-verbaal verhoor verdachte [betrokkene 2] , p. 376.
(9) Proces-verbaal van bevindingen, p. 486 met als bijlage de aangifte."
2.2.3.
Het Hof heeft in zijn arrest voorts het volgende overwogen:
"Verweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig zijn pleitnotities, bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het haar onder 2 ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte voorafgaand aan de hypotheekvertrekking de ING bank heeft geïnformeerd over haar nieuwe dienstverband, hetgeen bevestiging vindt in de brief van de verdachte aan de ING d.d. 29 maart 2013 en de verklaring van [betrokkene 3] tegenover de rechter-commissaris d.d. 18 juni 2015.
Het hof overweegt hiertoe, in aanvulling op hetgeen de rechtbank reeds heeft overwogen, als volgt.
In de schriftelijke arbeidsovereenkomst tussen de verdachte en [A] N.V. d.d. 31 december 2012 staat dat de verdachte per direct in dienst is getreden (p. 400 t/m 403). Verdachte en [A] N.V. hebben voorts d.d. 5 februari 2013 een overeenkomst getekend waarbij deze arbeidsovereenkomst per 1 maart 2013 werd beëindigd (p. 406 t/m. 409). Per 1 maart 2013 is de verdachte in dienst bij [B] B.V.
Op 5 maart 2013 is door [betrokkene 3] , adviseur bij de ING bank, voor de verdachte een hypothecaire lening aangevraagd bij de ING bank voor de aankoop van de woning aan [a-straat 1] te Delft (p. 98 t/m 108), waarbij de verdachte heeft aangegeven in dienst te zijn bij [A] N.V. De hypotheekofferte van de ING is door de verdachte op 15 maart 2013 ondertekend.
Op 18 april 2013 is door de ING bank de hypotheek aan de verdachte verstrekt.
Gelet op het voorgaande stelt het hof vast dat de door de verdachte gestelde - en overigens door het hof als vals bewezen verklaarde - arbeidsovereenkomst tussen haar en [A] N.V. op het moment van de aanvraag van de hypothecaire lening bij de ING bank reeds was geëindigd.
Het hof overweegt voorts dat [betrokkene 3] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 18 juni 2015 heeft verklaard dat hij met de verdachte heeft gesproken over het feit dat zij van werkgever is veranderd, maar dat hij ook heeft verklaard dat nadat hij alle stukken (het hof begrijpt: ten behoeve van de hypotheek) heeft gecomplementeerd, klanten die vragen hebben of wijzigingen willen doorgeven door hem worden doorverwezen naar de ING aan de Haarlemmerweg in Amsterdam en dat hij dat dan ook in het geval van de verdachte zal hebben gedaan. Het hof is van oordeel dat uit deze getuigenverklaring de precieze aard van de informatie die de verdachte aan [betrokkene 3] zou hebben verstrekt niet blijkt en derhalve niet is vast te stellen of dit relevante informatie voor het verstrekken van de hypotheek betrof.
Voorts is het hof van oordeel dat uit deze getuigenverklaring onmiskenbaar blijkt dat relevante mededelingen niet aan [betrokkene 3] , maar aan een ander adres van de ING bank, moeten worden verstrekt en dat aan de door verdachte kennelijk mondeling of telefonisch aan [betrokkene 3] gedane mededeling ook om die reden geen waarde toekomt, zodat het hof aan die mededeling voorbij gaat.
Uit het onderliggende strafdossier blijkt voorts niet dat de ING aan de Haarlemmerweg in Amsterdam op enig moment door de verdachte op de hoogte is gesteld van het feit dat zij van werkgever is gewisseld en welke (financiële) gevolgen deze wisseling heeft. De brief van de verdachte gericht aan de ING te Amsterdam d.d. 29 maart 2013, zoals deze door de verdediging is overgelegd en in het dossier is gevoegd, bevat geen andere informatie dan de vermelding dat zij van werkgever is veranderd en dat indien nodig men contact met haar kan opnemen. Los van het feit dat niet is vast te stellen of deze brief is verstuurd of ontvangen, bevat de brief geen nadere relevante (financiële) informatie voor de hypotheekverstrekker.
Ten slotte overweegt het hof dat het - gelet op de voor banken geldende richtlijnen - een feit van algemene bekendheid is dat de ING bank op grond van het salaris dat de verdachte genoot in haar nieuwe dienstbetrekking nimmer de hypotheek zoals deze aan haar is verstrekt, zou mogen verstrekken en zou hebben verstrekt.
Alles overwegende is het hof van oordeel ten eerste dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte voorafgaand aan het verstrekken van de hypotheek de ING bank op de hoogte heeft gebracht van haar nieuwe dienstverband en de daarbij behorende voor de hypotheek verstrekker relevante (financiële) gegevens en ten tweede dat de gegevens die zij heeft verstrekt bij de aanvraag van de hypotheek op dat moment al achterhaald en dus - dus ook om die reden al - vals waren.
Het hof verwerpt dit verweer."
2.3.
Op de gronden die zijn vermeld door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie onder 6 tot en met 11 is de bewijsmotivering van het door het Hof in zoverre bevestigde vonnis van de Rechtbank - ook bezien in samenhang met hetgeen het Hof in aanvulling op het vonnis van de Rechtbank en in antwoord op een verweer heeft overwogen - ontoereikend. De bestreden uitspraak is derhalve niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-presidet J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2018.
Conclusie 12‑12‑2017
Inhoudsindicatie
Valsheid in geschrift, oplichting en witwassen. Bewijsklachten Promis-werkwijze. Op gronden vermeld in de CAG is de bewijsmotivering van het door het Hof in zoverre bevestigde vonnis van Rb, ook bezien in samenhang met hetgeen het Hof in aanvulling op het vonnis en in antwoord op een verweer heeft overwogen, ontoereikend. CAG: De bewijsoverwegingen bevatten de redengevende f&o waarop ‘s Hofs oordeel steunt dat sprake is geweest van een gefingeerd dienstverband, terwijl daarbij wordt verwezen naar wettige b.m. waaraan die f&o zijn ontleend. Bewijsoverwegingen zijn afgestemd op het gevoerde verweer. T.a.v. de overige onderdelen van de bewezenverklaringen is naar de kern genomen slechts volstaan met het kort aanduiden van gevolgtrekkingen. Bewezenverklaringen zijn niet naar de eis der wet voldoende met redenen omkleed. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Nr. 16/03961 Zitting: 12 december 2017 | Mr. F.W. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] |
Bij arrest van 12 juli 2016 heeft het gerechtshof Den Haag het vonnis van de rechtbank Den Haag met aanvulling van gronden bevestigd. Daarbij is de verdachte wegens 1 eerste cumulatief/alternatief “valsheid in geschrift”, 1 tweede cumulatief/alternatief “opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst”, 2 “oplichting” en 3 “witwassen” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis en een geldboete van € 100.000,-, subsidiair 365 dagen hechtenis. Voorts is de teruggave aan de verdachte gelast van de in beslag genomen woning.
Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld en heeft mr. Th.J. Kelder, advocaat te 's-Gravenhage, vier middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel behelst de klacht dat het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
Ten laste van de verdachte heeft het hof, door het vonnis van de rechtbank in zoverre te bevestigen, bewezen verklaard dat:
“1.
zij in de periode van 31 december 2012 tot en met 18 april 2013 te Nootdorp en/of te Almelo, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
- een arbeidsovereenkomst tussen [A] N.V. en [verdachte] voor onbepaalde tijd d.d. 31 december 2012 en
- een overeenkomst tot beëindiging van een arbeidsovereenkomst per 1 maart 2013 tussen [A] N.V. en [verdachte] d.d. 5 februari 2013
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers hebben verdachte en haar mededader(s) valselijk
- op die arbeidsovereenkomst en de overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst vermeld dat zij, verdachte, in vaste dienst was bij [A] N.V. gevestigd in Almelo en dat zij, verdachte, salaris ontving van [A] N.V.
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken;
en
zij in de periode van 31 december 2012 tot en met 18 april 2013 te Nootdorp telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e)
- werkgeversverklaring(en) van [A] N.V. op naam van [verdachte] d.d. 7 januari 2013 en d.d. 25 maart 2013 en
- een salarisspecificatie van [A] N.V. op naam van [verdachte] over boekjaar 2013, periode 2.1
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware dat geschrift echt en onvervalst,
bestaande dat gebruikmaken hierin dat zij, verdachte voornoemde geschriften heeft ingeleverd bij de ING Bank ten behoeve van de verkrijging van een (hypotheek) offerte en (vervolgens) vestiging van een hypotheek op een woning aan [a-straat 1]
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- op die werkgeversverklaring(en) en die salarisspecificatie vermeld was dat zij, verdachte, in vaste dienst was bij [A] N.V. gevestigd in Almelo en dat zij, verdachte, salaris ontving van [A] N.V.;
2.
zij in de periode van 7 januari 2013 tot en met 18 april 2013 te Nootdorp, in elk geval in Nederland, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid de ING Bank heeft bewogen tot de afgifte van een hypotheekofferte en vervolgens een hypothecaire financiering en vervolgens een geldbedrag van 287.000 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid zich in het kader van een hypotheekaanvraag voor een woning aan [a-straat 1] in Delft voorgedaan als medewerker in vaste dienst van [A] N.V., waardoor de ING Bank werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
zij in de periode van 7 januari 2013 tot en met 1 mei 2013 te Nootdorp en/of te Delft, zich ten aanzien van voorwerpen, te weten
- een geldbedrag van 287.000 euro en
- een woning gelegen aan [a-straat 1] in Delft schuldig heeft gemaakt aan het plegen van witwassen, immers heeft zij, verdachte
- voornoemde voorwerpen verworven, voorhanden gehad en omgezet of van voornoemde voorwerpen gebruik gemaakt,
terwijl zij, verdachte wist, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk (het geldbedrag) of middellijk (de woning) - afkomstig waren uit enig misdrijf.”
5. Onder ‘bewijsoverwegingen’ is het volgende overwogen:
“3. Bewijsoverwegingen
3.1 Inleiding
Verdachte heeft in 2013 een woning gekocht aan [a-straat 1]. Voor deze woning is een hypothecaire geldlening afgesloten bij de ING. Ten behoeve van het verkrijgen van die hypothecaire geldlening diende zij geschriften over te leggen waaruit zou blijken dat zij een dienstverband had met [A] N.V. (hierna: [A]). De vraag waar de rechtbank zich voor ziet gesteld is of er al dan niet sprake was van een gefingeerd dienstverband, waardoor de overgelegde geschriften vals zouden zijn.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake was van een gefingeerd dienstverband en dat daarom wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte de onder 1 eerste en tweede cumulatief, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Er wordt betwist dat er sprake zou zijn van een gefingeerd dienstverband. Tevens heeft verdachte de ING geïnformeerd over het nieuwe dienstverband. De koop van de woning, de hypotheekverstrekking en de betaling hebben op rechtmatige wijze plaatsgevonden.
3.4 Het oordeel van de rechtbank (1)
Uit de in het dossier aanwezige arbeidsovereenkomst van 31 december 2012 tussen verdachte en [A] zou blijken dat zij per directe ingang voor onbepaalde tijd en zonder proeftijd in de functie van secretaresse in dienst is getreden, tegen een brutoloon van € 4.972,21 per maand.(2) Ook is in het dossier aanwezig een overeenkomst, gesloten tussen verdachte en [A], van 5 februari 2013, waarbij de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 maart 2013 wordt beëindigd.(3)
Getuige [betrokkene 1], secretaresse, heeft verklaard dat zij had gehoord dat verdachte ook voor [A] kwam werken voor de duur van slechts twee maanden en dat zij haar nooit heeft gezien. (4) Tevens heeft deze getuige verklaard dat directeur [betrokkene 2] en zij de enigen waren die bij [A] werkten en dat zij als secretaresse een salaris verdiende van € 1.750 bruto per maand,(5) hetgeen aanzienlijk minder is dan wat verdachte zou gaan verdienen.
Ook is gebleken dat er geen enkel telefonisch contact is geweest tussen verdachte en de twee telefoonnummers die te koppelen zijn aan [A] en directeur [betrokkene 2] van [A].(6)
De hypotheekofferte van de ING, die dateert van 5 maart 2013, is door verdachte op 15 maart 2013 ondertekend.(7) Volgens bovengenoemde overeenkomst van 5 februari 2013 was er toen reeds een eind gekomen aan de arbeidsovereenkomst tussen verdachte en [A] welke althans op papier had bestaan.
Door verdachte zijn bij de aanvraag van de hypotheek werkgeversverklaringen verstrekt aan de ING. Getuige [betrokkene 2] heeft verklaard dat deze werkgeversverklaringen niet door hem zijn ondertekend en tevens dat het bedrijf niet in het bezit is van een bedrijfsstempel.(8) Gelet hierop moet worden vastgesteld dat die werkgeversverklaringen valselijk zijn opgemaakt. Deze verklaringen zijn aan de ING overgelegd toen de arbeidsovereenkomst van verdachte met [A] reeds was beëindigd.
De ING heeft op 22 augustus 2014 aangifte gedaan van oplichting.(9) De arbeidsovereenkomst bevat zeer opmerkelijke elementen, namelijk de directe indiensttreding voor onbepaalde tijd en zonder proeftijd, en een voor de functie, ook in vergelijking tot het salaris van getuige [betrokkene 1], bijzonder hoog salaris. Verder is opmerkelijk de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zeer kort na de indiensttreding, het feit dat het bij getuige [betrokkene 1] van te voren bekend was dat verdachte slechts voor twee maanden in dienst zou zijn, het feit dat getuige [betrokkene 1] verdachte nooit heeft gezien en het feit dat uit de telefoon gegevens van [betrokkene 2] en verdachte blijkt dat er tussen hen nooit enig telefonisch contact is geweest, terwijl verdachte toch voor hem als secretaresse zou gaan werken. Het vorenstaande bezien in samenhang met de vervalste werkgeversverklaringen en het tijdstip waarop de offerte voor een hypothecaire geldlening is gedateerd en ondertekend, kan naar het oordeel van de rechtbank, niet tot een andere conclusie leiden dan dat er sprake is van een dienstverband dat is gefingeerd met het oog op het verkrijgen van een hypothecaire geldlening.
Feit 1
Eerste cumulatief/alternatief
De rechtbank acht onvoldoende bewijs aanwezig dat verdachte de werkgeversverklaringen zelf valselijk heeft opgemaakt. De verklaringen verschillen in handschrift en er staat geen handtekening onder van verdachte. De rechtbank zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken. Dit geldt eveneens voor de salarisspecificatie.
Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte de arbeidsovereenkomst en de overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst valselijk heeft opgemaakt. Nu voor de rechtbank vast staat dat sprake was van een gefingeerd dienstverband, zijn de door verdachte en de directeur van [A], [betrokkene 2], ondertekende arbeidsovereenkomst en beëindigingsovereenkomst vals. De rechtbank gaat uit van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [betrokkene 2], gericht op het opmaken van deze valse overeenkomsten, waardoor er sprake is van medeplegen.
Feit 1
Tweede cumulatief/alternatief
Voor de aanvraag van de hypotheekofferte en de verkrijging van de hypotheek voor de woning aan [a-straat 1] is gebruik gemaakt van de eerder genoemde werkgeversverklaringen en de salarisspecificatie. Omdat er sprake is van een gefingeerd dienstverband, zijn de daarop betrekking hebbende werkgeversverklaringen en salarisspecificaties vals. De rechtbank acht dit feit dan ook wettig en overtuigend bewezen. De arbeidsovereenkomst en de overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst zijn niet gebruikt en de rechtbank zal verdachte derhalve vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging. Tevens zal de rechtbank verdachte vrijspreken van medeplegen omdat onvoldoende vaststaat dat verdachte tezamen met een ander gebruik heeft gemaakt van de valse bescheiden.
Feit 2
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ING bank heeft opgelicht door te handelen zoals hiervoor is weergegeven.
Verdachte heeft immers met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling gedaan
alsof zij een dienstverband had, mede door het overleggen van vervalste documenten, waardoor de ING-bank werd bewogen tot de afgifte aan haar van een hypothecaire geldlening van € 287.000.
Feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van zowel een geldbedrag van € 287.000, als van de woning aan [a-straat 1] en overweegt hiertoe het volgende.
Geldbedrag
Het bedrag van € 287.000 is onmiddellijk verkregen door oplichting (grondfeit) van de ING bank. Ingevolge de jurisprudentie van de Hoge Raad kan, indien het gaat om ‘een voorwerp’ dat is verkregen uit door een verdachte zelf gepleegde grondfeit (uit eigen misdrijf afkomstig), eerst sprake zijn van witwassen als de verdachte daarnaast gedragingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst.
In het onderhavige geval is het door misdrijf verkregen geld omgezet in een legaal eigendomsrecht. Aan het eigendomsrecht op zich valt niet af te leiden dat de oorsprong daarvan van misdrijf afkomstig is. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het verhullen van de criminele herkomst.
Woning
Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat verdachte wist dat de hypothecaire geldlening was verkregen door middel van misdrijf. De woning aan [a-straat 1] is vervolgens verkregen door middel van de hypothecaire lening. De rechtbank is, evenals de officier van justitie, van oordeel dat verdachte de woning derhalve middellijk heeft verworven en voorhanden heeft gehad. De rechtbank zoekt hierbij aansluiting bij het arrest van de Hoge Raad (ECLI:HR:2015:950).
Voetnoten
(1) Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 201394423, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 533).
(2) Arbeidsovereenkomst, p. 400 t/m 403.
(3) Beëindigingsovereenkomst, p. 406 t/m 409.
(4) Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1], p. 372.
(5) Proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1], p. 371 en 372.
(6) Proces-verbaal van bevindingen, p. 324.
(7) Proces-verbaal van bevindingen, p. 98 t/m 108.
(8) Proces-verbaal verhoor verdachte [betrokkene 2], p. 376.
(9) Proces-verbaal van bevindingen, p. 486 met als bijlage de aangifte.”
6. De rechtbank heeft in het door het hof bevestigde vonnis de bewijsconstructie ingekleed aan de hand van de zogeheten ‘Promis’-werkwijze. Deze werkwijze houdt in dat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de beslissing steunt dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zijn vermeld in een bewijsredenering waarbij wordt volstaan met een verwijzing naar de wettige bewijsmiddelen waaraan die feiten en omstandigheden zijn ontleend. Bij een dergelijke werkwijze zal in de samenvatting de redengevend geachte inhoud van het bewijsmiddel geen geweld mogen worden aangedaan. De redengevende feiten en omstandigheden moeten worden onderscheiden van de gevolgtrekkingen die de rechter aan die feiten en omstandigheden verbindt. Waar met een dergelijke gevolgtrekking wordt volstaan zonder dat de onderliggende redengevende feiten en omstandigheden worden opgenomen, is aan het wettelijk motiveringsvereiste niet voldaan. De verwijzing naar de bewijsmiddelen dient voorts zo nauwkeurig te zijn dat kan worden beoordeeld of de bewezenverklaring in toereikende mate steunt op de inhoud van wettige bewijsmiddelen en of de samenvatting geen ongeoorloofde conclusies of niet-redengevende onderdelen inhoudt dan wel of de bewijsmiddelen niet zijn gedenatureerd.1.
7. In de toelichting op het middel worden verschillende klachten naar voren gebracht, die er in de kern op neerkomen dat de bewijsredenering te zeer is toegesneden op de verwerping van het verweer dat geen sprake zou zijn geweest van een gefingeerd dienstverband. Daardoor dekt de bewijsmotivering de bewezenverklaring op een groot aantal nader aangeduide onderdelen niet, aldus de steller van het middel.
8. De Hoge Raad heeft ervoor gewaarschuwd dat “een bewijsmotivering in de vorm van een bewijsredenering als de onderhavige het gevaar in zich bergt dat niet alle onderdelen van de bewezenverklaring genoegzaam worden gemotiveerd, doordat die redenering te zeer wordt afgestemd op hetgeen de verdachte tegen het hem gemaakte verwijt heeft ingebracht”.2.Dat gevaar heeft zich in de onderhavige zaak verwezenlijkt. De bewijsoverwegingen bevatten de redengevende feiten en omstandigheden waarop het oordeel steunt dat sprake is geweest van een gefingeerd dienstverband, terwijl daarbij wordt verwezen naar de wettige bewijsmiddelen waaraan die feiten en omstandigheden zijn ontleend. Daarbij heeft de rechtbank de bewijsoverwegingen afgestemd op het door de verdediging gevoerde verweer. Ten aanzien van de overige onderdelen van de bewezenverklaringen heeft de rechtbank naar de kern genomen slechts volstaan met het kort aanduiden van haar gevolgtrekkingen. De verwijzingen naar bewijsmiddelen zijn uitsluitend opgenomen in het gedeelte van het vonnis waarin het verweer ten aanzien van het gefingeerde dienstverband gemotiveerd wordt verworpen. Kennelijk is de rechtbank ervan uitgegaan dat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de beslissingen van de rechtbank steunen in het eerste deel van de bewijsoverwegingen, onder verwijzing naar bewijsmiddelen in de voetnoten, afdoende zijn vastgesteld. Met de steller van het middel meen ik dat zulks niet het geval is. De bewijsvoering heeft kenmerken van een zoekplaatje. De bewezenverklaringen zijn niet naar de eis der wet voldoende met redenen omkleed. Ik licht daartoe de volgende onderdelen uit.
9. De bewijsredenering bevat in de eerste plaats geen vaststellingen dat het onder 1 bewezen verklaarde in Nootdorp en/of Almelo, en het onder 2 bewezen verklaarde in Nootdorp, in elk geval in Nederland is gepleegd.3.Indien de bewijsconstructie slechts ten aanzien van de pleegplaatsen ontoereikend zou zijn, zou de vraag kunnen worden gesteld of de verdachte bij zijn klacht voldoende belang heeft. Er is echter meer. De overweging dat de rechtbank uitgaat van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en [betrokkene 2], gericht op het opmaken van deze valse overeenkomsten, waardoor er sprake is van medeplegen, is evenmin voorzien van een bewijsredenering met de vaststelling van feiten en omstandigheden en de verwijzing naar de wettige bewijsmiddelen waaraan deze zijn ontleend. De rechtbank stelt daarnaast ten aanzien van het onder 1, tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde vast dat voor de aanvraag van de hypotheekofferte en de verkrijging van de hypotheek aan [a-straat 1] gebruik is gemaakt van de in de bewezenverklaring genoemde werkgeversverklaringen en salarisspecificatie. Een verwijzing naar onderliggende bewijsmiddelen blijft in de voetnoten achterwege. Wel bevinden de werkgeversverklaringen en de salarisspecificatie zich als bijlage bij de in voetnoot 9 in het algemene deel genoemde aangifte van ING. Van een voldoende nauwkeurige omschrijving is evenwel geen sprake: de voetnoot is niet gekoppeld aan de desbetreffende vaststelling, terwijl slechts de aangifte wordt genoemd en bezwaarlijk kan worden aangenomen dat de rechtbank daarmee tevens voldoende nauwkeurig heeft verwezen naar elk van de zeven bijlagen daarbij.
10. Voor zover onder 2 is bewezen verklaard dat de verdachte ING heeft bewogen tot afgifte van een geldbedrag van € 287.000,- geldt eveneens dat de bewijsredenering niet de daartoe redengevende feiten en omstandigheden, onder voldoende nauwkeurige verwijzing naar de wettige bewijsmiddelen, bevat.
11. Ook het onder 3 bewezen verklaarde is niet voldoende met redenen omkleed. Uit de bewijsredenering kan immers niet worden afgeleid dat de verdachte een geldbedrag van € 287.000,- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft omgezet of heeft gebruikt. Onder “feit 3” heeft de rechtbank wel overwogen dat de verdachte “het bedrag van € 287.000,-“ onmiddellijk door oplichting heeft verkregen. Ook hierbij gaat het echter om een gevolgtrekking, die niet wordt ondersteund door een vaststelling van de onderliggende redengevende feiten en omstandigheden met een verwijzing naar de wettige bewijsmiddelen. Ook de bewezenverklaring van het verwerven, voorhanden hebben, omzetten of gebruikmaken van de woning aan [a-straat 1] in Delft is onvoldoende met redenen omkleed. Weliswaar wordt in de inleiding voorafgaand aan het oordeel van de rechtbank overwogen dat de verdachte een woning heeft gekocht aan [a-straat 1] in Delft en dat voor deze woning een hypothecaire geldlening is afgesloten bij ING, maar deze overweging bevat geen verwijzing naar de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen. Hetzelfde geldt voor zover de rechtbank overweegt dat het door misdrijf verkregen geld is omgezet in een legaal eigendomsrecht en dat de woning aan [a-straat 1] is verkregen door middel van een hypothecaire lening.
12. Het middel slaagt reeds in zoverre. Dat betekent dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en het middel voor het overige geen bespreking behoeft.
13. Het eerste middel slaagt. De overige middelen kunnen onbesproken blijven.
14. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
15. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑12‑2017
HR 15 mei 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA0424, NJ 2007/387 m.nt. Buruma, rov. 5.6.2.
Zie in dit verband HR 30 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4762, rov. 2.5. Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde, dat in “Nootdorp, althans in Nederland” is gepleegd, wijs ik nog op HR 27 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1161.