RAV 2009, 45
HR, 20-02-2009, nr. C07/194HR
HR 20-02-2009, ECLI:NL:HR:2009:BG8795
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
20 februari 2009
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C07/194HR
- Conclusie
A-G Spier
- LJN
BG8795
- JCDI
JCDI:ADS860257:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Vermogensrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verzekeringsrecht (V)
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2009:BG8795, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 20‑02‑2009
ECLI:NL:HR:2009:BG8795, Uitspraak, Hoge Raad, 20‑02‑2009
- Wetingang
BW art. 6:248 lid 2; Rv art. 150
Essentie
Bewijsrecht. Redelijkheid en billijkheid.
Handelt een assurantietussenpersoon in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid door de verzekeraar te willen houden aan een afspraak inzake de betaling van een exorbitant hoge commissie? Op wie rust de bewijslast van de overeengekomen commissievergoeding?
Samenvatting
Verzekeraar Avéro (verder: de verzekeraar) vordert in reconventie bij de rechtbank een verklaring voor recht inhoudende dat een zekere assurantietussenpersoon (verder: de assurantietussenpersoon) jegens haar geen aanspraak kan maken op een hogere commissie dan 2%, althans een percentage lager dan 10%. De verzekeraar voert daartoe aan dat de over de jaren 1992 tot en met ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.