NJB 2009, 507
HR, 20-02-2009, nr. C07/194HR
HR 20-02-2009, ECLI:NL:HR:2009:BG8795
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 februari 2009
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, E.J. Numann, A. Hammerstein, J.C. van Oven en W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C07/194HR
- Conclusie
A-G Spier
- LJN
BG8795
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Horecarecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2009:BG8795, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑02‑2009
ECLI:NL:HR:2009:BG8795, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑02‑2009
- Wetingang
Rv art. 150
Essentie
Bewijslastverdeling. Verklaring voor recht. De verzekeraar vordert een verklaring voor recht dat de tussenpersoon geen aanspraak kan maken op een hogere commissie dan 2%, stellende dat de betaalde commissie exorbitant hoog is. Het hof wijst de vordering grotendeels toe, overwegende dat op de tussenpersoon de bewijslast rust van de stelling dat een commissie van 10% is afgesproken. HR: Daar het hier gaat om een door de verzekeraar gevorderde verklaring voor recht die kan leiden tot een verplichting tot terugbetaling van de betaalde commissie, kon het hof niet zonder meer oordelen dat de bewijslast op de tussenpersoon rust. Met name ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.