HR, 19-12-2008, nr. 08/01258
ECLI:NL:PHR:2008:BG4975
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19-12-2008
- Zaaknummer
08/01258
- LJN
BG4975
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2008:BG4975, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑12‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BG4975
ECLI:NL:PHR:2008:BG4975, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑12‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BG4975
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑12‑2008
Inhoudsindicatie
WSNP; tussentijdse beëindiging van toepassing van schuldsaneringsregeling (81 RO).
19 december 2008
Eerste Kamer
08/01258
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. W. Römelingh.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 15 mei 2007 is ten aanzien van [verzoeker] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
Bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 7 januari 2008 is, op verzoek van de bewindvoerder, de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling beëindigd. Hierna heeft de rechtbank op 10 januari 2008 een herstelvonnis gewezen.
Tegen de vonnissen van 7 en 10 januari 2008 heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Bij arrest van 13 maart 2008 heeft het hof het vonnis van de rechtbank van 7 januari 2008 bekrachtigd en het vonnis van 10 januari 2008 vernietigd. Het hof heeft verstaan dat [verzoeker] van rechtswege in staat van faillissement zal komen te verkeren zodra het arrest in kracht van gewijsde is gegaan.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker]s beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, O. de Savornin Lohman en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 19 december 2008.
Conclusie 19‑12‑2008
Inhoudsindicatie
WSNP; tussentijdse beëindiging van toepassing van schuldsaneringsregeling (81 RO).
Nr. 08/01258
Mr. D.W.F. Verkade
Parket 14 november 2008
Conclusie inzake:
[Verzoeker]
1. Inleiding
1.1. Deze WSNP-zaak komt m.i. in aanmerking voor een verkorte bespreking.
2. Feiten en procesverloop
2.1. Voor de feiten ten aanzien van verzoeker [verzoeker] kan verwezen worden naar rov. 3.1 van het (ten deze niet) bestreden arrest van het hof.
2.2. Bij vonnissen van de rechtbank Utrecht van 20 maart 2007 en 15 mei 2007 is ten aanzien van [verzoeker] de voorlopige, respectievelijk de definitieve toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken.
2.3. Bij vonnis van die rechtbank van 7 januari 2008 is, op verzoek van de bewindvoerder, deze toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd. Van de voorafgaande mondelinge behandeling op 17 december 2007 is proces-verbaal opgemaakt.
2.4. Op 10 januari 2008 heeft de rechtbank Utrecht een herstelvonnis gewezen.
2.5. [Verzoeker] is in hoger beroep gekomen van de twee laatstgenoemde vonnissen. Van de mondelinge behandeling op 6 maart 2008 is proces-verbaal opgemaakt.
2.6. Bij arrest van 13 maart 2008 heeft het hof het vonnis van 7 januari 2008 bekrachtigd en het herstelvonnis van 10 januari 2008 vernietigd. Het hof heeft verstaan dat [verzoeker] van rechtswege in staat van faillissement zal komen te verkeren zodra het arrest in kracht van gewijsde is gegaan.
2.7. Namens [verzoeker] is tegen dit arrest (tijdig(1)) cassatieberoep ingesteld.
3. Bespreking van het cassatiemiddel
3.1. Het cassatieverzoekschrift telt acht middelen(2).
3.2. Middel 1 faalt omdat uit niets in 's hofs arrest blijkt dat het hof de (door [verzoeker] betwiste) samenwoning met zijn vriendin aan zijn beslissing tot bekrachtiging van het vonnis van 7 januari 2008 ten grondslag heeft gelegd; uit rov. 3.2 en 3.3 moet zelfs het tegendeel worden afgeleid.
3.3. Voor middel 2 geldt mutatis mutandis hetzelfde als voor middel 1.
3.4. Middelen 3 en 4, wat daar overigens van zij, klagen over een klaarblijkelijk door het hof in de slotalinea van rov. 3.3 ten overvloede gegeven beslissing (zie de strofen aldaar 'Daar komt nog bij...' en 'Ook hierin...'). De klachten missen daarom belang tenzij een of meer van de hierna te bespreken klachten succes zou hebben, wat niet het geval zal blijken te zijn.
3.5. Middelen 5 en 6 hebben betrekking op de blijkens rov. 3.3 voor het hof wél doorslaggevende niet nakoming van sollicitatieverplichtingen. De klachten falen. De klacht onder (a) faalt omdat zij voorbij gaat aan de - voldoende gemotiveerde en begrijpelijke - constatering van het hof in rov. 3.3 dat het door [verzoeker] bij brief van 17 september 2007 overgelegde overzicht van sollicitaties slechts betrekking heeft op de periode van 23 juli 2007 tot 17 september 2007, en niet op de periode daarna. De klacht onder (b) faalt omdat zij voorbij gaat aan genoemd manco zijdens [verzoeker] sedert 17 september 2007 en voorts miskent dat het hof (reeds hierom) niet gehouden was om aan de - overigens onomstreden - sollicitatieplicht nadere invulling te geven als in de klacht bedoeld.
3.6. Middel 7 miskent dat de nu juist ten behoeve van 'sanieten' gecreëerde wettelijke faciliteit van een schuldsaneringsregime met een potentieel 'schone lei' aan het einde, daarmee uiteraard ten nauwste samenhangende inlichtingenplichten jegens bewindvoerders meebrengt. Het faalt vanwege deze miskenning, en voorts om dezelfde redenen als waarom middelen 5 en 6 falen.
3.7. Middel 8 geeft niet aan waar de daarin bedoelde klachten (ten aanzien van proportionaliteit en subsidiariteit) eerder naar voren zijn gebracht. Het miskent dat het hof hierover niet ambtshalve had te oordelen. Het miskent ook het karakter van de wettelijke 'postblokkade'. Het faalt voorts waar het kennelijk voortbouwt op de eerdere, vergeefs voorgestelde middelen.
4. Conclusie
Mijn conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden,
A-G
1 Binnen acht dagen; art. 351, vijfde lid Fw.
2 Middel 'X' aan het slot speelt geen rol (meer), nu het proces-verbaal van de mondelinge behandeling inmiddels is nagezonden en niet tot nadere klachten heeft geleid.