HR, 27-06-2008, nr. 07/10866
ECLI:NL:PHR:2008:BD2007
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
27-06-2008
- Zaaknummer
07/10866
- LJN
BD2007
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2008:BD2007, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 27‑06‑2008; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2008:BD2007
ECLI:NL:PHR:2008:BD2007, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑06‑2008
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2008:BD2007
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 27‑06‑2008
Inhoudsindicatie
Internationaal privaatrecht. Exequaturverzoek Belgisch verstekvonnis onder EEX-Verordening; verwerping beroep op weigeringsgronden van art. 34, onder 1 (strijd met openbare orde) en onder 2 (onregelmatige of niet-tijdige betekening inleidend processtuk), EEX-Verordening. (81 RO)
27 juni 2008
Eerste Kamer
Nr. 07/10866
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker], h.o.d.n. [A]
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[Verweerster],
gevestigd te [vestigingsplaats], België,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [verzoeker] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 26 maart 2007 ter griffie van de rechtbank Leeuwarden ingediend verzoekschrift heeft [verzoeker] zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd, de beschikking van de voorzieningenrechter van die rechtbank van 22 februari 2007 waarbij aan [verweerster] verlof werd verleend tot tenuitvoerlegging in Nederland van het verstekvonnis van de Eerste Kamer van de Rechtbank van Koophandel te Turnhout, België, van 6 september 2006, te vernietigen en opnieuw rechtdoende, het verlof tot tenuitvoerlegging alsnog aan [verweerster] te onthouden door dit verzoek af te wijzen respectievelijk haar daarin niet-ontvankelijk te verklaren.
[Verweerster] heeft het verzoek bestreden.
De rechtbank heeft, na mondelinge behandeling, bij beschikking van 20 juni 2007 het verzoek afgewezen.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van artikel 81 RO.
De advocaat van [verzoeker] heeft op 30 mei 2008 schriftelijk op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A. Hammerstein en J.C. van Oven, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 27 juni 2008.
Conclusie 27‑06‑2008
Inhoudsindicatie
Internationaal privaatrecht. Exequaturverzoek Belgisch verstekvonnis onder EEX-Verordening; verwerping beroep op weigeringsgronden van art. 34, onder 1 (strijd met openbare orde) en onder 2 (onregelmatige of niet-tijdige betekening inleidend processtuk), EEX-Verordening. (81 RO)
Nr. 07/10866
Mr L. Strikwerda
Parket, 16 mei 2008
conclusie inzake
[Verzoeker]
tegen
[Verweerster]
Edelhoogachtbaar College,
1. Bij beschikking van 20 juni 2007 heeft de rechtbank Leeuwarden het door thans verzoeker tot cassatie, hierna: [verzoeker], op de voet van art. 43 van de Verordening (EG) nr. 44/2001, PbEG 2001 L 012, hierna: EEX-Verordening, ingestelde rechtsmiddel tegen de beschikking van de voorzieningenrechter van die rechtbank van 22 februari 2007, waarbij aan thans verweerster in cassatie, hierna: [verweerster], verlof werd verleend tot tenuitvoerlegging in Nederland van een verstekvonnis van de Rechtbank van Koophandel te Turnhout, België, van 6 september 2006, verworpen.
2. Het tijdig door [verzoeker] op de voet van art. 44 jo. bijlage IV van de EEX-Verordening tegen de beschikking van de rechtbank Leeuwarden ingestelde cassatieberoep berust op twee middelen. De voorgestelde middelen kunnen naar mijn oordeel niet tot cassatie leiden en nopen niet tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zodat de Hoge Raad de klachten kan verwerpen met toepassing van art. 81 RO. De zaak komt daarom in aanmerking voor een verkorte conclusie.
3. Middel I klaagt dat de rechtbank - in r.o. 4.5.2 van de bestreden beschikking - ten onrechte de stelling van [verzoeker] dat erkenning van het verstekvonnis van de Rechtbank van Koophandel te Turnhout kennelijk strijdig is met de Nederlandse openbare orde (art. 34, aanhef en onder 1, EEX-Verordening), omdat dit vonnis ten onrechte bij verstek is gewezen waardoor het recht van [verzoeker] om verweer te voeren en het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, heeft verworpen.
4. Het middel faalt. De rechtbank heeft - onbestreden in cassatie - vastgesteld dat de Rechtbank van Koophandel te Turnhout bij vonnis van 12 maart 2007 het verzet van [verzoeker] tegen het verstekvonnis van 6 september 2006 ongegrond heeft geacht en het verstekvonnis integraal heeft bevestigd, en dat uit het verzetvonnis blijkt dat [verzoeker] in de gelegenheid is geweest om verweer te voeren (r.o. 2.3). Het oordeel van de rechtbank dat onder deze omstandigheden de door [verzoeker] opgeworpen bezwaren betreffende het ontbreken van hoor en wederhoor niet meer kunnen leiden tot het oordeel dat erkenning van het Belgische verstekvonnis kennelijk in strijd is met de Nederlandse openbare orde, is juist. Of de erkenning in strijd is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat moet immers beoordeeld worden naar het moment van de erkenning en niet naar het moment waarop de beslissing waarvan tenuitvoerlegging wordt gevraagd, is gegeven. Op het moment van de erkenning van het Belgische verstekvonnis waren de daaraan toegeschreven tekortkomingen (het ontbreken van hoor en wederhoor) verholpen door het daartegen aangewende rechtsmiddel van verzet. Vgl. Kluwers Burgerlijke Rechtsvordering, losbl., Verdragen & Verordeningen, EEX-Verordening, Art. 34, aant. 2 (P. Vlas). Zie ook Jan Kropholler, Europäisches Zivilprozessrecht, 8. Aufl. 2005, blz. 411-412, RdNr. 14.
5. Middel II klaagt dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten (ambtshalve) te onderzoeken of erkenning van het Belgische verstekvonnis afstuit op de weigeringsgrond van art. 34, aanhef en onder 2, EEX-Verordening.
6. Het middel faalt wegens gebrek aan belang. Al aangenomen dat de rechtbank gehouden was ambtshalve te onderzoeken of sprake is van de weigeringsgrond van art. 34, aanhef en onder 2, EEX-Verordening (zie daarover Kluwers Burgerlijke Rechtsvordering, losbl., Verdragen & Verordeningen, EEX-Verordening, Art. 34, aant. 1, P. Vlas), zou dat onderzoek niet hebben kunnen leiden tot het oordeel dat het verzoek van [verweerster] tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging in Nederland van het Belgische verstekvonnis op die weigeringsgrond moet stranden. Vaststaat immers dat [verzoeker] tegen het verstekvonnis een rechtsmiddel (verzet) heeft ingesteld, dat [verzoeker] in de verzetprocedure in de gelegenheid is geweest om verweer te voeren, en dat het verzet heeft geleid tot bevestiging van het verstekvonnis, zodat op grond van de slotzinsnede van art. 34, aanhef en onder 2, de weigeringsgrond niet van toepassing is. Vgl. Kluwers Burgerlijke Rechtsvordering, losbl., Verdragen & Verordeningen, EEX-Verordening, Art. 34, aant. 3 (P. Vlas).
De conclusie strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,