Einde inhoudsopgave
RvdW 2008, 259
HR, 22-02-2008, nr. C06/135HR
HR 22-02-2008, ECLI:NL:HR:2008:BC2768
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22 februari 2008
- Magistraten
Mrs. J.B. Fleers, O. de Savornin-Lohman, A. Hammerstein, F.B. Bakels, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/135HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
BC2768
- Vakgebied(en)
Erfrecht / Testamenten
Burgerlijk procesrecht (V)
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:PHR:2008:BC2768, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 22‑02‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BC2768, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑02‑2008
- Wetingang
Haags Verdrag testamentsvormen 1961 art. 1
Essentie
Cassatie; ontvankelijkheid; betwisting van door eiseres tot cassatie gestelde hoedanigheden van procespartij; formele geldigheid testament; toepasselijk (buitenlands) recht; Haags Testamentsvormenverdrag; bewijslastverdeling. Hoge Raad verleent bewijsopdracht.
Vervolg op HR 19 januari 2007, NJ 2007, 64. De door thans eiseres tot cassatie gestelde, doch door thans verweerder in cassatie betwiste hoedanigheden waarin eiseres het beroep in cassatie heeft ingesteld (beneficiair testamentair erfgenaam, executeur van de nalatenschap, en lasthebber van de zes kinderen als legitimarissen van de erflater) kunnen, gezien art. 1 van het Haags Testamentsvormenverdrag en gelet op het door het Internationaal Juridisch Instituut uitgebrachte ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.