RvdW 2008, 221
HR, 15-02-2008, nr. C06/093HR
HR 15-02-2008, ECLI:NL:PHR:2008:BB5066
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
15 februari 2008
- Magistraten
Mrs. D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, C.A. Streefkerk, W.D.H. Asser
- Zaaknummer
C06/093HR
- Conclusie
A-G Langemeijer
- LJN
BB5066
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Modellen- en merkenrecht
Intellectuele-eigendomsrecht (V)
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 15‑02‑2008
ECLI:NL:HR:2008:BB5066, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑02‑2008
ECLI:NL:PHR:2008:BB5066, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑02‑2008
- Wetingang
Essentie
Octrooirecht. ROW (1910). Nietigverklaring van vóór 1978 aangevraagd en verleend werkwijze-octrooi; nieuwheids- en inventiviteitsvereiste; maatstaf; ‘hindsight’-verbod.
Uitgangspunt voor de beoordeling van de geldigheid van een werkwijze-octrooi op de voet van art. 2 ROW (1910) is de in het octrooischrift beschreven uitvinding waarvoor het octrooi is aangevraagd en verleend. Bij die beoordeling zijn de nieuwheid en de inventiviteit van het voortbrengsel of de toepassing daarvan in het algemeen niet beslissend, reeds omdat een octrooi kan worden verkregen voor een nieuwe werkwijze waarmee een bestaand voortbrengsel op een goedkopere of anderszins gunstiger wijze kan worden vervaardigd dan tot ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.