AB 2001, 225
Bevestiging jurisprudentie Hoge Raad in november-beschikkingen, betreffende regiefunctie van de gemeente; verzoek tot nietigheid van rechtshandeling om voorkeursrecht te ontgaan dient te worden gedaan binnen acht weken nadat de gemeente kennis heeft genomen van de inhoud van de rechtshandeling; art. 26 lid 2 verzet zich niet tegen het indienen van een verzoek voordat de termijn is aangevangen.
HR 08-06-2001, ECLI:NL:PHR:2001:AB2022, m.nt. Th.G. van Drupsteen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 juni 2001
- Magistraten
Mijnssen, Heemskerk, Fleers, De Savornin Lohman, Hammerstein, Ilsink
- Zaaknummer
R00/113HR
- Noot
Th.G. van Drupsteen
- LJN
AB2022
- JCDI
JCDI:ADS869046:1
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Grondexploitatie
Ruimtelijk bestuursrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2001:AB2022, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑06‑2001
ECLI:NL:PHR:2001:AB2022, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑06‑2001
- Wetingang
Wet Voorkeursrecht Gemeenten art. 26 lid 2
Essentie
Bevestiging jurisprudentie Hoge Raad in november-beschikkingen, betreffende regiefunctie van de gemeente; verzoek tot nietigheid van rechtshandeling om voorkeursrecht te ontgaan dient te worden gedaan binnen acht weken nadat de gemeente kennis heeft genomen van de inhoud van de rechtshandeling; art. 26 lid 2 verzet zich niet tegen het indienen van een verzoek voordat de termijn is aangevangen.
Samenvatting
Aan het vereiste van art. 26 lid 2 Wet voorkeursrecht gemeenten dat de desbetreffende rechtshandeling ter kennis van de gemeente is gekomen is eerst dan voldaan wanneer aan de gemeente voldoende gegevens betreffende de inhoud van de rechtshandeling ter ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.