HR, 29-10-1999, nr. R98/061HR
ECLI:NL:HR:1999:AA1486
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29-10-1999
- Zaaknummer
R98/061HR
- LJN
AA1486
- Roepnaam
Arends/Mansur
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vermogensrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1999:AA1486, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑10‑1999; (Cassatie)
- Vindplaatsen
JOR 2000/23
Uitspraak 29‑10‑1999
Inhoudsindicatie
-
Arrest
in de zaak van:
[eiser] , handelende onder de naam [handelsnaam1]
wonende in Aruba,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr R.S. Meijer,
t e g e n
[verweerder] , handelende onder de naam [handelsnaam 2],
wonende in Aruba,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
1.Het geding in feitelijke instanties
Met een op 29 augustus 1995 ter griffie van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba ingediend verzoekschrift heeft [verweerder] in cassatie - verder te noemen: [verweerder] – zich gewend tot dat Gerecht en gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, eiser tot cassatie – verder te noemen: [eiser] – te veroordelen om aan [verweerder] te betalen een bedrag van Afl. 18.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift, en van waarde te verklaren het te dezen gelegde conservatoire beslag, met veroordeling van [eiser] in de kosten.
eiser heeft de vordering bestreden.
Het Gerecht in eerste aanleg heeft bij tussenvonnis van 24 april 1996 de zaak naar de rol verwezen voor uitlating bij akte zijdens [verweerder]. Bij eindvonnis van 11 december 1996 heeft het Gerecht in eerste aanleg de vordering afgewezen.
Tegen dit eindvonnis heeft [verweerder] hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Hij heeft de hoofdsom van zijn vordering verminderd tot Afl. 15.209,61.
Bij tussenvonnis van 19 augustus 1997 heeft het Hof [verweerder] bewijslevering opgedragen. Bij eindvonnis van 20 januari 1998 heeft het Hof het bestreden vonnis van het Gerecht in eerste aanleg vernietigd en, opnieuw rechtdoende, [eiser] veroordeeld om aan [verweerder] te betalen een bedrag van Afl. 2.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 augustus 1995, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Beide vonnissen van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
2.Het geding in cassatie
Tegen het eindvonnis van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[verweerder] heeft geen verweerschrift ingediend.
[eiser] heeft de zaak doen toelichten door zijn advocaat en mr L.M. Schreuders-Ebbekink, eveneens advocaat bij de Hoge Raad.
De conclusie van de Advocaat-Generaal Bakels strekt tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot bekrachtiging van het door het Gerecht in eerste aanleg gewezen vonnis, met veroordeling van [verweerder] in de kosten.
3. Beoordeling van het middel
3.1 [verweerder] heeft zijn onder 1 vermelde vordering gegrond op de stelling dat [eiser] hem in de periode van april 1991 tot en met mei 1992 opdracht heeft gegeven om voor [eiser'] rekening ten behoeve van derden advertenties in het dagblad "[handelsnaam 2]" te plaatsen voor een bedrag van in totaal Afl. 15.205,61 en dat [eiser] in gebreke is gebleven dit bedrag te voldoen. [verweerder] heeft een aantal kopieën van facturen overgelegd.
[eiser] heeft ontkend het gevorderde bedrag verschuldigd te zijn en aangevoerd dat uit de overgelegde kopiefacturen niet kan worden afgeleid dat hij opdracht heeft gegeven tot plaatsing van de advertenties.
3.2 Het Gerecht in eerste aanleg heeft de vordering afgewezen.
Het Hof heeft [verweerder] bewijs opgedragen. Na getuigenverhoor heeft het Hof, kort samengevat, het volgende overwogen. Uit de getuigenverklaringen kan worden afgeleid dat [eiser] in het begin van de jaren negentig advertenties in de [handelsnaam 2] heeft doen plaatsen, waarvan een aantal onbetaald is gebleven. [verweerder] heeft geen duidelijk overzicht gegeven van de nog niet betaalde opdrachten. Uit de getuigenverklaringen kan niet worden afgeleid welke facturen wel en welke facturen niet zijn betaald; wel is duidelijk geworden dat [eiser] van de in kopie overgelegde facturen een aanzienlijk deel heeft voldaan. Volgens een van die verklaringen heeft [eiser] slechts een paar facturen niet betaald. Welk bedrag daarmee is gemoeid, is niet vast te stellen. Het Hof stelt het door [eiser] aan [verweerder] verschuldigd bedrag ter zake van onbetaald gebleven facturen ex aequo et bono vast op Afl. 2.000,--.
Het Hof heeft eiser veroordeeld genoemd bedrag aan [verweerder] te betalen.
3.3 Onderdeel 6 van het middel klaagt dat het Hof heeft miskend dat een vordering als de onderhavige, strekkende tot nakoming van primaire betalingsverbintenissen uit verschillende overeenkomsten, niet ex aequo et bono mag worden begroot.
De klacht is gegrond. Nu het in deze zaak niet gaat om een vordering tot schadevergoeding, maar om een vordering tot nakoming van verbintenissen uit overeenkomst, stond het het Hof niet vrij bij gebreke van bewijs van het verschuldigd bedrag dit bedrag ex aequo et bono te begroten en door middel van schatting vast te stellen.
3.4 De overige onderdelen behoeven geen behandeling. De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 20 januari 1998;
bekrachtigt het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 11 december 1996;
veroordeelt [verweerder] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op ƒ540,-- aan verschotten en ƒ3.500,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president Roelvink als voorzitter en de raadsheren Neleman, Heemskerk, De Savornin Lohman en Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer Heemskerk op 29 oktober 1999.