Hof Amsterdam, 25-01-2000, nr. 1156/99
ECLI:NL:GHAMS:2000:AE9563
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
25-01-2000
- Zaaknummer
1156/99
- LJN
AE9563
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2000:AE9563, Uitspraak, Hof Amsterdam, 25‑01‑2000; (Hoger beroep)
Uitspraak 25‑01‑2000
Inhoudsindicatie
Afweging maatschappelijk draagvlak Wsnp tegenover kans op nieuwe start maakt dat het belang van verzoekers het zwaarst moet wegen.
Partij(en)
Gerechtshof te Amsterdam
Tweede meervoudige burgerlijke kamer
Arrest van 25 januari 2000 in de zaak onder rekestnumer 1156/99 van
X. en Y.,
wonende te P.
Appellanten,
procureur: mr J.G. Wichers Hoeth.
1. Het geding in hoger beroep
1.1
Appellanten zijn bij op 28 december 1999 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 23 december 1999 onder insolventienummer 42707/FT-RE 99.264, waarbij het verzoek van appellanten tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling is afgewezen.
1.2
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 25 januari 2000.
Verschenen zijn appellanten bijgestaan door mr C.J. Roos, advocaat te Hoorn.
2. De gronden van de beslissing
2.1.
Het gaat in deze zaak om een verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling. In de beslissing waarvan beroep heeft de rechtbank aangenomen dat appellanten ten aanzien van het ontstaan en/of het onbetaald laten van één van hun schulden, de schuld aan de gemeente P. niet te goeder trouw zijn geweest; op die grond is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat het verzoek tot toepassing van de schuldsanering moet worden afgewezen.
2.2.
Het hof is met de rechtbank van oordeel dat appellanten terzake van het ontstaan en het laten oplopen van de schuld aan de gemeente P. niet te goeder trouw zijn geweest. Het betreft een zogenaamde bijstandsfraude in de periode 1993-1995 waarbij door appellante Y., twee jaar lang ten onrechte op de maandelijkse formulier is ingevuld dat zij niet samenwoonde met appellant X. Gedurende die periode hebben appellanten daardoor ten onrechte een bijstanduitkering ontvangen. Appellanten zijn voor deze fraude in 1996 veroordeeld door de politierechter te Alkmaar.
2.3.
Ten aanzien van het ontstaan van de schuld van appellant X., terzake teveel ontvangen WAO is er geen aanwijzing dat hij niet te goeder trouw is geweest. De WAO-schuld is eerder ontstaan dan de hiervoor genoemde bijstandsfraude. X. en Y. betalen op de WAO-schuld al geruime tijd af en hebben daarop al substantieel terugbetaald.
2.4.
Appellanten hebben in de afgelopen 10 jaar grote persoonlijke problemen overwonnen en hebben laten zien dat zij gedurende langere tijd zeer sober kunnen leven en een substantieel deel van hun inkomen hebben kunnen reserveren voor de aflossing van hun schulden. Ook thans wordt een groot deel van het gezinsinkomen aangewend om de verschillende schulden af te lossen. Door omstandigheden buiten hun schuld zijn de gelden die zij gedurende twee jaar hebben overgedragen aan het bureau SHB te Hoorn ter aflossing van hun schulden niet aan de schuldeisers betaald. Het bureau in inmiddels gefailleerd.
2.5.
In deze situatie moet een afweging worden gemaakt tussen enerzijds het belang van het maatschappelijk draagvlak Van de wettelijke schuldsaneringsregeling en anderzijds de doelstelling van de wet om in dit soort situaties eenmalig een kans te geven een nieuwe start te maken.
- 2.
6. In die afweging is het hof van oordeel dat in deze zaak het belang van appellanten het zwaarst moet wegen.
- 2.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat alsnog kan worden toegewezen. mitsdien dient als volgt te worden.
3. De beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep;
verklaart alsnog van toepassing de wettelijke schuldsaneringsregeling voor X. en Y. (voornoemd);
verwijst de zaak naar de rechtbank te Alkmaar om te worden voortgezet met inachtneming van het in dit arrest overwogene.
Gewezen door mrs Willems-Morsink, Streefkerk en Arisz uitgesproken ter openbare terechtzitting van het hof van 25 januari 2000 in tegenwoordigheid van mr Donner als griffier.