Rb. 's-Gravenhage, 22-09-2010, nr. 09/530426-09
ECLI:NL:RBSGR:2010:BN7994, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
22-09-2010
- Zaaknummer
09/530426-09
- LJN
BN7994
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2010:BN7994, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 22‑09‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSGR:2012:BV3418, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 22‑09‑2010
Inhoudsindicatie
zie ook: BN7991 De verdachte heeft herhaalde malen ingebroken in verschillende beveiligde servers en computernetwerken. Dit zijn ernstige feiten. Hoewel de verdachte deze strafbare feiten binnenshuis, zittend achter zijn computer, heeft gepleegd, en dus niet feitelijk in de bedrijven heeft ingebroken, is de gemaakte inbreuk op rechten van derden niet minder groot. Door zijn handelen heeft de verdachte de bedrijven veel ongemak toegebracht en voorts heeft hij bij herhaling ernstig inbreuk gepleegd op de vertrouwelijkheid en bescherming van computergegevens van anderen. Benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Computervredebreuk, meermalen gepleegd. De Rechtbank veroordeelt de verdachte tot een werkstraf voor de duur van 90 uren (voorwaardelijk).
Partij(en)
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/530426-09
Datum uitspraak: 22 september 2010
(Verkort vonnis)
De meervoudige kamer van de rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 8 september 2010.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. F.B.J. Niesink, advocaat te Doetinchem, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. P. Gruppelaar heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie concludeert tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 15.000,-, bij wijze van voorschot.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
- 1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 juli 2008 tot en met 3 juli 2008 te Leiden en/of Doetichem en/of Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk voor de opslag of verwerking van gegevens, te weten de webserver en/of het netwerk van de Universiteit Leiden (met de naam "[X.]"), althans in een deel daarvan, is binnen gedrongen, waarbij hij/zij enige beveiliging heeft/hebben doorbroken en/of waarbij hij/zij de toegang heeft/hebben verworven door een technische
ingreep en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel door middel van een manipulatie van de op die webserver en/of dat netwerk aanwezige SQL-database (SQL-injectie) en/of niet voor hen bestemde combinaties van gebruikersnamen en/of wachtwoorden;
art 138a lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond c Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond d Wetboek van Strafrecht
- 2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 juli 2008 tot en met 3 juli 2008 te Leiden en/of Doetinchem en/of Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer geautomatiseerde werken, te weten de webserver en/of het netwerk van de Universiteit Leiden (met de naam "[X.]"), of in een deel daarvan, is binnengedrongen, waarna verdachte vervolgens gegevens, die waren opgeslagen, werden verwerkt of werden
overgedragen door middel van dat/die geautomatiseerd(e) werk(en) waarin verdachte zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf of een ander heeft overgenomen, afgetapt of opgenomen immers heeft/hebben hij/zij het bestand "passwd" gekopieerd naar zijn/hun eigen computer(s);
art 138a lid 2 Wetboek van Strafrecht
- 3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 juli 2008 tot en met 3 juli 2008 te Leiden en/of Doetinchem en/of Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk gegevens, te weten programmagegevens ter sturing van (een) computer(s) en/of server(s) van de Universiteit Leiden (met de naam "[X.]"), die door middel van computer(s) en/of server(s), althans een geautomatiseerd werk en/of door middel van telecommunicatie zijn
opgeslagen, worden verwerkt of overgedragen, heeft veranderd en/of gewist en/of onbruikbaar gemaakt en/of ontoegankelijk gemaakt, dan wel andere gegevens aan die computer(s) en/of server(s), althans een geautomatiseerd werk, heeft toegevoegd, immers heeft/hebben verdachte en of zijn mededader(s)
- -
een PHP-bestand (een zogenaamde filebrowser) toegevoegd aan het computersysteem "[X.]" en/of
- -
een PHP-bestand met de naam "[Y.].php" toegevoegd aan het computersysteem "[X.]";
art 350a lid 1 Wetboek van Strafrecht
- 4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 juni 2008 tot en met 15 juni 2008 te Lochem en/of Doetichem en/of Eindhoven en/of Gaanderen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk voor de opslag of verwerking van gegevens, te weten de webserver en/of het netwerk van de firma AOC Oost, althans in een deel daarvan, is binnen gedrongen, waarbij hij/zij enige beveiliging heeft/hebben doorbroken en/of waarbij hij/zij de toegang heeft/hebben verworven door een technische ingreep en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel door middel van een manipulatie van de op die webserver en/of dat netwerk aanwezige SQL-database (SQL-injectie) en/of niet voor hen bestemde combinaties van gebruikersnamen en/of wachtwoorden;
art 138a lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond c Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond d Wetboek van Strafrecht
- 5.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 1 september 2008 te Doetichem en/of Eindhoven en/of Gaanderen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk voor de opslag of verwerking van gegevens, te weten de webserver en/of het netwerk van TVA Reclame en Communicatie, althans in een deel daarvan, is binnen gedrongen, waarbij hij/zij enige beveiliging heeft/hebben doorbroken en/of waarbij hij/zij de toegang heeft/hebben verworven door een technische
ingreep en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel door middel van een manipulatie van de op die webserver en/of dat netwerk aanwezige SQL-database (SQL-injectie) en/of niet voor hen bestemde combinaties van gebruikersnamen en/of wachtwoorden;
art 138a lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond c Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond d Wetboek van Strafrecht
- 6.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2008 tot en met 1 september 2008 te Doetinchem en/of Eindhoven en/of Gaanderen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een of meer geautomatiseerde werken, te weten de webserver en/of het netwerk van TVA Reclame en Communicatie, of in een deel daarvan, is binnengedrongen, waarna verdachte vervolgens gegevens, die waren opgeslagen, werden verwerkt of werden
overgedragen door middel van dat/die geautomatiseerd(e) werk(en) waarin verdachte zich wederrechtelijk bevond, voor zichzelf of een ander heeft overgenomen, afgetapt of opgenomen immers heeft/hebben hij/zij een of meer bestand(en) gekopieerd naar zijn/hun eigen computer(s), te weten:
- -
tvainteractief users.passes.db en/of
- -
\hda8\root\spa.zip en/of
- -
\hda8\root\ulenhof.zip;
art 138a lid 2 Wetboek van Strafrecht
- 7.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juli 2008 tot en met 17 juli 2008 te 's-Hertogenbosch en/of Doetichem en/of Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk voor de opslag of verwerking van gegevens, te weten de webserver en/of het netwerk van B.H.I.C., althans in een deel daarvan, is
binnen gedrongen, waarbij hij/zij enige beveiliging heeft/hebben doorbroken en/of waarbij hij/zij de toegang heeft/hebben verworven door een technische ingreep en/of met behulp van valse signalen of een valse sleutel door middel van een manipulatie van de op die webserver en/of dat netwerk aanwezige SQL-database (SQL-injectie) en/of niet voor hen bestemde combinaties van gebruikersnamen en/of wachtwoorden;
art 138a lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond c Wetboek van Strafrecht
art 138a lid 1 ahf/ond d Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2, 3, 5 en 6 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverweging.
Rechtmatigheid van het bewijs uit de inbeslaggenomen laptop en harde schijven
Namens verdachte is betwist dat aan de verbalisanten vrijwillig toegang is verschaft tot zijn woning en dat daarom de inbeslagneming van zijn laptop en harde schijven onregelmatig is verlopen. Verdachte stelt dat hij de verbalisanten geen toestemming had gegeven om binnen te komen, dat een huisgenoot van hem de deur had open gedaan en dat aan deze een huiszoekingsbevel zou zijn getoond. De verbalisanten zouden hem verder niets hebben gevraagd en hij zou ze zijn kamer hebben binnengelaten. Verdachte houdt vol geen toestemming te hebben gegeven.
De rechtbank overweegt dat haar onduidelijk is hoe de inbeslagneming precies is verlopen. In het dossier is vermeld dat er sprake zou zijn van toestemming tot binnentreden ter inbeslagneming verleend door de officier van justitie (p. 8 relaas proces-verbaal). De rechtbank stelt voorop dat - indien geen vrijwillige toegang tot de woning wordt verleend - krachtens art. 125i juncto art. 110 Sv evenwel de rechter-commissaris een dergelijke doorzoeking in een woning dient te leiden tenzij - kort gezegd - sprake is van dringende noodzakelijkheid, het optreden van de rechter-commissaris niet kan worden afgewacht en er sprake is van een machtiging door de rechter-commissaris (art. 97 Sv). Dat de rechter-commissaris zou zijn ingeschakeld voor het binnentreden in de woning (waarbij een studentenkamer als een woning moet worden gezien) en voor een doorzoeking ter inbeslagneming blijkt niet uit het dossier en is ook niet door de officier van justitie gesteld. Evenmin kan worden aangenomen dat het een schrijffout betreft en het binnentreden bijvoorbeeld in het kader van een aanhouding van verdachte zou zijn, aangezien ook daarvoor geen bevel in het dossier is aangetroffen en verdachte bovendien niet is aangehouden.
Voorgaande opmerking in het relaas proces-verbaal geeft voeding aan de gedachte dat de verbalisanten inderdaad mogelijk gezegd hebben dat zij mochten binnentreden krachtens een bevel van de officier van justitie, voor welk bevel de officier van justitie evenwel geen uit het dossier blijkende bevoegdheid had. Deze stelling van de verdediging vindt zodoende enige onderbouwing in het dossier.
Het proces-verbaal van inbeslagneming verhaalt niet of verdachte toestemming heeft gegeven tot de inbeslagneming noch of de verbalisanten vrijwillig door de bewoner de woning zijn binnengelaten. Uit de enkele opmerking dat de in beslag genomen zaken "uit handen van" verdachte in beslag zijn genomen, vermag de rechtbank een dergelijke toestemming niet te concluderen. Een toestemming dient immers volgens vaste jurisprudentie niet alleen vrij van dwang te zijn verleend maar ook ondubbelzinnig te zijn.1
Dit betekent dat uit het dossier de vrijwilligheid van de toegang aan de verbalisanten tot de woning van verdachte (waarna zij op grond van art. 96 lid 1 Sv zaken in beslag hadden mogen nemen) noch de afstand ter inbeslagneming valt af te leiden. De verklaring van verdachte dat zijn huisgenoot (en hem) ten onrechte is voorgespiegeld dat er een 'huiszoekingsbevel' was, wordt niet alleen niet door het dossier weersproken maar vindt daarin zelfs onderbouwing, zodat deze voor juist moet worden gehouden. Dit betekent dat verdachte zijn deur heeft open gedaan in de onjuist voorgestelde stand van zaken dat er een bevel daartoe was van een ter zake bevoegde autoriteit. Onder die omstandigheden kan verdachte niet geacht worden in voldoende vrijheid toestemming tot betreding en tot inbeslagneming te hebben verleend.
Nu er evenmin sprake was van een doorzoeking onder leiding (of machtiging) van de rechter-commissaris, moet het ervoor gehouden worden dat de inbeslagneming van de laptop en harde schijven onder verdachte onregelmatig is verlopen. De consequentie daarvan kan geen andere zijn dan dat de vruchten van deze inbeslagneming worden uitgesloten van het bewijs, waaronder met name zijn te noemen de MSN-gesprekken aangetroffen op die laptop van verdachte.
De verdediging heeft voorts betoogd dat de recherche als gevolg van die 'verboden vruchten' is gekomen op het spoor van de overige ten laste gelegde computervredebreuken, zodat alle nadien vergaarde bewijzen als 'fruits of the poisonous tree' moeten worden uitgesloten van het bewijs.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Uit de computer van medeverdachte [medeverdachte] blijkt reeds van MSN-gesprekken, al dan niet gevoerd met [verdachte] die zien op deze overige feiten. Vanzelfsprekend mocht de recherche vervolgens die aanwijzingen verder onderzoeken en in dat kader met de bewuste bedrijven/instellingen contact opnemen. Die bedrijven/instellingen hebben vervolgens aangifte gedaan en daarbij veelal logbestanden gevoegd, waaruit de betrokkenheid van niet alleen medeverdachte [medeverdachte] maar ook [verdachte] kon blijken. Dit betekent dat de aangiften niet zijn gedaan slechts dankzij onrechtmatig verricht onderzoek zodat het beroep op nog verdergaande bewijsuitsluiting moet worden gepasseerd.
De rechtbank merkt verder nog op dat, gelijk de Hoge Raad in zijn arrest van 20 februari 007, AZ 3564, onder verwijzing naar zijn arrest van 29 maart 1994, NJ 1994, 577, heeft overwogen, voor de waarheidsvinding onderzoek mag worden gedaan aan inbeslaggenomen voorwerpen teneinde gegevens voor het strafrechtelijk onderzoek ter beschikking te krijgen. In computers opgeslagen gegevens zijn daarvan niet uitgezonderd.
De rechtbank stelt vast dat het onderzoek waar het hier om gaat ziet op waarheidsvinding.
Nu, zoals de Hoge Raad in evengenoemd arrest uit 2007 voorts heeft overwogen, computerbestanden zich naar hun aard niet eenvoudig lenen voor afzonderlijk onderzoek, terwijl, anders dan de raadsman meent, naar het oordeel van de rechtbank op voorhand geenszins duidelijk was via welke bestanden van de computer van medeverdachte [medeverdachte] de inbraak had plaatsgevonden, vermag de rechtbank niet in te zien dat het onderzoek zich niet tot de gehele computer van medeverdachte [medeverdachte] mocht uitstrekken.
Voorzover de raadsman een beroep heeft gedaan op het zogenaamde kentekenarrest van het Hof Leeuwarden van 16 juni 2010, BM8111, overweegt de rechtbank dat dit arrest ziet op een geheel andere casus dan hier aan de orde en derhalve geen doel treft. In dit verband overweegt de rechtbank dat het in dat arrest gaat om verwerking van gegevens in het kader van de uitvoering van de dagelijkse politietaak terwijl het bij verdachte gaat om gegevens die in het kader van het onderzoek naar waarheidsvinding zijn verkregen. Voorts gaat het in dat arrest anders dan bij [medeverdachte] om het gebruik achteraf van kentekengegevens, die waren verkregen met cameratoezicht en die naar het oordeel van Hof onrechtmatig waren bewaard.
Het voorgaande leidt er toe dat verdachte moet worden vrijgesproken van de inbraak in de systemen van TVA Reclame en Communicatie (feiten 5 en 6) omdat aldaar geen logbestanden beschikbaar zijn die aangeven dat er vanuit het IP-adres van verdachte een inbraak heeft plaatsgevonden, zodat enkel de weinig specifieke verklaring van medeverdachte [medeverdachte] nog tot betrokkenheid van verdachte zou leiden, maar dat is onvoldoende.
Volledigheidshalve merkt de rechtbank nog op dat eventuele schending van de rechten van medeverdachte [medeverdachte] onder het EVRM in het kader van diens verhoor of inbeslagneming van diens computer volgens vaste jurisprudentie niet doorwerkt in de strafzaak tegen deze verdachte.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de onder 1, 4 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht dat
- 1.
hij op tijdstippen in de periode van 2 juli 2008 tot en met 3 juli 2008 in Nederland (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk voor de opslag of verwerking van gegevens, te weten de webserver en het netwerk van de Universiteit Leiden (met de naam "[X.]"), is binnen gedrongen, waarbij hij enige beveiliging heeft doorbroken en waarbij hij de toegang heeft verworven door een technische ingreep en met behulp van valse signalen en/of een valse sleutel door middel van een manipulatie van de op die webserver en dat netwerk aanwezige SQL-database (SQL-injectie) en niet voor hem bestemde combinaties van gebruikersnamen en/of wachtwoorden;
4.
hij op tijdstippen in de periode van 12 juni 2008 tot en met 15 juni 2008 in Nederland (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk voor de opslag of verwerking van gegevens, te weten de webserver en/of het netwerk van de firma AOC Oost, is binnen gedrongen, waarbij hij enige beveiliging heeft doorbroken en waarbij hij de toegang heeft verworven door een technische ingreep en met behulp van valse signalen en/of een valse sleutel door middel van een manipulatie van de op die webserver en/of dat netwerk aanwezige SQL-database (SQL-injectie) en niet voor hem bestemde combinaties van gebruikersnamen en/of wachtwoorden;
- 7.
hij op tijdstippen in de periode van 16 juli 2008 tot en met 17 juli 2008 in Nederland (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in een geautomatiseerd werk voor de opslag of verwerking van gegevens, te weten de webserver en het netwerk van B.H.I.C., is binnen gedrongen, waarbij hij enige beveiliging heeft doorbroken en waarbij hij de toegang heeft verworven door een technische ingreep en met behulp van valse signalen en/of een valse sleutel door middel van een manipulatie van de op die webserver en/of dat netwerk aanwezige SQL-database (SQL-injectie) en niet voor hem bestemde combinaties van gebruikersnamen en/of wachtwoorden;
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft herhaalde malen ingebroken in verschillende beveiligde servers en computernetwerken. Dit zijn ernstige feiten. Hoewel de verdachte deze strafbare feiten binnenshuis, zittend achter zijn computer, heeft gepleegd, en dus niet feitelijk in de bedrijven heeft ingebroken, is de gemaakte inbreuk op rechten van derden niet minder groot. Door zijn handelen heeft de verdachte de bedrijven veel ongemak toegebracht en voorts heeft hij bij herhaling ernstig inbreuk gepleegd op de vertrouwelijkheid en bescherming van computergegevens van anderen. Daarmee heeft de verdachte schade toegebracht aan het vertrouwen dat de maatschappij mag hebben in de digitale beveiliging van persoons- en bedrijfsgegevens. Het heeft zowel de gehackte bedrijven als politie en justitie veel tijd en geld gekost om te achterhalen wie de hacker was en met name of, en zo ja wat deze precies, gewijzigd heeft op de netwerken en servers. Het is uitsluitend aan die inspanningen te danken dat de verdachte niet is doorgegaan met zijn strafbare internetactiviteiten.
De rechtbank heeft echter ook in aanmerking genomen dat de verdachte jeugdig was, negentien jaar oud, toen hij de feiten pleegde en dat hij nog niet eerder met de politie in aanraking is geweest.
Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel is dat de verdachte van een aantal tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken, zal zij een lagere werkstraf opleggen dan door de officier gevorderd. Voorts zal deze werkstraf geheel voorwaardelijk worden opgelegd, dit om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.
De vordering van de benadeelde partij.
De Universiteit Leiden heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 179.804,89.
De rechtbank overweegt dat een groot deel van de opgevoerde schade ziet op het verbeteren van de beveiliging en aanschaf van nieuwe hard- en software, kort gezegd preventie van nieuwe inbraken. Het moge duidelijk zijn dat die kosten niet in voldoende rechtstreeks verband staan met de door verdachte gepleegde inbraak. Uit de ingediende stukken is niet op te maken welk deel betrekking heeft op de kosten die rechtstreeks zijn veroorzaakt door deze inbraak. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 138a, van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 2, 3, 5 en 6 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 4 en 7 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Computervredebreuk, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een werkstraf voor de duur van 90 (negentig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 45 (vijfenveertig) DAGEN;
bepaalt, dat bovengenoemde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat hij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.F. Brinkman, voorzitter,
mrs. M. van Paridon en G.M.G. Hink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Haijer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 september 2010.
mr. Van Paridon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
- 1.
EHRM 27 februari 1980, A34 (Deweer) en EHRM 12 februari 1985, A89 (Colozza).