Overigens merk ik op dat de zin in deze overweging in het arrest van het Hof ‘verdachte is — blijkens … veroordeeld voor heling’ is doorgehaald. Aangezien bij deze doorhaling geen paraaf is vermeld, zal ik op deze doorhaling geen acht slaan. Voorts is in de zin in de hier geciteerde overweging: ‘verdachte is, zonder enige informatie vooraf, op een vraag van een bekende waarvan hij niet de juiste personalia kende, zijnde [betrokkene 1], ingegaan op het verzoek om zijn trekker te gebruiken voor een transport, terwijl hij niet eerder voor die [betrokkene 1] transporten had verzorgd’ ‘waarvan’ doorgestreept en boven de doorhaling is neergezet ‘van wie’. Ook hierop zal ik, om gelijkluidende reden als hierboven gegeven, geen acht slaan.
HR, 26-10-2010, nr. 09/02467
ECLI:NL:HR:2010:BO1752
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26-10-2010
- Zaaknummer
09/02467
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BO1752
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BO1752, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑10‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO1752
ECLI:NL:PHR:2010:BO1752, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 31‑08‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BO1752
- Vindplaatsen
Uitspraak 26‑10‑2010
Inhoudsindicatie
Strafmotivering. Uit het JD betreffende verdachte noch uit de overige stukken van het geding valt af te leiden dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld.
26 oktober 2010
Strafkamer
Nr. 09/02467
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 10 oktober 2008, nummer 20/001127-07, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966, ten tijde van de betekening van de aanzegging zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.C. Saris, advocaat te Eindhoven, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof dan wel verwijzing naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:
"op 19 mei 2005 in Nederland een tractor (merk: Fendt) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van voorhanden krijgen van die tractor redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
2.2.2. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring, voor zover hier van belang, het volgende overwogen:
"Ter terechtzitting in hoger beroep is - mede uit het verhoor van de verdachte - het volgende komen vast te staan:
(...)
Gelet op het vorenstaande, in onderlinge samenhang en (tijds)verband bezien met de overige bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat verdachte in zijn onderzoeksplicht is tekortgeschoten en zich derhalve schuldig heeft gemaakt aan schuldheling. Het hof heeft bij dit oordeel enig gewicht toegekend aan de omstandigheid dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan heling en in zoverre dus wetenschap had dat men niet te lichtvaardig moet ingaan op verzoeken als deze."
2.3. Het middel klaagt onder meer dat het Hof ten onrechte rekening heeft gehouden met "de omstandigheid dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan heling".
2.4. In aanmerking genomen dat het op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 21 augustus 2008 betreffende de verdachte noch de overige stukken van het geding iets inhouden omtrent een onherroepelijke veroordeling van de verdachte wegens heling, is 's Hofs evenweergegeven motivering niet zonder meer begrijpelijk. De klacht is gegrond.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 26 oktober 2010.
Conclusie 31‑08‑2010
Mr. Vellinga
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verdachte]
1.
Verdachte is door het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch wegens ‘schuldheling’ veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
2.
Namens verdachte heeft mr. P.C. Saris, advocaat te Eindhoven, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Het middel bevat de klacht dat de door het Hof bewezenverklaarde schuldheling niet kan volgen uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen althans dat de bewezenverklaring in samenhang met de motivering van de bewezenverklaring onbegrijpelijk is.
4.
Het Hof heef, blijkens zijn arrest, ten aanzien van de verdachte bewezenverklaard dat hij:
‘op 19 mei 2005 in Nederland een tractor (merk: Fendt) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van voorhanden krijgen van die tractor redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof’
5.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde heeft het Hof in zijn arrest voorts als volgt overwogen.
‘Ter terechtzitting in hoger beroep is — mede uit het verhoor van de verdachte — het volgende komen vast te staan:
- —
verdachte is, zonder enige informatie vooraf, op een vraag van een bekende waarvan hij niet de juiste personalia kende, zijnde [betrokkene 1], ingegaan op het verzoek om zijn trekker te gebruiken voor een transport, terwijl hij niet eerder voor die [betrokkene 1] transporten had verzorgd;
- —
bij aankomst ziet verdachte een oplegger met daarop een tractor;
- —
verdachte informeert niet naar de herkomst van de tractor, noch naar de aanwezigheid van vervoerspapieren; de oplegger wordt aangekoppeld aan de trekker van verdachte en er wordt met het vervoer aangevangen;
- —
verdachte is -blijkens een Uittreksel Justitieel Documentatieregister d.d. 21 augustus 2008 al eerder veroordeeld voor heling.
Gelet op het vorenstaande, in onderlinge samenhang en (tijds)verband bezien met de overige bewijsmiddelen, is het hof van oordeel dat verdachte in zijn onderzoeksplicht is tekortgeschoten en zich derhalve schuldig heeft gemaakt aan schuldheling. Het hof heeft bij dit oordeel enig gewicht toegekend aan de omstandigheid dat verdachte zich eerder schuldig heeft gemaakt aan heling en in zoverre dus wetenschap had dat men niet te lichtvaardig moet ingaan op verzoeken als deze.’1.
6.
Door het Hof zijn, blijkens de aanvulling bewijsmiddelen, de volgende bewijsmiddelen gebezigd:
- ‘1.
Het pro-justitia — Navolgend PV nummer 101839/05 d.d. 23 mei 2005 van de Lokale Politie 5367 Kempen Noord-Oost te Turnhout (België), opgenomen als dossierpagina 43 e.v. in het proces-verbaal nr. PL2030/05-006768 van de politie Midden en West Brabant, inhoudende de aangifte van [benadeelde partij 1] die — zakelijk weergegeven — verklaarde:
Ik wens aangifte te doen van de diefstal van mijn landbouwtractor Fendt met nummerplaat [AA-00-BB]. Op 18 mei 2004 (het hof begrijpt: 2005) heb ik omstreeks 20.00 uur de schuur van mijn bedrijf verlaten. Ik heb de deur dichtgetrokken en de tractor in de schuur laten staan. Deze morgen (19 mei 2004 [het hof begrijpt: 2005]) stelde ik vast dat de tractor verdwenen was,
- 2.
Het proces-verbaal van de politie Midden en West Brabant, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier van politie, d.d. 19 mei 2005, dossierpagina 59 e.v. van het doorgenummerd dossier PL2030/05-006768, voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven — als verklaring van [getuige 1] aan de betreffende verbalisant:
Vandaag, 19 mei 2005, omstreeks 03.40 uur was ik in mijn woning. Ik hoorde op dat moment bij de in aanbouw zijnde loodsen van [benadeelde partij 2] de motor van een tractor. Even later hoorde ik een vrachtauto langs de boerderij rijden. Die kwam vanaf de loodsen. Ik keek uit het raam en zag een witte trekker met oplegger. Op de oplegger stond een groot voorwerp, volgens mij een tractor. Ik vertrouwde dit niet en heb de politie gebeld.
- 3.
Het proces-verbaal van de politie Midden en West Brabant, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], respectievelijk agent en hoofdagent van politie, d.d. 19 mei 2005, dossierpagina 41 e.v. van het doorgenummerd dossier PL2030/05-006768, voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven — als relaas van eigen waarnemingen en bevindingen van de betreffende verbalisanten:
Op 19 mei 2005 omstreeks 04.00 uur kregen politiemedewerkers [verbalisant 2] en [verbalisant 3] een melding van een vrachtwagen met oplegger waarop een gestolen tractor zou worden vervoerd. Wij, verbalisanten, reden over de Langenbergseweg in de richting van de A58. Wij zagen dat ter hoogte van het viaduct een witte trekker met oplegger met daarop een tractor de oprit naar de A58 op reed. Wij zagen dat de bestuurder meteen gehoor gaf aan ons stopteken. Wij lieten de drie inzittenden uitstappen. Wij vroegen de bestuurder voor welk transportbedrijf hij werkzaam was. Hij antwoordde niet voor een transportbedrijf te werken. De opdrachtgever voor het transport was een ‘mens’ waarvan hij de naam niet wist. Deze man gaf op te zijn [betrokkene 2].
- 4.
De kennisgeving van inbeslagneming motorvoertuig, opgemaakt door [verbalisant 5], hoofdagent van politie, d.d. 19 mei 2005, dossier-paragraaf 3 en 4, als bijlage opgenomen bij het dossier PL2030/05-006768, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Datum en tijd inbeslagneming: 19 mei 2005, 11:00 uur
Onder verdachte [betrokkene 2] in beslaggenomen:
- 2.
soort: Oplegger
merk: Nooteboom
Chassisnummer: [001]
Kenteken: [CC-00-DD]
Kleur: Wit
Bijzonderheden: [A] BV
- 3.
soort: Landbouwtrekker
merk: Fendt
Chassisnummer: [002]
kleur: Groen
bijzonderheden: bouwjaar 1999.
- 5.
Het proces-verbaal van de politie Midden en West Brabant, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 4], brigadier van politie, d.d. 19 mei 2005, dossierpagina 70 e.v. van het doorgenummerd dossier PL2030/05-006768, voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven — als verklaring van verdachte aan de betreffende verbalisant:
Ik ben gisterenmiddag gebeld door [betrokkene 1] (het hof begrijpt: [betrokkene 1]), een klant die wel vaker iets huurde, die vroeg of ik voor hem een oplegger aan wilde koppelen en weg wilde brengen. Ik vond dat goed en heb afgesproken hem op 19 mei 2005 rond 03.30 uur te treffen te Baarle Nassau. Ik heb [betrokkene 2] die ik ken van het loonwerk gevraagd of hij wilde rijden. Ik heb met hem om 03.00 uur afgesproken en hij was er toen ook samen met een andere Belg. Wij zijn met z'n drieën in de trekker gestapt en naar Baarle Nassau gereden. Daar zag ik [betrokkene 1] staan. [betrokkene 2] heeft de trekker voor de oplegger gereden en ik heb deze aangekoppeld. De oplegger was geladen met een tractor. Ik was wel verrast, maar heb niets gevraagd. Wij moesten richting Rotterdam. Na een paar kilometer werden wij door de politie gecontroleerd.
- 6.
Het proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 6], hoofdagenten van politie, d.d. 20 mei 2005, p. 73 van het doorgenummerd dossier PL2030/05-006768, voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven — als verklaring van verdachte aan de betreffende verbalisanten:
U vraagt mij of ik nog meer kan vertellen dan alleen de naam van de opdrachtgever, genaamd [betrokkene 1]. Ik maak altijd kopieën van legitimatiebewijzen van personen die iets bij mij huren. Ik heb denk ik nog een kopie van een paspoort van die man. Die man heeft al drie keer eerder een trekker bij mij gehuurd.
- 7.
Het proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 5] en [verbalisant 7], hoofdagenten van politie, d.d. 7 maart 2006, opgenomen in het aanvullend proces-verbaal met dossiernummer 05- 006768, voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven — als verklaring van [betrokkene 4] aan de betreffende verbalisanten:
In de ochtend van 16 mei 2005 kwam een persoon, genaamd:
[betrokkene 1]
wonende [a-straat 1] te [woonplaats]
telefoonnummer 06-[003]
De dieplader voorzien van het kenteken [CC-00-DD] huren voor de duur van twee weken. Ik heb een huurcontract opgesteld en een kopie van het paspoort van [betrokkene 1] gemaakt.
- 8.
Het proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 5], hoofdagent van politie, d.d. 15 maart 2006, opgenomen in het aanvullend proces-verbaal met dossiernummer 05-006768, voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven — als verklaring van [betrokkene 1] aan de betreffende verbalisant:
Ik heb nog nooit geen (het hof begrijpt ‘een’) oplegger gehuurd bij [A] BV in Breda. U toont mij een kopie van een huurovereenkomst van [A]. Ik kan u verklaren dat dit niet mijn handschrift is, het nummer van het rijbewijs klopt ook niet en de categorieën van het rijbewijs kloppen ook niet. U vraagt mij of ik een persoon genaamd [verdachte] ken. Nee deze ken ik niet. U vraagt mij of ik wel eens opdracht heb gegeven voor het vervoeren van een trekker. Ik heb nog nooit opdracht gegeven voor het vervoeren van een landbouwtrekker.
- 9.
Het proces-verbaal van politie Midden en West Brabant, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 5], hoofdagent van politie, d.d. 20 mei 2005, p. 69 van het doorgenummerd dossier PL2030/05-006768, voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven — als verklaring van [betrokkene 2] aan de betreffende verbalisant: U vraagt mij van wie de tractor was op de oplegger. Ze hebben mij gevraagd dat spul weg te brengen en ik heb verder geen vragen gesteld.
- 10.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 26 september 2008, voor zover inhoudende — zakelijk weergegeven — als volgt:
Het klopt dat bij het vervoer van de tractor in de nacht van 18 op 19 mei 2005 geen papieren getoond konden worden. U vraagt mij naar het aandeel van [betrokkene 1] in het geheel. Ik had telefonisch een afspraak met [betrokkene 1] gemaakt. [Betrokkene 1] zei tegen mij dat hij nergens kon huren. Ik heb nagelaten te vragen of alles in orde was. Ik heb niet gevraagd hoe hij aan een oplegger kwam. Het was mijn oplegger niet en ik ging er van uit dat alles klopte.’
7.
In de toelichting op het middel wordt in de eerste plaats aangevoerd, dat het Hof er ten onrechte van is uitgegaan dat de verdachte niet beschikte over de juiste personalia van [betrokkene 1], de bekende die hem verzocht zijn, verdachtes, trekker te gebruiken voor een transport. Die omstandigheid kan inderdaad niet uit de gebezigde bewijsmiddelen worden afgeleid. Deze klacht is terecht voorgedragen. Overigens is het niet zonder meer begrijpelijk dat het Hof heeft aangenomen dat [betrokkene 1] verdachte heeft verzocht diens trekker voor een transport te gebruiken omdat bewijsmiddel 7 inhoudt dat [betrokkene 1] een oplegger heeft gehuurd en daarbij een kopie van diens paspoort is gemaakt, bewijsmiddel 8 dat hij dat naar zijn zeggen nimmer heeft gedaan en het huurcontract zijn handschrift niet bevat en het nummer en de categorieën van het rijbewijs ook niet kloppen.
8.
De tweede in de schriftuur vervatte klacht dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan blijken dat de verdachte het transport heeft verzorgd, treft geen doel. Voor de onderhavige bewezenverklaring van schuldheling wordt een dergelijke eis niet gesteld terwijl voorts uit het vijfde door het Hof gebezigde bewijsmiddel blijkt dat de verdachte het transport heeft gearrangeerd, samen met twee anderen in de trekker naar de oplegger is gereden, de oplegger aan de trekker heeft gekoppeld, vervolgens in de trekker is gestapt en dus de op de oplegger staande tractor, zoals bewezenverklaard, voorhanden heeft gehad.
9.
De derde in de schriftuur opgenomen klacht komt op tegen de overweging van het Hof onder het vierde gedachtestreepje in de bewijsoverweging van het Hof. In de schriftuur wordt aangevoerd dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor heling.
Bij de stukken welke zijn toegezonden aan de Hoge Raad bevindt zich een Uitreksel Justitiële Documentatie betreffende de verdachte d.d. 21 augustus 2008 (blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 september 2008 aldaar voorgehouden). Op dit uittreksel is geen onherroepelijke veroordeling voor heling opgenomen. In aanmerking genomen dat het Hof in bedoelde overweging klaarblijkelijk het oog heeft gehad op een onherroepelijke veroordeling is deze klacht eveneens terecht voorgedragen.
10.
Het middel slaagt.
11.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
12.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing naar het Hof dan wel verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 31‑08‑2010