Einde inhoudsopgave
Artikel 6 EVRM en de civiele procedure (BPP nr. 10) 2008/6.5.3
6.5.3 Samenstelling van rechterlijke colleges
Mr. P. Smits, datum 06-03-2008
- Datum
06-03-2008
- Auteur
Mr. P. Smits
- JCDI
JCDI:ADS301335:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zo EHRM 23 juni 1981, Le Compte, Van Leuven en De Meyere, serie A, vol 43, m.n. § 58; EHRM 22 oktober 1984, Sramek, serie A, vol 84, § 3942; EHRM 23 april 1987 Ettl e.a., serie A, vol 117, § 93 e.v.; EHRM 16 september 2004, Pabla Ky, 47221/99, § 31 e.v. en ECRM 18 december 1980, Crociani e.a., 8603/79, 8722/79, 8723179 & 8729179, DR 22, p. 180.
Het zijn volgens Star Busmann/Rutten (1972), nr. 51, in ieder geval beroepen die een 'verkeerde' invloed kunnen uitoefenen op het rechterlijk oordeel.
WODC-rapport Nevenfuncties zittende magistratuur (WODC 2000, nr. 185), opgevolgd door een aanvullende rapportage getiteld 'De nevenfuncties van vaste rechters en plaatsvervangers' (WODC 2001, nr. 185).
Wetsvoorstel 29 937.
EHRM 22 oktober 1984, Sramek, serie A, vol 84, § 42.
Interview van L de Groot-van Leeuwen door Joost Oranje in NRCHandelsblad 25 januari 2005. Zie ook haar oratie, Rechters tussen staat en straat, oratie KUN 2005. Enkele reacties daarop en een nawoord van De Groot-van Leeuwen zijn te vinden in NJ B 2005, p. 1138-1140.
Wat de samenstelling van de rechterlijke colleges betreft, zijn Hof en Commissie diverse malen nagegaan of de rechterlijke onafhankelijkheid niet in gevaar werd gebracht door vermenging van incompatibele (rechterlijke enerzijds en bestuurlijke/wetgevende anderzijds) functies.1 Met name werd van belang geacht of men als (lid van een) rechterlijk college onderworpen was aan instructies van één der andere machten.
De regeling der incompatibiliteiten voor de burgerlijke rechter ziet - het is in par. 6.1.1 al gezegd - zowel op de bescherming van de onafhankelijkheid als de onpartijdigheid. In art. 8 Wet RO (oud) was dit zo ruim geformuleerd dat het op beide begrippen betrekking kon hebben: de 'vaste' leden van de rechterlijke macht mochten volgens deze bepaling niet een ander ambt als hoofdbetrekking bekleden. Met name werden genoemd het ambt van advocaat, procureur of notaris (welke functies het beginsel der onpartijdigheid zouden kunnen ondermijnen2), maar dit liet onverlet dat ook ambten die in de sfeer van de uitvoerende of wetgevende macht liggen - als strijdig met de rechterlijke onafhankelijkheid - in principe incompatibel waren. Voor leden van de Hoge Raad was expliciet in art. 9 Wet RO (oud) neergelegd dat zij niet tevens lid mochten zijn van de Staten-Generaal.
Genoemde bepalingen zijn vervangen door het huidige art. 44 Wrra dat in lid 1 kortweg - en beperkter - bepaalt dat rechters niet tevens advocaat, procureur of notaris kunnen zijn dan wel anderszins van het verlenen van rechtskundige bijstand een beroep maken.3 In de leden 2 en 3 is geregeld dat er bij de gerechten registers worden bijgehouden van de betrekkingen die rechters buiten hun ambt vervullen. Uit een in 2000 en 2001 uitgevoerd WODC-onderzoek is echter gebleken dat de nevenfunctieregisters niet optimaal functioneren.4 Thans is een wetsvoorstel aanhangig tot wijziging van art. 44 Wrra5 waarbij in een nieuw lid 2 een algemene wettelijke toetsingsnorm opgenomen wordt, inhoudende dat rechters geen betrekkingen zullen vervullen 'waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van hun ambt of op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin'. Voor zover het de onafhankelijkheid betreft, lijkt hiermee te worden aangesloten bij de Europese rechtspraak waarin is verwoord: 'In order to determine whether a tribunal can be considered to be independent as required by Article 6, appearances may also be of importance.'6 Ook de schijn van (het ontbreken van on-) afhankelijkheid, gewekt bij het publiek, is van belang.
Niet alle politieke of bestuursfuncties zijn volgens de MvT op het aanhangige wetsvoorstel onverenigbaar met het rechtersambt. Het actieve lidmaatschap van een politieke partij hoeft als zodanig bijvoorbeeld niet als nevenbetrekking te worden aangemerkt. Maar weer wel als de desbetreffende rechterlijk ambtenaar lid is van het bestuur of van een commissie binnen die partij, dan wel een bezoldigde functie daarbinnen bekleedt. Het is dan aan de 'functionele autoriteit' (president bij rechtbank, hof of Hoge Raad) om te oordelen of zulks ongewenst is met het oog op de in lid 2 genoemde norm. De president kan dan zonodig disciplinaire maatregelen treffen of een ontslagprocedure in gang zetten, indien hij van mening is dat de aanvaarding of vervulling van een dergelijke betrekking leidt tot verwaarlozing van de waardigheid van het rechterlijk ambt, de ambtsbezigheden of de ambtsplichten.
De toetsing door de rechterlijke 'functionele autoriteit' op incompatibiliteiten is een verbetering ten opzichte van het vroegere art. 8 lid 3 Wet RO (oud) waaruit volgde dat de rechter of het betreffende rechterlijk college zélf gecombineerde functies op hun incompatibiliteit toetste, maar dat bij twijfel 'de Koning' (lees: de Minister van Justitie) besliste. Met deze bepaling werd toch weer een afhankelijkheid van de rechterlijke macht ten opzichte van de uitvoerende macht binnengehaald.
Overigens meent rechtssociologe L de Groot-van Leeuwen dat de rechterlijke macht er naar neigt om te veel tegen politiek en bestuur aan te kruipen: 'Rechters hebben ambtelijke of politieke functies, bekleden nevenfuncties in die sector, worden gedetacheerd bij een departement en hebben zo invloed op het wetgevingsproces. In tijdelijke adviescommissies van het ministerie van Justitie zitten bijvoorbeeld 77 rechters! Andersom zijn politici of ambtenaren rechter- of raadsheer-plaatsvervanger. Dat is geen goed signaal. Naar buiten voedt dat het wantrouwen, zeker in een tijd waarin het gezag van politiek en bestuur juist enorm daalt. Je moet zoveel mogelijk voorkomen dat mensen rechters zien als een onlosmakelijk onderdeel van politiek of bestuur. De rechterlijke macht is niet onaantastbaar. Net als de politiek kan ze getroffen worden door een populistische revolte.'7