FED 2013/66
Een beschikking op een verzoek als bedoeld in art. 26 Wet WOZ behelst een nieuwe waardevaststelling en niet de bekendmaking van een reeds eerder vastgestelde waarde. Indien tegelijk met het verzoek bezwaar wordt gemaakt, moet dat als voortijdig niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook als op dat verzoek een lagere waarde wordt vastgesteld dan in de eerdere beschikking, bestaat geen grond voor een vergoeding van kosten op de voet van art. 7:15 lid 2 Awb
HR 21-06-2013, ECLI:NL:HR:2013:CA3934, m.nt. W.J.N.M. Snoijink
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 juni 2013
- Magistraten
Feteris, Schaap, Van Loon, Koopman, Groeneveld
- Zaaknummer
12/03229
- Noot
W.J.N.M. Snoijink
- LJN
CA3934
- JCDI
JCDI:ADS273616:1
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Fiscaal bestuursrecht (V)
Waardering onroerende zaken (V)
Fiscaal procesrecht (V)
Fiscaal procesrecht / Proceskostenvergoeding
Fiscaal bestuursrecht / Bezwaarfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:CA3934, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑06‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑06‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑06‑2013
- Wetingang
Art. 7:15 Awb
Essentie
Een beschikking op een verzoek als bedoeld in art. 26 Wet WOZ behelst een nieuwe waardevaststelling en niet de bekendmaking van een reeds eerder vastgestelde waarde. Indien tegelijk met het verzoek bezwaar wordt gemaakt, moet dat als voortijdig niet-ontvankelijk worden verklaard. Ook als op dat verzoek een lagere waarde wordt vastgesteld dan in de eerdere beschikking, bestaat geen grond voor een vergoeding van kosten op de voet van art. 7:15 lid 2 Awb
Uitspraak
Het geschil betreft de WOZ-beschikking 2010 (gemeente Epe).
OP HET BEROEP IN CASSATIE VAN B&W OORDEELT DE HOGE RAAD:
3.1.
In cassatie kan van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.