BNB 2019/118
Antidumpingrechten. Gebreken in onderzoek door Europese Commissie; geldigheid verordening. Prejudiciële vragen
HR 08-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:152, m.nt. M.J.W. van Casteren
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 februari 2019
- Magistraten
Mrs. Koopman, Punt, Fierstra, Van Hilten, Faase
- Zaaknummer
17/00303
- Conclusie
A-G Ettema
- Noot
M.J.W. van Casteren
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS70201:1
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
Europees belastingrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:152, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑02‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:375, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 03‑04‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑04‑2018
- Wetingang
Art. 2 Verordening (EG) 384/96 (antidumpingrechten); Verordening (EG) 91/2009 (instelling definitief antidumpingrecht China)
Essentie
Antidumpingrechten. Gebreken in onderzoek door Europese Commissie; geldigheid verordening. Prejudiciële vragen
Samenvatting
Belanghebbende heeft stalen bevestigingsmiddelen voor het vrije verkeer aangegeven, die van oorsprong uit China bleken te zijn. Voor zulke bevestigingsmiddelen was bij Verordening (EG) 91/2009 met ingang van 1 februari 2009 een definitief antidumpingrecht ingesteld. De Inspecteur heeft daarom van belanghebbende antidumpingrechten nageheven. Het Hof heeft geoordeeld dat de verordening waarbij het antidumpingrecht is ingesteld, rechtsgeldig tot stand is gekomen en dat dit recht terecht van belanghebbende is nageheven.
HR: Het is niet buiten elke redelijke twijfel dat ten aanzien van een importeur als belanghebbende een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.