NJB 2018/1972:Bijzondere voorwaarden betreffende het gedrag van de veroordeelde, art. 14c lid 2 onder 14º Sr: als zodanig kunnen worden aangemerkt voorwaarden die strekken ter bevordering van een goed levensgedrag van de veroordeelde of die een gedraging betreffen waartoe hij uit een oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden moet worden geacht. Daaronder kan vallen de voorwaarde om zich niet langer te begeven in de persoonlijke levenssfeer van de aangevers en hun pleeggezin en het zich onder meer dienen te onthouden van het plaatsen en/of verspreiden van berichten in de media met daarin (belastende) informatie over de aangevers en hun pleeggezin. Art. 10 EVRM en art. 14c lid 2 Sv: in aanmerking genomen dat de in art. 14c lid 2 Sr voorkomende termen 'andere (bijzondere) voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende' ten tijde van de bewezenverklaarde gedragingen in de rechtspraak van de Hoge Raad reeds nader waren gedefinieerd, biedt die bepaling in de onderhavige zaak een voldoende toegankelijke en voorzienbare grondslag voor een beperking van het recht op vrijheid van meningsuiting als vervat in art. 10 EVRM. Voorts voldoet de met de i.c. opgelegde voorwaarde gepaard gaande beperking van art. 10 EVRM aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit