De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/2.4.4.3:2.4.4.3 Voorkomen onredelijke bemoeilijking van de procesvoering en het beginsel van hoor en wederhoor
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/2.4.4.3
2.4.4.3 Voorkomen onredelijke bemoeilijking van de procesvoering en het beginsel van hoor en wederhoor
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS375008:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Idem.
Ook in de toelichting op de verwijzing naar de goede procesorde in art. 83 Vw 2000 merkt de wetgever dan ook op dat het beginsel van hoor en wederhoor in het begrip goede procesorde ligt besloten. Zie Kamerstukken II 1998/99, 26 732, nr. A (Advies en nader rapport), p. 25.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
49. In de verwijzing in art. 130 Rv naar de eisen van een goede procesorde bleek ook de eis besloten te liggen dat de gedaagde partij door de verandering of vermeerdering van eis of verzoek niet onredelijk in haar verdediging mag worden bemoeilijkt.1 Ook voor de wijze waarop deze eis nader moet worden ingevuld, geeft de toelichting op art. 130 Rv geen houvast. Evenals bij de vraag of er sprake is van een onredelijke vertraging van de procedure, wordt het antwoord op de vraag of er sprake is van een onredelijke bemoeilijking overgelaten aan de waardering van de omstandigheden van het geval door de rechter. Ook hier kan worden opgemerkt dat de aanwezigheid van opzet op een onredelijke bemoeilijking van de gedaagde partij niet is vereist, wil de rechter de verandering of vermeerdering van eis of verzoek op deze grond kunnen afwijzen. Het gegeven dat een partij door het gedrag van haar wederpartij onredelijk in haar procesvoering wordt bemoeilijkt, is op zich al in strijd met de goede procesorde, ongeacht de achtergrond daarvan.
De eis dat een partij niet onredelijk in haar verdediging mag worden bemoeilijkt, valt dikwijls samen met het procesrechtelijke beginsel van hoor en wederhoor. De onredelijke bemoeilijking van de procesvoering bestaat dan in de omstandigheid dat de wederpartij niet of niet voldoende gelegenheid heeft om weloverwogen op de wijziging van eis of verzoek te kunnen reageren.2 Een onredelijke bemoeilijking van de procesvoering is echter ook denkbaar buiten schending van het beginsel van hoor en wederhoor om. Bijvoorbeeld indien eiser door een eiswijziging zijn koers zo verandert, dat de gedaagde in bewijsproblemen komt te verkeren.