NJB 2019/1672
Verduistering van gevonden portemonnee, art. 321 Sr: in casu komt het hof ontoereikend gemotiveerd tot het oordeel dat de verdachte zich opzettelijk wederrechtelijk de portemonnee heeft toegeëigend. Het Hof heeft slechts vastgesteld dat de verdachte de in de bewezenverklaring bedoelde portemonnee met inhoud heeft gevonden, dat hij die goederen ten tijde van zijn aanhouding in zijn jaszak droeg, dat hij die goederen niet langer dan drie of vier dagen in zijn bezit heeft gehad en dat hij gedurende die periode van deze vondst geen melding heeft gedaan ‘bij autoriteiten’
HR 02-07-2019, ECLI:NL:HR:2019:1061
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
2 juli 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage
- Zaaknummer
17/03805
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1061, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑07‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:725, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑05‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑02‑2018
- Wetingang
(art. 321 Sr)
Essentie
Verduistering van gevonden portemonnee, art. 321 Sr: in casu komt het hof ontoereikend gemotiveerd tot het oordeel dat de verdachte zich opzettelijk wederrechtelijk de portemonnee heeft toegeëigend. Het Hof heeft slechts vastgesteld dat de verdachte de in de bewezenverklaring bedoelde portemonnee met inhoud heeft gevonden, dat hij die goederen ten tijde van zijn aanhouding in zijn jaszak droeg, dat hij die goederen niet langer dan drie of vier dagen in zijn bezit heeft gehad en dat hij gedurende die periode van deze vondst geen melding heeft gedaan ‘bij autoriteiten’
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld omdat hij – kort gezegd – ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.