Einde inhoudsopgave
Besluit op de huurtoeslag
Artikel 3 [Aanwijzing van onzelfstandige woonruimte]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2015
- Bronpublicatie:
09-12-2014, Stb. 2014, 520 (uitgifte: 18-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-2014, Stb. 2014, 521 (uitgifte: 18-12-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Toeslagen (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Huurrecht / Huurtoeslag
1.
Een woongebouw of een woning waarvan onzelfstandige woonruimte deel uitmaakt als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder b, van de wet, kan op voet van artikel 11, tweede lid, van de wet, slechts door de Belastingdienst/Toeslagen worden aangewezen indien:
- a.
de desbetreffende woonruimten geschikt en bestemd zijn voor:
- 1°
begeleid wonen, of een daarmee vergelijkbare woonvorm, of
- 2°
groepswonen door ouderen, of een daarmee vergelijkbare woonvorm;
- b.
de desbetreffende huurovereenkomst naar haar aard niet van korte duur is;
- c.
de rekenhuur niet anders dan door middel van een huurtoeslag wordt gesubsidieerd, en
- d.
de desbetreffende woonruimten zodanig zijn verdeeld dat elke huurder over minimaal één privé-vertrek beschikt.
2.
Een woongebouw of een woning waarvan onzelfstandige woonruimte deel uitmaakt, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 1°, kan voorts slechts worden aangewezen indien:
- a.
de desbetreffende woonruimten bestemd zijn voor huurders die zonder zorg of begeleiding niet zelfstandig kunnen wonen;
- b.
het begeleid wonen of de daarmee vergelijkbare woonvorm gericht is op integratie en acceptatie van de bewoners in de nabije omgeving;
- c.
de zorg of begeleiding plaatsvindt door een instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet toelating zorginstellingen, die zorg verleent waarop aanspraak bestaat ingevolge de Wet langdurige zorg of door een andere deskundige, erkende hulpverleningsinstantie, of de huurders beschikken over een persoonsgebonden budget als bedoeld in de Wet langdurige zorg, de Zorgverzekeringswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 of de Jeugdwet;
- d.
er een gescheiden huur- en zorgovereenkomst is, en
- e.
de desbetreffende woonruimten niet bestemd zijn om uitsluitend te worden bewoond door minderjarige huurders.
3.
Een woongebouw of een woning waarvan onzelfstandige woonruimte deel uitmaakt, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°, kan voorts slechts worden aangewezen indien:
- a.
alle huurders van de desbetreffende woonruimten zijn genoemd in één overeenkomst van huur en verhuur;
- b.
in de desbetreffende woonruimten ten minste drie huishoudens zijn gehuisvest, en
- c.
ten minste 80 procent van de huurders van de desbetreffende woonruimten de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt.
4.
De Belastingdienst/Toeslagen kan de aanwijzing intrekken indien niet langer wordt voldaan aan het eerste, tweede of derde lid.