Tenzij anders vermeld wordt verwezen naar de paginanummers uit het proces-verbaal van de regiopolitie Oost-Brabant, district Maasland, registratienummer PL2100-2014086062, afgesloten op 4 februari 2015, aantal doorgenummerde bladzijden: 98.
Rb. Oost-Brabant, 09-11-2015, nr. 01/860131-15
ECLI:NL:RBOBR:2015:6410
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
09-11-2015
- Zaaknummer
01/860131-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOBR:2015:6410, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 09‑11‑2015; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 09‑11‑2015
Inhoudsindicatie
Verkeersongeval met dodelijke afloop in Ravenstein. Art. 6 WVW 1994, aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend. Verdachte is met zijn voertuig door rood licht gereden en reed met te hoge snelheid. Opgelegd wordt een taakstraf van 240 uur (hoger dan gevorderd) en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van 1 jaar met een proeftijd van twee jaren.
vonnis
RECHTBANK OOST-BRABANT
Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch
Team strafrecht
Parketnummer: 01/860131-15
Datum uitspraak: 09 november 2015
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op 30 november 1973,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 27 juli 2015 en 26 oktober 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen van de zijde van verdachte naar voren is gebracht.
De tenlastelegging.
De zaak is aanhangig gemaakt bij dagvaarding van 29 juni 2015.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 08 september 2014 te Ravenstein, gemeente Oss, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Erfsestraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, met het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto; Mercedes-Benz) niet te stoppen voor het in zijn richting (minimaal 3,4 seconden) rood licht uitstralende verkeerslicht en/of vervolgens met onverminderde snelheid, althans een te hoge snelheid, in elk geval een snelheid die te hoog was voor de situatie ter plaatse, in botsing te komen met een motorrijtuig (bestuurd door [slachtoffer] ) die bij een voor hem groen licht uitstralend verkeerslicht voornemens was rechtdoor te rijden en/of - terwijl hij reed in een motorrijtuig dat verkeerde in een onvoldoende rijtechnische staat van onderhoud en/of meerdere gebreken vertoonde, te weten een niet werkende ABS waardoor de voorwielen van het motorrijtuig blokkeerden en verdachte niet is staat was om uit te wijken, waardoor [slachtoffer] werd gedood;
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 september 2014 te Ravenstein, gemeente Oss, als bestuurder van een voertuig (personenauto (Mercedes-Benz)), daarmee rijdende op de weg, de Erfsestraat, niet is gestopt voor het in zijn richting (minimaal 3,4 seconden) rood licht uitstralende verkeerslicht en/of vervolgens met onverminderde snelheid, althans een te hoge snelheid, in elk geval een snelheid die te hoog was voor de situatie ter plaatse, in botsing is gekomen met een motorrijtuig (bromfiets; bestuurd door [slachtoffer] ) die bij een voor hem groen licht uitstralend verkeerslicht voornemens was rechtdoor te rijden en/of - terwijl dat motorrijtuig verkeerde in een onvoldoende rijtechnische staat van onderhoud en/of meerdere gebreken vertoonde, te weten een niet werkende ABS waardoor de voorwielen van het motorrijtuig blokkeerden en verdachte niet in staat was om uit te wijken, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd en/of waardoor de bestuurder van die bromfiets ( [slachtoffer] ) is gedood;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.
De formele voorvragen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding geldig is. De rechtbank is bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen en de officier van justitie kan in zijn vervolging worden ontvangen. Voorts zijn er geen gronden gebleken voor schorsing van de vervolging.
De bewijsmiddelen en de beoordeling daarvan.
Inleiding.
Op maandag 8 september 2014 vond een ongeval plaats op de kruising N277 met de Erfsestraat te Ravenstein. Bij dit ongeval waren een personenauto, met als bestuurder verdachte, en een motor betrokken. Bij dit ongeval kwam de 23-jarige bestuurder van de motor, [slachtoffer] , te overlijden.
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld.
Het standpunt van de verdediging.
Op basis van de in de pleitnotitie nader omschreven feiten en omstandigheden heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde en een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde, waardoor verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De bewijsmiddelen.1.
De verklaring van verdachte.
Op 8 september 2014 reed ik in mijn personenauto, een Mercedes Benz, type CLK 320. Ik kwam de afslag Ravenstein af en onder aan deze afrit ben ik linksaf gegaan om zo in de richting van Ravenstein te rijden. Ik ben in de richting van de verkeerslichten met de Dorpenweg gereden. Ik wilde hier linksaf slaan. Ik reed onder het verkeerslicht door. Ik schat dat ik op dat moment met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur reed. Dat kon daar, het is een vrij overzichtelijk kruispunt. Ik zag dat er vanuit de richting Ravenstein een motor aan kwam rijden. Ik zag hem ook schrikken. Dat zag ik omdat ik hem zag accelereren en hij ging achterover hangen en hij week uit naar links. Ik ben vervolgens vol op de rem gaan staan om een botsing te voorkomen, maar dat lukte niet meer. Ik voelde vervolgens de klap en zag dat de motor tegen de voorzijde van mijn auto terecht kwam. Ik zag dat de bestuurder van de motor door de impact gelanceerd werd. Ik zag dat hij vanuit mij gezien rechts eraf vloog en vervolgens een stuk verder op de weg terecht kwam, tegen een paal bij de oversteekplaats voor fietsers. Ik reed dagelijks voor mijn werk over dit kruispunt.2.
De verklaring van getuige [getuige1].
Op maandag 8 september 2014, omstreeks 17.15 uur stond ik met mijn personenauto voorgesorteerd om rechtsaf te slaan in de richting van Herpen. Ik was komende uit de richting van Ravenstein en gaande richting Schaijk. Ik zag dat er op de rijstrook voor rechtdoor een motorrijder stil stond. Ik zag dat het verkeerslicht voor rechtdoor op groen sprong. Ik zag vervolgens dat de motorrijder optrok en een aantal meters verder een aanrijding kreeg met een donkerkleurige personenauto. U vraagt mij of ik zeker ben van het feit dat het verkeerslicht op groen sprong voor de motorrijder. Ik zeg u dat ik zeker weet dat het verkeerslicht voor rechtdoor op groen sprong nadat wij op onze rijstrook groen licht kregen.3.
Het relaas van verbalisant [verbalisant1].
Op het moment van de aanrijding was het licht en droog.4.De Triumph had voorafgaand aan het ongeval gereden over de N277, plaatselijk bekend als de Dorpenweg, kwam uit de rijrichting van Ravenstein en ging in de rijrichting van de T-kruising, gevormd door de wegen N277 met de Erfsestraat. De bestuurder van de Triumph was voornemens om op de T-kruising rechtdoor te rijden. De Mercedes-Benz had voorafgaand aan het ongeval gereden over de Erfsestraat, kwam uit de rijrichting van Herpen en ging in de rijrichting van de eerder genoemde T-kruising. Het verkeer op de voornoemde T-kruising werd door middel van een verkeersregelinstallatie met driekleurige verkeerslichten geregeld. Uit onderzoek was gebleken dat de verkeersregelinstallatie naar behoren functioneerde voorafgaand aan de aanrijding.5.
Het relaas van verbalisanten [verbalisant1] en [verbalisant2].
De bestuurder van de betrokken Mercedes-Benz heeft op richting 6 het voor hem bestemde
rode verkeerslicht zeer waarschijnlijk genegeerd en de bestuurder van de Triumph
motorfiets had op richting 8 groen licht. Aan de hand van de logfiles kan gezegd worden dat
de verkeerslichten voor rijrichting 6 (voor rechtsaf, richting 4, ook), bestemd voor de
Mercedes-Benz, 3,4 seconden rood licht hadden uitgestraald op het moment dat de
Mercedes-Benz de koplus verliet. De ontruimingstijd was voor de betrokken rijrichtingen 0
seconden, wat wil zeggen dat de verkeerslichten voor richting 8, bestemd voor de
motorfiets, 3,4 seconden groen licht uitstraalden op het moment dat de motorfiets de koplus
verliet.6.
De verklaring van getuige-deskundige [verbalisant2].
Ik ben betrokken geweest bij het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse in deze zaak.
Na het ongeval zijn alle uitgaande signalen op oranje knipper gekomen door een storing. Die storing kan geen invloed hebben op de waarden. Die zijn niet veranderbaar door een storing. Dat de auto die bij het ongeval betrokken was door oranje is gereden, is uitgesloten.7.
Het relaas van verbalisanten [verbalisant3] en [verbalisant4].
Op 8 september 2014 zagen wij dat ambulancemedewerkers en omstanders bezig waren met eerste hulp aan een persoon welke op het fietspad gedeelte lag van de Nieuwe Erfsestraat. Wij zagen dat de persoon gereanimeerd werd. Ik, [verbalisant3] hoorde enige tijd later van de arts van het traumateam dat het slachtoffer was overleden. Uit notities van de collegae welke bij de lijkschouw aanwezig waren las ik, [verbalisant3] , dat het slachtoffer overleed doordat zijn borstkast was verbrijzeld door de klap van het ongeval. Mede door de klap van het ongeval was een aorta gescheurd. Waarschijnlijk door de inwendige bloeding hieruit volgend was het slachtoffer overleden, volgens de schouwarts, drs. E. Stigter.8.
Verslag betreffende een niet natuurlijke dood.
Naam: [slachtoffer] .
Overleden op 8 september 2014.
Ondergetekende H. Stigter, lijkschouwer, verklaart er niet van overtuigd te zijn dat de dood ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden.
Bijzonderheden: niet natuurlijk overlijden ten gevolge van een tweezijdig verkeersongeval tussen een motorfiets (betrokkene) en een personenauto, ter plaatse van een kruising op de openbare weg, waarop bij betrokkene letsel ontstond dat niet met het leven verenigbaar is.9.
Het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van primair
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte zich zodanig heeft gedragen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit betekent dat er sprake moet zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een lichtere vorm van schuld is hiervoor onvoldoende. Niet elk tekortschieten, niet elke verkeersovertreding is voldoende voor het aannemen van schuld. Bij het vaststellen van een dergelijke onvoorzichtigheid gaat het om de vraag of de verdachte objectief gezien een ernstige fout heeft gemaakt dan wel zijn rijgedrag aanmerkelijk onder de maat is gebleven van wat van een automobilist wordt geëist. Bij de beoordeling van de schuldvraag komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Voorts verdient het opmerking dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Op grond van de inhoud van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat verdachte op klaarlichte dag op een overzichtelijke kruising een ten tijde van het passeren van de (pal vóór de stopstreep gesitueerde) koplus al 3,4 seconden lang uitstralend rood verkeerslicht heeft genegeerd als gevolg waarvan hij niet (tijdig) heeft afgeremd en met zijn personenauto met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur tegen de motor van het slachtoffer is gereden. Dit slachtoffer reed met zijn motor de kruising op toen het voor hem geldende verkeerslicht op groen stond. Ten tijde van het ongeval was sprake van normale weersomstandigheden en was het nog licht. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij de weg en deze kruising goed kende omdat hij er dagelijks reed voor zijn werk. Verdachte heeft verklaard dat hij het voor hem geldende verkeerslicht vanuit zijn ooghoek op oranje zag springen bij het passeren van het verkeerslicht. De rechtbank is van oordeel dat deze lezing in het licht van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen als onaannemelijk terzijde moet worden gesteld nu uit deze bewijsmiddelen immers volgt dat het voor verdachte geldende verkeerslicht ten tijde van zijn passage reeds geruime tijd (3,4 seconden) rood licht uitstraalde.
Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin aannemelijk dat het ongeval een gevolg is geweest van een kort moment van onoplettendheid bij verdachte, zoals door de verdediging gesteld. Dit valt immers niet goed te rijmen met het feit dat het verkeerslicht al 3,4 seconden rood licht uitstraalde en daarvóór naar algemene ervaringsregels gedurende enige tijd eerst nog oranje licht moet hebben uitgestraald, waardoor de totale tijdspanne dat verdachte kennelijk niet heeft opgelet aanmerkelijk langer dan slechts een kort moment geduurd moet hebben en welke onoplettendheid mede redengevend is ter zake het verdachte in deze zaak te maken verwijt.
De rechtbank is van oordeel dat onder de concrete, hiervoor uiteengezette omstandigheden sprake is van een dusdanig ernstige verkeersfout dat gesproken kan worden van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Daarmee is er sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het deel van de tenlastelegging dat ziet op rijden met een motorrijtuig dat verkeerde in een onvoldoende rijtechnische staat van onderhoud door een niet werkend antiblokkeersysteem (ABS), omdat niet is komen vast te staan dat verdachte ten tijde van het ongeval van dit gebrek op de hoogte was of had moeten zijn.
Hetgeen de verdediging voor het overige tegen het - verdachte belastende -bewijsmateriaal heeft ingebracht, vindt zijn weerlegging in de inhoud van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebezigd. De rechtbank heeft in het strafdossier noch het verhandelde ter terechtzitting aanknopingspunten gevonden die maken dat aan de inhoud van die bewijsmiddelen behoort te worden getwijfeld.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder “de bewezenverklaring” nader zal worden omschreven.
De bewezenverklaring.
Op grond van de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de hierboven uitgewerkte bewijsmiddelen komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte
ten aanzien van het primair ten laste gelegde
op 8 september 2014 te Ravenstein, gemeente Oss, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Erfsestraat, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, met het door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto; Mercedes-Benz) niet te stoppen voor het in zijn richting (minimaal 3,4 seconden) rood licht uitstralende verkeerslicht en met een snelheid die te hoog was voor de situatie ter plaatse, in botsing te komen met een motorrijtuig bestuurd door [slachtoffer] die bij een voor hem groen licht uitstralend verkeerslicht voornemens was rechtdoor te rijden, waardoor [slachtoffer] werd gedood.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit.
Het bewezen verklaarde levert op het in de uitspraak vermelde strafbare feit.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
De strafbaarheid van verdachte.
Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. Verdachte is daarom strafbaar voor hetgeen bewezen is verklaard.
Oplegging van straf en/of maatregel.
De eis van de officier van justitie.
De officier van justitie eist ter zake van het primair tenlastegelegde feit een taakstraf voor de duur van 200 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twaalf maanden, met een proeftijd van drie jaar. Een kopie van de vordering van de officier van justitie is aan dit vonnis gehecht.
Het standpunt van de verdediging.
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de verdediging bepleit dat ten voordele van verdachte moet meewegen dat verdachte al zijn hele leven werkt als vrachtwagenchauffeur en zonder rijbewijs moeilijk zijn beroep zal kunnen uitoefenen. Daarnaast verzoekt de verdediging ten voordele van verdachte rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte en met de impact die het ongeval op verdachte had en nog lang zal hebben. De verdediging acht met betrekking tot een eventuele rijontzegging een geheel voorwaardelijke rijontzegging passend en geboden.
Het oordeel van de rechtbank.
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd heeft de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Bij de beoordeling van de ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit betrekt de rechtbank het wettelijke strafmaximum en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De rechtbank heeft ten nadele van verdachte het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval waarbij [slachtoffer] , een 23-jarige jongeman in de kracht van zijn leven, is omgekomen. Daarmee heeft verdachte de nabestaanden van het slachtoffer een onbeschrijflijk en onherstelbaar leed aangedaan. Dit leed is ook indringend ter zitting onder woorden gebracht door de vader, moeder, broer en partner van [slachtoffer] .
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte al ruim twintig jaar werkzaam is geweest als beroepschauffeur op vrachtwagens. In die periode heeft verdachte geen relevante documentatie opgebouwd. Verder is het de rechtbank niet ontgaan dat het ongeval en vooral de gevolgen ervan voor het slachtoffer en de nabestaanden een wissel hebben getrokken op het leven van verdachte.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank over de strafsoort en de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten. De oriëntatiepunten dienen als vertrekpunt bij het bepalen van de straf.
De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan de door de officier van justitie gevorderde straf, omdat de rechtbank van oordeel is dat de gevorderde straf de ernst van het bewezen verklaarde onvoldoende tot uitdrukking brengt. De rechtbank volgt de officier van justitie wel waar het betreft de oplegging van een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zulks gelet op enerzijds het feit dat verdachte voor zijn broodwinning volledig op het kunnen uitoefenen van de rijbevoegdheid is aangewezen en het bewezenverklaarde anderzijds, bij gebreke van relevante documentatie, niet past in een gedragspatroon van onverantwoord rijgedrag.
Conclusie
De rechtbank acht een taakstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, passend en geboden. Naast deze taakstraf zal de rechtbank tevens een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen aan verdachte opleggen voor de duur van één jaar. De rechtbank zal deze ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaren, enerzijds om de ernst van het door verdachte gepleegde feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds om invloed uit te oefenen op het (verkeers)gedrag van de verdachte in de toekomst. Gezien het ontbreken van enige documentatie van verdachte terzake de Wegenverkeerswet acht de rechtbank, anders dan de officier van justitie, een proeftijd van drie jaar niet noodzakelijk.
Toepasselijke wetsartikelen.
De beslissing is gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 22c en 22d Wetboek van Strafrecht en
175 en 179 Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK
Verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor is omschreven.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Het primair bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood. Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Legt op de volgende straffen.
T.a.v. het primair bewezen verklaarde:
Een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
Een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (bromfietsen daaronder begrepen) voor de duur van 1 jaar.
Bepaalt dat deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M. T. van Vliet, voorzitter,
mr. W. Schoorlemmer en mr. A.M.R. van Ginneken, leden,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kriekaard, griffier,
en is uitgesproken op 9 november 2015.
Mr. Van Ginneken is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 09‑11‑2015
Ter terechtzitting van 26 oktober 2015 afgelegd.
Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 12 september 2014, pag. 24.
Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, pag. 40.
Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, pag. 57.
Proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse, pag. 65.
Ter terechtzitting van 26 oktober 2015 afgelegd.
Proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 februari 2015, pag. 30-31.
Pag. 32.