Rb. 's-Gravenhage, 21-12-2011, nr. AWB 11-39786
ECLI:NL:RBSGR:2011:BU9598
- Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
- Datum
21-12-2011
- Zaaknummer
AWB 11-39786
- LJN
BU9598
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Vreemdelingenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSGR:2011:BU9598, Uitspraak, Rechtbank 's-Gravenhage, 21‑12‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 21‑12‑2011
Inhoudsindicatie
BEWARING. Zicht op uitzetting. De Rb. is van oordeel dat van een redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Oezbekistan geen sprake is. Eiser heeft aangevoerd dat er geen vooruitzicht op verwijdering naar Oezbekistan bestaat en heeft daartoe verwezen naar een brief van DT&V aan mr. Senczuk van 20 juni 2011. In die brief is meegedeeld, voor zover thans van belang, dat in de periode van 1 januari 2008 tot en met 16 juni 2011 circa 20 laissez-passeraanvragen zijn ingediend bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Oezbekistan. In de genoemde periode heeft de DT&V in circa 15 zaken een antwoord ontvangen op het ingediende verzoeken om een laissez passer, waarvan één laissez-passertoezegging. Eiser heeft aldus afdoende onderbouwd dat er ernstig getwijfeld moet worden aan het vooruitzicht op verwijdering naar Oezbekistan. Verweerder heeft geen recent cijfermateriaal of andere informatie overgelegd op basis waarvan deze ernstige twijfels kunnen worden weggenomen. De gemachtigde van verweerder heeft zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van de Rb. Tegen deze achtergrond is de Rb. van oordeel dat van een redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Oezbekistan geen sprake is.
RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 11/39786 PROCES-VERBAAL
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van
- 21.
december 2011
inzake
[eiser],
geboren op [datum] 1982,
van Oezbeekse nationaliteit,
verblijvende te Rotterdam in het detentiecentrum,
eiser,
gemachtigde mr. L.M. Weber,
tegen
de minister voor Immigratie en Asiel,
te Den Haag,
verweerder,
gemachtigde mr. P. van Zijl
Zitting hebben:
- -
mr. R.J.A. Schaaf, rechter;
- -
P. Bijen, griffier.
Eiser is op 2 maart 2011 in vreemdelingenbewaring gesteld. Tegen deze maatregel heeft eiser beroep ingesteld.
Het beroep is behandeld ter zitting van 21 december 2011 waar eiser en verweerder zijn verschenen bij hun respectieve gemachtigden.
Gezien de gedingstukken en gehoord het verhandelde ter zitting komt de rechter tot de navolgende beslissing:
- -
verklaart het beroep tegen de bewaring gegrond;
- -
beveelt de opheffing van de maatregel tot vrijheidsontneming ex artikel 59 van de Vw 2000 van eiser met onmiddellijke ingang;
- -
wijst het verzoek om schadevergoeding toe, ten laste van de Staat der Nederlanden, ten bedrage van € 960,00 (NEGENHONDERDZESTIG EURO);
- -
veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 874,00;
- -
bepaalt dat het bedrag van de proceskosten moet worden voldaan aan de griffier.
De rechter heeft daartoe het volgende overwogen.
Eiser heeft aangevoerd dat er geen vooruitzicht op verwijdering naar Oezbekistan bestaat en heeft daartoe verwezen naar een brief van DT&V aan mr. Senczuk van 20 juni 2011. In die brief is medegedeeld, voor zover thans van belang, dat in de periode van 1 januari 2008 tot en met 16 juni 2011 circa 20 laissez-passeraanvragen zijn ingediend bij de diplomatieke vertegenwoordiging van Oezbekistan. In de genoemde periode heeft de DT&V in circa 15 zaken een antwoord ontvangen op het ingediende verzoeken om een laissez passer, waarvan één laissez-passertoezegging. Eiser heeft aldus afdoende onderbouwd dat er ernstig getwijfeld moet worden aan het vooruitzicht op verwijdering naar Oezbekistan.
Verweerder heeft geen recent cijfermateriaal of andere informatie overgelegd op basis waarvan deze ernstige twijfels kunnen worden weggenomen. De gemachtigde van verweerder heeft zich ter zitting gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat van een redelijk vooruitzicht op verwijdering naar Oezbekistan geen sprake is.
De rechtbank is van oordeel dat maatregel van bewaring met ingang van de datum van het beroepschrift, 9 december 2011, onrechtmatig is.
De rechter heeft er melding van gemaakt dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel open staat.
Waarvan is opgemaakt proces-verbaal.
Griffier
Rechter
Afschriften verzonden: