Rb. Alkmaar, 23-10-2009, nr. 97/233 F
ECLI:NL:RBALK:2009:BK1060
- Instantie
Rechtbank Alkmaar
- Datum
23-10-2009
- Magistraten
Mrs. A.H. Schotman, E.J. van der Molen, D.D.M. Hazeu
- Zaaknummer
97/233 F
- LJN
BK1060
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBALK:2009:BK1060, Uitspraak, Rechtbank Alkmaar, 23‑10‑2009
Uitspraak 23‑10‑2009
Mrs. A.H. Schotman, E.J. van der Molen, D.D.M. Hazeu
Partij(en)
Beschikking op het hoger beroep van:
verzoekster,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. W.P. Keulers te Zoetermeer,
tegen de beschikking van de rechter-commissaris, op grond van artikel 69 Faillissementswet (Fw), gegeven op 8 september 2009 in het faillissement van [gefailleerde].
1. Procedure
1.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- —
het verzoekschrift van 1 juli 2009;
- —
het verweerschrift van 1 september 2009 van mr. A de Groot (hierna: de curator);
- —
de beschikking van de rechter-commissaris van 8 september 2009, hierna: de bestreden beschikking;
- —
het beroepschrift van 11 september 2009
- —
het aanvullend beroepschrift van verzoekster van 15 september 2009;
- —
de door verzoekster bij brief van 5 oktober 2009 ingediende verklaring van geen bezwaar van gefailleerde;
- —
de door verzoekster bij brief van 6 oktober 2009 overgelegde producties.
1.2
Ter terechtzitting van 14 oktober 2009 is de zaak in raadkamer behandeld, waarbij verzoekster en de curator elk hun standpunt hebben toegelicht en pleitnotities hebben overgelegd. Vervolgens is uitspraak bepaald. De inhoud van al deze stukken geldt als hier ingelast
2. Het verzoek ex artikel 69 Fw en de bestreden beschikking
2.1
Verzoekster heeft de rechter-commissaris verzocht de curator te gelasten het volledige faillissementsdossier, bestaande uit het openbaar en niet-openbaar deel, aan verzoekster dan wel haar advocaat ter inzage te verschaffen.
2.2
De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat verzoekster niet in haar verzoek kan worden ontvangen, aangezien zij geen schuldeiser is in het faillissement Gefailleerde en derhalve geen belanghebbende is in de zin van artikel 69 Fw.
3. Het beroep en de beoordeling daarvan
3.1
Verzoekster betoogt dat zij schuldeiser is in het faillissement van haar echtgenoot Gefailleerde als bedoeld in artikel 69 Fw en wel in een dubbele hoedanigheid:
- *
zij heeft een vordering op haar echtgenoot uit hoofde van de beëindiging van de met hem gedreven maatschap. Verzoekster erkent dat de vordering betwist is en dat zij deze, door niet te verschijnen in de renvooiprocedure, in het faillissement niet meer geldend kan maken. Zij wijst er evenwel op dat de vordering niet teniet is gegaan en dat het beheer van de boedel invloed heeft op haar verhaalsmogelijkheden na ommekomst van het faillissement;
- *
zij heeft een boedelvordering, nu bij arrest van de Hoge Raad van 11 april 2008 is komen vast te staan dat de curator ten onrechte middelen aan de boedel heeft toegevoegd die aan haar, verzoekster, toebehoren.
Volgens verzoekster heeft de rechter-commissaris haar dus ten onrechte niet-ontvankelijk in haar verzoek verklaard.
3.2
De curator heeft het beroep bestreden op gronden waarop hierna, voor zover van belang, zal worden ingegaan.
3.3
De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheid dat verzoekster haar vordering uit hoofde van de maatschap in het faillissement niet meer geldend kan maken meebrengt dat verzoekster op grond van deze vordering niet als schuldeiser ex artikel 69 Fw kan worden beschouwd. De curator is immers aangesteld in het belang van de schuldeisers die hun vordering in het faillissement geldend kunnen maken en artikel 69 Fw strekt ertoe de curator onder de voortdurende controle te stellen van hen in wier belang hij is aangesteld.
De omstandigheid dat de afwikkeling van het faillissement invloed kan hebben op de vermogenspositie van de gefailleerde na afloop daarvan —en daarmee op de mogelijkheden om buiten het faillissement gebleven pré-faillissementsvorderingen na afloop van het faillissement te verhalen—, brengt niet mee dat de curator ook dat verhaalsbelang moet behartigen.
3.4
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van verzoekster in haar hoedanigheid van boedelschuldeiser wordt het volgende overwogen.
3.5
De rechtbank is van oordeel dat ook een boedelschuldeiser kan worden beschouwd als schuldeiser als bedoeld in artikel 69 Fw. Ook een boedelschuldeiser heeft immers belang bij zorgvuldig beheer van de boedel en dus ook bij een eenvoudige mogelijkheid om voorgenomen beheersdaden te laten toetsen. De positie van een boedelschuldeiser is wat dat betreft vergelijkbaar met die van een pré-faillissementschuldeiser. De rechtbank ziet hierin, uit het oogpunt van rechtsgelijkheid, aanleiding om af te wijken van de bestendige lijn in de jurisprudentie op dit punt en om verzoekster ontvankelijk te achten in haar verzoek.
De bestreden beschikking kan, gelet op het voorgaande, dus niet in stand blijven.
3.6
Daarmee is aan de orde of het verzoek voor inwilliging vatbaar is.
Het is vaste jurisprudentie dat het voorschrift van artikel 69 Fw in beginsel slechts is gegeven om de daarin genoemde personen invloed toe te kennen op het beheer van de boedel en om, zo zij menen dat bij dat beheer fouten worden gemaakt, deze te doen herstellen of te voorkomen, maar niet om hen in de gelegenheid te stellen op deze eenvoudige wijze aan hen persoonlijk toekomende rechten tegenover de boedel geldend te maken.
3.7
Uit het beroepschrift en de gegeven toelichting blijkt dat verzoekster de inzage wenst te krijgen om haar kansen in reeds aanhangige en toekomstige procedures tegen de voorganger van de curator en een separatist te verbeteren.
3.8
Waar de curator beslist omtrent verzoeken om informatie, is sprake van een daad van beheer. Daarbij moet uitgangspunt zijn dat voor schuldeisers uit de wet niet in het algemeen een recht op informatieverstrekking door curatoren voortvloeit, maar dat een belangenafweging moet worden gemaakt, waarin niet alleen de belangen aan de zijde van de boedel en/of de curator bij het niet verstrekken van de informatie, maar ook de belangen van de schuldeisers bij het wel verstrekken daarvan moeten worden betrokken. Bij dat laatste is onder meer van belang of de informatie nodig is om een behoorlijk beeld van het beheer van de boedel te krijgen en of de schuldeiser andere mogelijkheden heeft om de informatie te krijgen.
3.9
Ter zitting is door verzoekster aangegeven dat zij vraagtekens plaatst bij de hoogte van de kosten die de curator heeft gemaakt. Vast staat volgens haar dat de curator q.q. onrechtmatig heeft gehandeld. Zij acht het in het belang van de boedel om te kunnen bepalen of de curator hiervoor ook pro se is aan te spreken. Voorts acht zij het in het belang van de boedel dat zij in staat wordt gesteld om haar positie ten opzichte van de Rabobank in relatie tot een mogelijk onrechtmatige inpandneming nader te bepalen, want wellicht heeft de Rabobank goederen gesepareerd die in de boedel thuishoren. Ten slotte wil verzoekster uit hoofde van de bescherming van haar persoonsgegevens weten wat er over haar in het dossier van haar echtgenoot is opgenomen.
3.10
Waar het verzoek strekt tot het gelasten van inzage in het volledige faillissementsdossier is het, ook indien gerelateerd aan de veelheid van belangen die verzoekster heeft gesteld, te ruim om voor inwilliging in aanmerking te komen. Van de curator —die het belang van alle boedelcrediteuren en de faillissementscrediteuren behartigt— kan niet worden verlangd om zonder toetsing in concreto verzoekster de gelegenheid te verschaffen om door kennisneming van het volledige faillissementsdossier haar positie in een procedure tegen de boedel te verstevigen. Ook het belang bij bescherming van verzoeksters persoonsgegevens en de wens om de tot op heden gemaakte afwikkelingskosten te toetsen biedt geen toereikende grond voor een recht op inzage in het volledige dossier.
3.11
Of de curator — en daarmee de boedel — gehouden is om verzoekster informatie te verschaffen die bruikbaar is om haar rechten in een gerechtelijke procedure geldend te maken zal naar aanleiding van concrete verzoeken moeten worden beoordeeld, waarbij verschillen van inzicht in beginsel niet via de weg van artikel 69 Fw maar in de betrokken procedure tot een oplossing moeten worden gebracht.
3.12
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om de bestreden beschikking te vernietigen en de rechter-commissaris op te dragen verzoekster uit te nodigen specifiek aan te geven welke informatie zij met het oog op ieder van de hiervoor genoemde belangen nodig heeft en op basis hiervan, met inachtneming van deze beschikking, opnieuw te beschikken.
De rechtbank
Beslistalsvolgt:
Vernietigt de bestreden beschikking.
Draagt de rechter-commissaris op verzoekster uit te nodigen specifiek aan te geven welke informatie zij met het oog op ieder van de hiervoor genoemde belangen nodig heeft en op basis hiervan, met inachtneming van deze beschikking, opnieuw te beschikken.
Gegeven en uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 23 oktober 2009 door de rechters mr. A.H. Schotman, voorzitter, mr. E.J. van der Molen en mr. D.D.M. Hazeu, in tegenwoordigheid van de griffier.