Hof Arnhem, 21-01-2008, nr. 21-002685-07
ECLI:NL:GHARN:2008:BD1241
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
21-01-2008
- Magistraten
Mrs. M.J. Stolwerk, G. Mannoury, J.A.W. Lensing
- Zaaknummer
21-002685-07
- LJN
BD1241
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2008:BD1241, Uitspraak, Hof Arnhem, 21‑01‑2008
Uitspraak 21‑01‑2008
Mrs. M.J. Stolwerk, G. Mannoury, J.A.W. Lensing
Partij(en)
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Almelo van 18 juni 2007 in de strafzaak tegen
[…]
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 7 januari 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr K.K.B. Kögging, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd, zoals deze tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd, dat:
(zie voor de inhoud van de dagvaarding bijlage IIa en voor de inhoud van de wijziging van de tenlastelegging bijlage IIb)
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat het gluren van verdachte niet valt onder de delictsomschrijving van artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht, nu bij verdachte het oogmerk om aangeefster […] te dwingen iets te dulden en/of haar vrees aan te jagen, heeft ontbroken. Verdachte heeft hierbij aangevoerd dat hij slechts wilde toegeven aan zijn eigen drang. Op grond hiervan zou verdachte vrijgesproken moeten worden.
De verdachte heeft gedurende twee kortere tijdvakken binnen de bewezenverklaarde periode een zestal respectievelijk tiental keren van buiten in de — kennelijk slechts gedeeltelijk afgeschermde — woonkamer van mevrouw […] gegluurd om haar te observeren bij het (eventuele) vrijen met haar vriend. Verdachte heeft hiermee wederrechtelijk opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van mevrouw […] Met name gelet op de aard en de frequentie van verdachte's gedragingen is er sprake van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Aan een en ander doet niet af dat mevrouw […] zich niet bewust was van elke afzonderlijke keer dat verdachte in haar woonkamer gluurde. Dit is evenmin van belang bij de beantwoording van de vraag of bij verdachte sprake was van het oogmerk mevrouw […] te dwingen iets te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen. Uit de stelling van verdachte, dat hij zich juist verborgen hield omdat hij niet wilde dat zij van het begluren op de hoogte zou komen, kan het hof niet anders afleiden dat verdachte wist dat als noodzakelijk gevolg aan het heimelijk begluren van mevrouwde […] in haar woonkamer verbonden was dat voor haar ook geen gelegenheid bestond er iets tegen te ondernemen en zij aldus gedwongen werd het begluren te dulden, doordat hij haar geen keuze liet zijn gedrag al dan niet te aanvaarden, maar haar zonder haar toestemming (indringend) observeerde.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie voor de inhoud van de bewezenverklaring bijlage III)
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Belaging.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is in forse mate binnengedrongen in de persoonlijke levenssfeer van mevrouw […]. Het hof ziet in de omstandigheid dat mevrouw […] bij slechts enkele gelegenheden op de hoogte is gekomen van het begluren geen reden om een lagere straf op te leggen. Met name de heimelijke wijze waarop verdachte te werk is gegaan, maakt dat er sprake is van een ernstig strafbaar feit. Het hof ziet reden om een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen, teneinde verdachte ervan te weerhouden wederom een dergelijk feit te plegen.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten op grond dat verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat bij de uitvoering van de taakstraf 2 (twee) uren in mindering worden gebracht wegens de tijd door verdachte in verzekering doorgebracht, te weten totaal 1 (één) dag.
Aldus gewezen door
mr M.J. Stolwerk, voorzitter,
mr G. Mannoury en mr J.A.W. Lensing, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr N.D. ten Elshof, griffier,
en op 21 januari 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.