Rb. Rotterdam, 30-09-2021, nr. C/10/622426 / KG ZA 21-625
ECLI:NL:RBROT:2021:9534
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
30-09-2021
- Zaaknummer
C/10/622426 / KG ZA 21-625
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2021:9534, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 30‑09‑2021; (Kort geding)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHDHA:2022:336, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 30‑09‑2021
Inhoudsindicatie
KG. Uitleg van dictum in het tussen partijen gewezen arrest van het hof. Dient de man mee te werken aan verkoop van zijn aandeel in de woning aan de vrouw, ook al is de daarvoor gegeven termijn verstreken? Ja, gelet op doel en strekking van het arrest.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK ROTTERDAM
Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/622426 / KG ZA 21-625
Vonnis in kort geding van 30 september 2021
in de zaak van
[naam eiser] ,
wonende te [woonplaats eiser],
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. A. Patist te Maarssen,
tegen
[naam gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.G. Galama te Eemnes.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding van 2 augustus 2021, met producties 1 t/m 4;
- -
de 86 producties van de vrouw;
- -
de brief van de man van 13 september 2021, met producties 5 t/m 9;
- -
de brief van de vrouw van 13 september 2021, met een eis in reconventie;
- -
het e-mailbericht van de vrouw van 15 september 2021, met een toelichting op de 86 producties;
- -
het e-mailbericht van de vrouw van 16 september 2021, met een aanvullende productie;
- -
de mondelinge behandeling op 16 september 2021;
- -
de pleitnota van de man;
- -
de pleitnota van de vrouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Partijen zijn gehuwd op 11 mei 1994 onder het aangaan van huwelijkse voorwaarden.
2.2.
Partijen zijn gemeenschappelijk eigenaar, ieder voor de onverdeelde helft, van de woning gelegen aan de [adres] (hierna: de woning).
De man heeft de woning in september 2013 verlaten. De vrouw woont in de woning.
2.3.
Bij beschikking van 12 november 2014 heeft deze rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Die beschikking is op 13 januari 2015 ingeschreven in de openbare registers van de burgerlijke stand.
2.4.
Partijen hebben daarna meerdere procedures gevoerd in het kader van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, waaronder de echtelijke woning. Dat heeft onder meer geleid tot het arrest van 9 februari 2021 van het gerechtshof Den Haag. In dit arrest is, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“(…)
9. Naar het oordeel van het hof volgt uit de processtukken dat het kerngeschil tussen partijen vormt de vraag welke waarde van de woning in aanmerking moet worden genomen bij uitvoering van de verdeling van de voormalige echtelijke woning, die in het kader van de overeenkomst tussen partijen aan de vrouw is toegedeeld. (…)
19. Voor het hof is het uitgangspunt dat het huis te [adres] alsnog moet worden verdeeld. In appel vordert de man zijn vorderingen in eerste aanleg (…) alsnog toe te wijzen. (…) Uit de vordering in eerste aanleg begrijpt het hof dat de man er in beginsel geen bezwaar tegen heeft dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld tegen de vrije verkoopwaarde. Indien de vrouw de woning niet binnen een redelijke termijn gefinancierd krijgt, wenst de man dat de woning wordt verkocht.
20. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis van 26 juni 2019 de woning aan de vrouw toegedeeld tegen de vrije verkoopwaarde per 5 november 2014.
21. Het hof acht het anders dan de rechtbank, niet redelijk en billijk dat voor de waarde van de woning thans (nog) wordt uitgegaan van de peildatum 5 november 2014. (…)
25. Ter zitting bij het hof op 9 oktober 2020 heeft de vrouw verklaard dat zij de woning gefinancierd krijgt, ook als zou moeten worden uitgegaan van de actuele (hogere) waarde. Nu de man in beginsel geen bezwaar heeft tegen toedeling van de woning aan de vrouw zal het hof de vrouw nog een termijn van vijf maanden – na datum van dit arrest – geven te realiseren dat de woning aan haar wordt toegedeeld tegen de vrije verkoopwaarde per 26 juni 2019. De vrije verkoopwaarde dient te worden vastgesteld door een NVM-makelaar uit de omgeving waar de woning ligt. De man geeft aan de vrouw drie NVM-makelaars door en uit deze drie makelaars kiest de vrouw een makelaar die voor partijen bindend de vrije verkoopwaarde van de woning vaststelt. In het kader van de financiering van de woning dient de vrouw er voor zorg te dragen dat de man uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de bank wordt ontslagen. Indien de vrouw de woning niet gefinancierd krijgt dan dient de woning te worden verkocht, in dat geval geven partijen gezamenlijk opdracht aan de door de vrouw gekozen NVM-makelaar om de woning te verkopen tegen de vrije verkoopwaarde en volgt er een verdeling van de gerealiseerde overwaarde bij helfte. (…)
Beslissing
Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis van 26 juni 2019 tussen partijen gewezen met betrekking tot het dictum onder punt 5.l., 5.2. en 5.5. en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
- deelt de woning te [adres] toe aan de vrouw, onder de voorwaarden: a) dat uitgegaan dient te worden van de vrije verkoopwaarde per 26 juni 2019, b) dat de waarde bindend vastgesteld dient te worden door een NVMmakelaar uit de omgeving waar de woning ligt, dat de man een drietal NVMmakelaars aanwijst uit welke makelaars de vrouw er één kan kiezen, dat bij de taxatie de man en zijn advocaat aanwezig kunnen zijn, c) dat de vrouw 5 maanden na datum van dit arrest de gelegenheid krijgt om een financiering te verwerven met betrekking tot voormelde woning, dat in het kader van de nieuwe financiering de man met betrekking tot de oude financiering eveneens binnen 5 maanden na de datum van dit arrest uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid dient te worden ontslagen, (…) g) indien de vrouw niet binnen 5 maanden na datum van dit arrest de woning overneemt en zorgt voor ontslag van de man uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening dan dienen partijen over te gaan tot verkoop van de woning aan een derde waarbij de verkoopopdracht wordt verleend aan de makelaar die de taxatieopdracht heeft verkregen, h) de gerealiseerde verkoopopbrengst dient na aftrek van de taxatie- en verkoopkosten alsmede minus de hypothecaire geldlening per 5 november 2014 gelijk tussen partijen te worden verdeeld; (…)”
2.5.
Bij e-mail van 16 februari 2021 heeft de vrouw de man gesommeerd om binnen vijf dagen drie NVM-makelaars te benoemen. Bij e-mail van 1 maart 2021 heeft de man drie makelaars voorgedragen. De vrouw heeft daaruit [naam makelaar 1] (hierna: [naam makelaar 1]) aangewezen. Bij e-mail van 23 maart 2021 aan partijen heeft de makelaar van [naam makelaar 1] medegedeeld de opdracht terug te geven, omdat hij partijen heeft gesproken en de indruk krijgt dat er een bepaalde waarde en partijdigheid verwacht wordt. Vervolgens heeft de vrouw [naam makelaar 2] (hierna: [naam makelaar 2]) aangewezen. [naam makelaar 2] heeft op 1 april 2021 de woning geïnspecteerd en op 22 april 2021 het taxatierapport uitgebracht, waarin de marktwaarde van de woning is getaxeerd op een bedrag van € 588.000,-.
2.6.
Partijen hebben met [naam notaris] (hierna: de notaris) een afspraak gemaakt om de leveringsakte met betrekking tot het aandeel van de man in de woning op 9 juli 2021 te passeren. Die afspraak is niet doorgegaan, omdat de financiering van de vrouw niet rond was.
2.7.
Bij e-mail van 10 juli 2021 heeft de man aan de vrouw medegedeeld dat haar termijn van vijf maanden is geëindigd en dat de woning in de verkoop moet gaan.
2.8.
De notaris heeft voor het passeren van de leveringsakte een nieuwe afspraak ingepland op 23 juli 2021. De man heeft daar niet meer op gereageerd, waarna de notaris die afspraak heeft geannuleerd.
3. Het geschil in conventie
3.1.
De man vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1. primair te bepalen dat de man zal zijn gemachtigd om ex artikel 3:174 lid 1 BW de gemeenschappelijke woning te [adres] te gelde te maken, waarbij de man gerechtigd is om bij uitsluiting van de vrouw een opdracht tot verkoop te verstrekken aan een makelaar van het kantoor [naam makelaar 2] of enigerlei makelaar van zijn keuze (voor het geval die makelaar afhaakt, al dan niet door toedoen van de vrouw) en voorts te bepalen dat het uit hoofde van 3:174 lid 1 BW aan de man is om te beslissen over de te hanteren vraag- en laatprijs en de termijn van oplevering c.q. notariële overdracht, alsmede de overige inhoud en details van de verkoopovereenkomst, met de bepaling dat het te wijzen vonnis in de plaats komt van de medewerking en/of (rechts-)handeling die noodzakelijk is ter zake van een notariële levering aan de kopers en/of enige andere (rechts-)handeling ter uitvoering van een verkoop en levering zoals bedoeld in het arrest van het hof Den Haag d.d. 9 februari 2021, waarbij elk van partijen dus de helft van de verkoopopbrengst toekomt, na aftrek van de verkoopkosten en de hypothecaire restschuld zoals die bestond op 5 november 2014, met de uitdrukkelijke bepaling dat een eventuele achterstand in de hypotheekbetaling geheel ten laste komen van het aandeel van de vrouw in de overwaarde, althans een voorziening zoals de voorzieningenrechter in goede justitie juist acht;
2. subsidiair, voor zover de voorzieningenrechter voornoemde voorziening zou afwijzen:
a. a) de vrouw te bevelen om haar onvoorwaardelijke medewerklng te verlenen aan een verkoop van de voormalige echtelijke woning te [adres], waaronder in elk geval dient te worden verstaan:
- het door de vrouw onmiddellijk na het te wijzen vonnis mede ondertekenen van een verkoopopdracht aan [naam makelaar 2], althans aan een door de voorzieningenrechter aan te wijzen makelaar, waarbij de vrouw zich dient te conformeren aan de door de makelaar te adviseren vraag- en laatprijs en overige adviezen ter zake van de voorwaarden tot verkoop van de woning, waaronder die bijvoorbeeld, doch niet uitsluitend het verlagen van de vraagprijs, de termijn van oplevering;
- het door de vrouw onvoorwaardelijk en ongehinderd toegang verschaffen aan de makelaar en geïnteresseerden/potentiële kopers bij bezichtigingen, met de bepaling dat de vrouw de woning binnen een week na het te wijzen vonnis klaar voor verkoop dient op te leveren, mede ten behoeve van het maken van foto's, alsook met de bepaling dat de vrouw de woning schoon dient te maken en/of schoon en opgeruimd dient te houden voor de duur dat de woning te koop staat en nog niet opgeleverd zal zijn;
- het aan de vrouw verbieden van handelingen en/of nalaten van handelingen die een verkoop tegenwerken;
- het door de vrouw zich voegen naar overige adviezen van de verkopend makelaar, voor zover partijen van mening verschillen;
voor zover de vrouw in gebreke blijft te voldoen aan voornoemde geboden te bepalen dat de vrouw aan de man een dwangsom dient te voldoen van € 2.500,- per dag of gedeelte van een dag voor elk afzonderlijke overtreding van enig gebod, één en ander ter beoordeling aan de verkopend makelaar en voor het geval de vrouw nalatig blijft om medewerking te verlenen;
b) de vrouw te gebieden, voor het geval zij weigert haar medewerking te verlenen aan de totstandkoming van de (schriftelijke) koopovereenkomst en/of de daarna plaats te vinden levering van de woning aan de koper(s), de daartoe strekkende koopovereenkomst en alle overige voor deze verkoop noodzakelijke stukken te ondertekenen en op de alsdan te bepalen datum van overdracht van de woning aan de koper(s), medewerking te verlenen aan de notariële levering van de woning aan deze koper(s), een en ander op straffe van een dwangsom van € 2.500,- per dag of gedeelte van een dag dat de vrouw daarmee in gebreke blijft en voorts;
c) te bepalen dat voor het geval de vrouw – ondanks de te verbeuren dwangsommen – nalatig blijft om haar medewerking te verlenen aan het sub b te verlenen, dat het te wijzen vonnis alsdan na 7 dagen dezelfde kracht heeft als een wettige vorm opgemaakte akte van degene die tot een rechtshandeling is gehouden, alsmede te bepalen dat het te wijzen vonnis in de plaats komt van de akte of een deel ervan die het aangaan van de koopovereenkomst en/of overdracht mogelijk maken;
3. zowel primair als subsidiair de vrouw te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2.
De vrouw voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in reconventie
4.1.
De vrouw vordert dat de man wordt veroordeeld uitvoering te geven aan het arrest van 9 februari 2021, in de eerste zin van het dictum (“deelt de woning…toe aan de vrouw”), door zijn medewerking te verlenen aan de akte van verdeling waarin deze woning op naam van de vrouw wordt gesteld, en te bepalen dat, voor zover de man niet binnen vijf dagen na betekening van het te wijzen vonnis daartoe is overgegaan, dit vonnis in de plaats treedt van de handtekening van de man, kosten rechtens.
4.2.
De man voert verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1.
De man legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de vrouw niet binnen de door het hof aan haar verleende termijn van vijf maanden de woning van hem heeft overgenomen, zodat zij, conform het dictum van het arrest van 9 februari 2021 onder g., medewerking dient te verlenen aan de verkoop van de woning aan derden. Nu de vrouw weigert haar medewerking daaraan te verlenen, heeft de man belang bij een machtiging ex artikel 3:174 lid 1 BW om de woning te gelde te maken.
5.2.
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de man misbruik maakt van zijn recht door zich te beroepen op een strikte uitleg van de bewoordingen in het arrest. Een redelijke interpretatie van de tekst van het arrest brengt met zich dat aan de veroordeling onder c. is voldaan zodra vaststaat dat de vrouw de man kan en zal vrijwaren en de man uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid kan en zal worden ontslagen. De vrouw heeft de inspanning en zorgvuldigheid betracht die redelijkerwijs nodig is om aan de veroordeling te kunnen voldoen. Gelet daarop en het feit dat de vertraging mede is veroorzaakt door de man en door oorzaken die buiten de macht van partijen liggen, is de strikte uitleg die door de man wordt gehanteerd onredelijk.
5.3.
Aldus verschillen partijen van mening over de uitleg van de veroordeling in het dictum onder c. en g. van het arrest van 9 februari 2021.
Vooropgesteld wordt dat de veroordeling moet worden uitgelegd in het licht van en met inachtneming van de overwegingen die tot die beslissing hebben geleid (HR 4 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:369). Daarbij kan betekenis toekomen aan hetgeen in de gedingstukken is aangevoerd over het geschilpunt waarop de overwegingen en de beslissing betrekking hebben (HR 2 december 2012 ECLI:NL:HR:2011:BT1852). Bij de uitleg dienen verder het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te worden genomen, in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel (HR 20 mei 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1367; HR 23 februari 2007 ECLI:NL:HR:2007:AZ3085).
Ten slotte kunnen ook de maatstaven van redelijkheid en billijkheid van belang zijn (HR 20 mei 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1367).
5.4.
Uit randnummer 9. van het arrest volgt dat het kerngeschil tussen partijen in die zaak was toegespitst op de vraag welke waarde van de woning in aanmerking moest worden genomen bij de verdeling van de woning. Het hof heeft geoordeeld dat het niet redelijk en billijk is om op dat punt nog steeds uit te gaan van 5 november 2014 als peildatum en heeft vervolgens 26 juni 2019 als nieuwe peildatum voor de vaststelling van de waarde van de woning bepaald. Omdat de man er geen bezwaar tegen had dat de woning aan de vrouw werd toegedeeld en de vrouw te kennen gaf de overname van de woning te kunnen financieren, heeft het hof de woning aan de vrouw toegedeeld en haar in de gelegenheid gesteld de woning van de man over te nemen. Doel en strekking van de veroordeling is derhalve dat partijen zorgdragen voor toedeling van de woning aan de vrouw. Het hof heeft niet nader gemotiveerd waarom zij heeft gekozen voor een termijn van vijf maanden, maar het komt de voorzieningenrechter voor dat deze termijn is gegeven als stok achter de deur en niet als vervaltermijn. Het gaat erom dat beide partijen zich voldoende dienen in te spannen om dat doel te bereiken, waarbij het hof vijf maanden als redelijke termijn heeft geacht. Of en in hoeverre de vrouw strikt gehouden kan worden aan die termijn, is afhankelijk van de mate waarin met name de vrouw, maar ook de man, hebben voldaan aan hun inspanningsverplichtingen.
5.5.
Vast staat dat de vrouw op 23 juli 2021 de woning van de man had kunnen overnemen en dat zij daarmee de termijn van vijf maanden niet heeft gehaald. Daar staat tegenover dat de vrouw – met de overlegging van de door haar gevoerde correspondentie met de makelaars, de notaris, de bank en de hypotheekadviseur – genoegzaam heeft onderbouwd dat zij zich voldoende heeft ingespannen om de woning te laten taxeren en de financiering voor de overname te regelen. Uit de door haar overgelegde stukken kan worden afgeleid dat zij bij het bewerkstelligen van de overname vertraging heeft ondervonden, die het gevolg is van meerdere factoren. Zo heeft de man drie weken na het arrest drie makelaars voorgedragen. De taxatie liep vertraging op doordat de eerste makelaar zich terugtrok en de tweede makelaar eerst na aandringen van de man alsnog met een taxatierapport kwam. Of die vertraging te wijten was aan de vrouw, zoals door de man gesteld, kan in het midden worden gelaten. Uit de correspondentie blijkt in ieder geval niet dat de vrouw met haar handelwijze het opstellen van het taxatierapport bewust heeft willen frustreren. Ten slotte heeft de behandeling van haar financieringsaanvraag bij de bank ook langer dan gemiddeld geduurd, enerzijds door een technisch probleem bij de bank en anderzijds doordat de wachttijden voor hypotheekaanvragen bij geldverstrekkers in het algemeen zijn opgelopen vanwege de toename in het aantal hypotheekaanvragen. Nu de vrouw blijk heeft gegeven voldoende inspanningen te hebben verricht om de financiering te bewerkstelligen en de opgelopen vertraging mede is veroorzaakt door de man en door factoren waar de vrouw geen althans weinig invloed op heeft, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de overschrijding van de termijn met twee weken niet rechtvaardigt dat de kans van de vrouw op overname van de woning is verkeken. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat het steeds de bedoeling van partijen is geweest de woning aan de vrouw toe te delen. Aannemelijk is dat de levering binnen twee weken geregeld kan zijn. De vrouw heeft onderbouwd gesteld dat alle documenten bij de notaris klaar liggen om te worden gepasseerd. Onder die omstandigheden is een strikte uitleg van de termijn van vijf maanden zoals de man dat voorstaat, niet redelijk.
5.6.
De gevorderde machtiging tot het te gelde maken van de woning ex artikel 3:174 lid 1 BW is bedoeld voor de situatie dat de wederpartij niet voldoende meewerkt aan de verkoop van de woning. Dat is hier zoals gezegd niet het geval. Daarmee ontbreekt de gewichtige reden voor het verlenen van die machtiging.
5.7.
Uit het voorgaande vloeit voort dat de vrouw alsnog door de man in de gelegenheid moet worden gesteld om de overname van de woning te bewerkstelligen. De vorderingen van de man worden daarom afgewezen.
5.8.
Nu partijen voorheen in een affectieve relatie tot elkaar stonden, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beoordeling in reconventie
6.1.
Het verweer van de man dat de vrouw niet-ontvankelijk is in haar eis in reconventie wordt verworpen. De vrouw heeft conform artikel 7.2 van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie de eis in reconventie tijdig ingediend. In die eis is geformuleerd dat de vrouw uitvoering van het arrest van 9 februari 2021 vordert. Daarmee is de grondslag van de vordering duidelijk. Onvoldoende gebleken is dat de man door de eis in reconventie is geschaad in zijn mogelijkheden tot het voeren van behoorlijk verweer. De vrouw wordt dan ook ontvangen in de eis in reconventie.
6.2.
De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij binnen twee weken na het vonnis de woning van de man kan overnemen, ervan uitgaande dat de notaris in staat is daarvoor de afspraak in te plannen. Uit de overwegingen in conventie volgt dat van de man mag worden verlangd medewerking te verlenen aan het passeren van de benodigde aktes bij de notaris in het kader van de levering van de onverdeelde helft van de woning door de man aan de vrouw en het ontslag van de man uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid. De man wordt veroordeeld om, binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, medewerking te verlenen aan het passeren van de akte van verdeling waarin de woning op naam van de vrouw wordt gesteld. Indien hij niet aan die veroordeling voldoet, zal dit vonnis zo nodig in de plaats treden van de wilsverklaring, medewerking en/of handtekening van de man daartoe.
6.3.
De proceskosten worden in reconventie eveneens gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
7. De beslissing
De voorzieningenrechter:
in conventie
7.1.
wijst de vorderingen af;
7.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
in reconventie
7.3.
veroordeelt de man om, binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis, medewerking te verlenen aan het passeren van de akte van verdeling, waarin de woning op naam van de vrouw wordt gesteld;
7.4.
bepaalt dat, indien de man niet voldoet aan de in 7.3. uitgesproken veroordeling, dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van de wilsverklaring, medewerking en/of handtekening van de man daartoe;
7.5.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.6.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
7.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2021.
2091 / 1573