BR 2000, p. 926
ABRvS, 01-05-2000, nr. H01981848
ABRvS 01-05-2000, ECLI:NL:RVS:2000:AA5800
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
1 mei 2000
- Magistraten
W.M.G. Eekhof-de Vries, C. de Gooijer, C.A. Terwee-van Hilten
- Zaaknummer
H01981848
- LJN
AA5800
- JCDI
JCDI:ADS250912:1
- Vakgebied(en)
Bouwrecht (V)
Ruimtelijk bestuursrecht / Procedure bestemmingsplan
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2000:AA5800, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 01‑05‑2000
Essentie
Uitspraak in hoger beroep. Artt. 37, 42 Wet op de Raad van State, art. 19 WRO, art. 6:22, 8:72 lid 3, 8:75, 10:3 lid 1 Awb. Beleid is niet kennelijk onredelijk te achten. Motiveringsgebrek kan niet worden gepasseerd met toepassing van art. 6:22 Awb. In stand blijven rechtsgevolgen. Gelet op de aard van de bevoegdheid tot het verlenen van een verklaring van geen bezwaar moet mandaatverlening in beginsel ongeoorloofd worden geacht, ongeacht of tegen de voorgenomen toepassing van art. 19 WRO bedenkingen zijn ingediend. Slechts in gevallen waarin sprake is van een niet ingrijpende inbreuk op de bestaande planologische ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.