2.5.2 Overgang van vermogen

Een ander belangrijk kenmerk en rechtsgevolg van splitsing in de zin van de Zesde richtlijn is dat het gehele vermogen van de gesplitste vennootschap, zowel de rechten als verplichtingen, overgaat op de verkrijgende vennootschappen. De Zesde richtlijn benadrukt dat deze vermogensovergang niet alleen geldt tussen de gespritste vennootschap en de verkrijgende vennootschappen, maar ook ten opzichte van derden (artikel 17 lid 1 sub a Zesde richtlijn). Onder deze derden kunnen bijvoorbeeld schuldeisers begrepen worden.

In tegenstelling tot artikel 19 lid 1 Derde richtlijn bepaalt artikel 17 lid 1 sub a Zesde richtlijn niet dat er sprake is van een overgang onder algemene titel. Niettemin is een dergelijke overgang onder algemene titel wel bedoeld.

Naast dat de Zesde richtlijn dwingend voorschrijft dat de splitsing van rechtswege een overgang van rechten en verplichtingen tot gevolg heeft van de gesplitste vennootschap op de verkrijgende vennootschappen, bepaalt de Zesde richtlijn tevens dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de wetgevingen van de lidstaten die ‘bijzondere formaliteiten voorschrijven om de overgang van bepaalde door de splitsing aangebrachte goederen, rechten en verplichtingen aan derden te kunnen tegenwerpen’ (artikel 17 lid 3 Zesde richtlijn). Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de mogelijke verplichtingen die lidstaten kunnen opleggen bij de overgang van vorderingen of verplichtingen ten aanzien van inschrijving van de overgang in openbare registers. De Zesde richtlijn bepaalt dwingend dat de verkrijgende vennootschappen zelf deze formaliteiten kunnen verrichten, maar dat lidstaten ook mogen bepalen dat de gesplitste vennootschap zelf de formaliteiten mag verrichten gedurende een termijn van maximaal zes maanden na de datum waarop de splitsing van kracht wordt (artikel 17 lid 3 Zesde richtlijn).